Arrest inhoud

20 november 2009

Eerste Kamer

08/00170

EV/SV

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiser],

wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

advocaat: aanvankelijk mr. M. Haentjens, thans mr. R.A.A. Duk.

t e g e n

Justus WERLE, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Rekos Ventilatie Noord-Nederland B.V.,

wonende te Beetsterzwaag, (mede) kantoorhoudende te Leeuwarden,

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de curator.

1. Het geding in feitelijke instanties

De curator heeft bij exploot van 23 april 2003 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Utrecht en, voor zover in cassatie van belang gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen primair tot betaling ingevolge art. 2:248 BW van het tekort in het faillissement van Rekos Ventilatie Noord-Nederland B.V. (hierna: Rekos Noord) en subsidiair tot vergoeding van schade die de curator danwel de crediteuren in het faillissement van Rekos Noord hebben geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [eiser].

[Eiser] heeft de vorderingen bestreden en een vordering in reconventie ingesteld welke in cassatie niet van belang is.

De rechtbank heeft, na een tussenvonnis van 19 mei 2004 en getuigenverhoren, bij vonnis van 30 november 2005 de primaire vordering afgewezen en [eiser] veroordeeld aan de curator te vergoeden de door de gezamenlijke crediteuren als gevolg van het onrechtmatig handelen van [eiser] geleden schade van € 12.769,77.

Tegen beide vonnissen heeft de curator hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Eiser] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

Bij arrest van 20 september 2007 heeft het hof de vonnissen waarvan beroep, het vonnis van 30 november voor zover in conventie gewezen, vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, [eiser] veroordeeld tot betaling aan de curator van het tekort in het faillissement van Rekos Noord, op te maken bij staat.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Tegen de curator is verstek verleend.

De zaak is voor [eiser] toegelicht zijn advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.

De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 2 oktober 2009 op die conclusie gereageerd.

Blijkens een op 5 oktober 2009 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen brief van mr. K. van de Peppel, advocaat te Nieuwegein, is [eiser] bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 18 augustus 2009 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. Van de Peppel tot curator. Op dat tijdstip waren de stukken van het geding in cassatie reeds aan de Hoge Raad overgelegd tot het geven van een beslissing, zodat, anders dan mr. Van de Peppel in zijn brief meent, het bepaalde in art. 30 lid 1 F. meebrengt dat art. 29 F. niet toepasselijk is en het geding in cassatie bijgevolg niet is geschorst.

3. Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 november 2009.