Artikel 10. Vrijheid van meningsuiting
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio- omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.
2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio- omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.
Dit artikelonderdeel stelt vast dat een ieder (elke persoon) recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om een mening te koesteren (een mening te hebben) en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken (informatie of ideeën te krijgen of te delen). Dit moet kunnen zonder inmenging van enig openbaar gezag (zonder dat de overheid zich ermee bemoeit) en ongeacht grenzen. Verder belet dit artikel Staten niet (houdt dit artikel Staten niet tegen) om radio- omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen (een vergunningsstelsel op te leggen aan deze mediaorganisaties).
2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
- in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid,
- het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten,
- de bescherming van de gezondheid of de goede zeden,
- de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen,
- om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen, of
- om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2012:BW9230
ECLI:NL:HR:2008:BB3210
ECLI:NL:HR:2014:3583
ECLI:NL:HR:2018:541 - Hoge Raad: 'Racist' in politiek debat niet per se onnodig grievend
De Hoge Raad oordeelt dat de kwalificatie 'racist' in de context van een politiek debat niet zonder meer een 'onnodig grievende' belediging is. Een veroordeling vereist een nadere motivering die rekening houdt met de ruime vrijheid van meningsuiting van politici.
ECLI:NL:HR:2007:AZ3085
ECLI:NL:HR:2022:126 - Demonstratierecht versus Lokaalvredebreuk: Schuldigverklaring Zonder Straf Toegestaan
Een veroordeling voor lokaalvredebreuk tijdens een demonstratie schendt de artikelen 10 en 11 EVRM niet, mits de beperking gerechtvaardigd is, een redelijk alternatief is geboden en de sanctie (schuldigverklaring zonder straf) proportioneel is en een ‘chilling effect’ voorkomt.
ECLI:NL:HR:2017:569 - Rabobank: Naamvermelding medewerkers in kritisch boek onvoldoende gemotiveerd
De Hoge Raad oordeelt dat een journalistieke verteltechniek op zichzelf onvoldoende is om de inbreuk op de privacy van niet-publieke medewerkers door naamvermelding te rechtvaardigen. Het algemeen belang van de publicatie strekt niet automatisch uit tot het noemen van hun namen.