ECLI:NL:GHSHE:2025:2117 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 30 juli 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer, optredende, en hierna aangeduid, als ‘geheimhoudingskamer’
Nummers: 23/370, 23/372, 23/374 tot en met 23/384 en 23/398-GHK
Tussenuitspraak op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van
**[belanghebbende 1] ,**domicilie kiezend ten kantore van haar gemachtigde [gemachtigde] in [plaats 1] , (nummer 23/370); **[belanghebbende 2] ,**domicilie kiezend ten kantore van zijn gemachtigde [gemachtigde] in [plaats 1] , (nummer 23/372); [belanghebbende 3] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , (nummers 23/374 tot en met 23/384); [belanghebbende 4] , statutair gevestigd te [plaats 2] , domicilie kiezend ten kantore van zijn gemachtigde [gemachtigde] in [plaats 1] , (nummer 23/398); hierna: belanghebbenden,
tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 15 februari 2023, nummers BRE 19/5998, BRE 19/6000, BRE 19/1751, BRE 19/1753 tot en met BRE 19/1762 en BRE 20/7270, in het geding tussen
belanghebbenden
en
de inspecteur van de Belastingdienst, hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan [belanghebbende 1] is een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 opgelegd. Gelijktijdig met deze aanslag heeft de inspecteur belastingrente in rekening gebracht. [belanghebbende 1] heeft bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar is het bezwaar ongegrond verklaard.
1.2. Aan [belanghebbende 2] is een aanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Gelijktijdig met deze aanslag heeft de inspecteur belastingrente in rekening gebracht. [belanghebbende 2] heeft bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar is het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Aan [belanghebbende 3] B.V. zijn navorderingaanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2005 tot en met 2015 opgelegd. Gelijktijdig met deze navorderingsaanslagen heeft de inspecteur heffingsrente dan wel belastingrente in rekening gebracht. [belanghebbende 3] B.V. heeft bezwaar gemaakt. Bij uitspraken op bezwaar zijn de bezwaren gegrond verklaard.
1.4. Aan [belanghebbende 4] is met betrekking tot de aanslagen vennootschapsbelasting en omzetbelasting over de jaren 2012 tot en met 2016 een informatiebeschikking gegeven. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de informatiebeschikking gedeeltelijk herzien.
1.5. Belanghebbenden hebben beroepen ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft alle beroepen ongegrond verklaard, behalve het beroep tegen de informatiebeschikking die is opgelegd aan [belanghebbende 4] , dat beroep is gegrond.
1.6. Belanghebbenden hebben hoger beroep ingesteld bij het hof.
1.7. De geheimhoudingskamer heeft op 18 december 2024 een tussenuitspraak gedaan in de zaak met de nummers 23/372 en 23/373 GHK.
1.8. De inspecteur heeft bij brief van 8 april 2025, gericht aan het hof, wederom een verzoek om beperkte kennisneming/geheimhouding gedaan. Het verzoek ziet op delen van de volgende stukken:
-
ontvangen informatie van de Sociale Verzekeringsbank;
-
inlichtingenverzoek aan de fiscale autoriteiten van Duitsland ten name van [belanghebbende 1] ;
-
inlichtingenverzoek aan de fiscale autoriteiten van Duitsland ten name van [belanghebbende 2] ;
-
informatie verzoek aan de fiscale autoriteiten van de Filipijnen ten name van [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] B.V.;
-
verzoek artikel 55 AWR aan het UWV ten name van [belanghebbende 2] .
De geschoonde versie van de stukken is in de dossiers geplaatst en (daarmee) aan belanghebbenden verstrekt.
1.9. In deze stukken zijn namen en gegevens van betrokken ambtenaren geschoond.
1.10. Het hof heeft, gelet op het voorgaande, de onderhavige zaken in handen gesteld van de geheimhoudingskamer. De geheimhoudingskamer heeft bij brief van 15 mei 2025 de inspecteur verzocht om de ongeschoonde versie van de stukken te doen toekomen.
1.11. De inspecteur heeft van de onder 1.8 hiervoor genoemde stukken een ongeschoonde versie aan de geheimhoudingskamer van het hof doen toekomen. In de begeleidende brief heeft de inspecteur een beroep gedaan op de privacy van de betrokken ambtenaren en in het geval dat het gaat over de buitenlandse ambtenaren op het belang van goede verdragsrelaties. Voorkomen moet worden dat belanghebbenden zich rechtstreeks tot de betrokken ambtenaren kan wenden, aldus de inspecteur. Verder acht de inspecteur de geschoonde gegevens niet van belang voor de geschilbeslechting.
1.12. De geheimhoudingskamer heeft bij brief van 3 juni 2025 aan belanghebbenden een reactie gevraagd op het geheimhoudingsverzoek van de inspecteur. Ook heeft de geheimhoudingskamer gevraagd of belanghebbenden toestemming geven voor beperkte kennisneming.
1.13. Belanghebbenden hebben bij brief van 12 juni 2025 gereageerd op het verzoek om beperkte kennisneming/geheimhouding van de inspecteur. Belanghebbenden hebben geconcludeerd dat er geen gewichtige redenen zijn voor het geheimhouden van (delen van) de stukken en dat de inspecteur zijn verzoek daartoe onvoldoende heeft gemotiveerd. Belanghebbenden achten zich in hun procesbelang geschaad, nu zij geen (ongeschoonde) versie van de stukken hebben ontvangen. Belanghebbenden geven geen toestemming voor beperkte kennisneming (artikel 8:29, lid 5, Awb).
1.14. De door partijen ingediende stukken zijn in afschrift aan de wederpartij verstrekt. Dit geldt niet voor de aan de geheimhoudingskamer (in een gesloten envelop) gerichte (ongeschoonde) stukken, waarvan om geheimhouding is verzocht. Van deze stukken is uitsluitend de door de inspecteur overgelegde geschoonde versie aan belanghebbenden verstrekt.
2 Verzoek
2.1. De geheimhoudingskamer zal beoordelen of sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 Awb, die rechtvaardigen dat de inspecteur weigert de ongeschoonde versie van die stukken aan belanghebbenden te overleggen.
3 Beoordeling van het verzoek
Algemeen juridisch kader
3.1. De geheimhoudingskamer stelt voorop dat de inspecteur op grond van artikel 8:42, lid 1, Awb is gehouden de op de zaak betrekking hebbende stukken aan het hof te zenden. Dit artikel strekt ertoe dat de gegevens die van belang zijn voor de beoordeling van het in beroep bestreden besluit aan de rechter - en belanghebbenden - beschikbaar worden gesteld. Deze verplichting heeft ten doel te waarborgen dat een geschil over een door de inspecteur genomen besluit wordt beslecht op basis van alle relevante feitelijke gegevens die aan hem ter beschikking staan, zodat belanghebbenden zich daarover kunnen uitlaten en de rechter daarmee bij zijn beoordeling rekening kan houden.
3.2. De omstandigheid dat een stuk behoort tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 Awb, brengt in beginsel met zich dat het in zijn geheel en ongeschoond dient te worden overgelegd.
3.3. In artikel 8:29, lid 5, Awb is bepaald, dat beperkte kennisneming alleen is toegestaan met toestemming van belanghebbenden.
3.4. Belanghebbenden hebben deze toestemming niet verleend, zodat het verzoek van de inspecteur moet worden opgevat als een verzoek om toepassing van geheimhouding.
3.5. Beslissend bij de vraag of de inspecteur zich terecht op deze geheimhouding beroept is niet of op de zaak betrekking hebbende stukken of onleesbaar gemaakte delen daarvan en/of bekendmaking van de identiteit van personen, voor de verdediging van de standpunten van belanghebbenden noodzakelijk of essentieel zijn en ook niet of kennisneming door belanghebbenden voor de verdediging van zijn standpunt van belang zou kunnen zijn.
3.6. De geheimhoudingskamer wijst er nog op dat als de belangenafweging ertoe leidt dat bepaalde gegevens voor belanghebbenden geheim dienen te blijven, hieruit voortvloeiende problemen voor belanghebbenden in de procedure bij de hoofdkamer moeten worden gecompenseerd. Dit kan bijvoorbeeld tot uitdrukking komen in de bewijslastverdeling.
3.7. De belangenafweging moet plaatsvinden in de concrete aan de geheimhoudingskamer voorgelegde zaak en na kennisneming door de geheimhoudingskamer, die de afweging moet maken, van het gehele dossier.
Beoordeling van het verzoek
Beoordeling geheimhouding: de aangevoerde gewichtige redenen
3.8. Van de geheimhoudingsstukken is aan belanghebbenden een geschoonde versie verstrekt waarin de namen, e-mailadressen en telefoonnummers van de betrokken ambtenaren zijn geschoond.
Bescherming privacygevoelige gegevens van ambtenaren
3.9. De inspecteur heeft als gewichtige reden voor geheimhouding aangevoerd dat de privacy van de betrokken ambtenaren moet worden beschermd.
3.10. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang bij bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de ambtenaren aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van belanghebbenden bij kennisneming van deze gegevens. De kenbaarheid van deze gegevens is ook niet direct van belang voor de beslissing in de hoofdzaak. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat voor deze gegevens sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen. Hierbij heeft de geheimhoudingskamer in aanmerking genomen dat duidelijk is op welke plek in de stukken de namen en overige persoonlijke gegevens van de desbetreffende ambtenaren zijn geschoond, zodat belanghebbenden er niet in worden gehinderd bij de behandeling van de hoofdzaak alsnog gericht hun (processuele) standpunten te bepalen. De namen van de ambtenaren zijn door hun unieke nummeraanduiding individualiseerbaar en deze ambtenaren zouden alsnog als te horen personen door belanghebbenden kunnen worden aangewezen. Ook kan daarmee alsnog worden gecontroleerd wie welke informatie heeft verstrekt, of diegene daartoe bevoegd was en of de verstrekte informatie betrouwbaar is.
3.11. De geheimhouding van namen en gegevens van de betrokken ambtenaren is dus gerechtvaardigd. De passages waarin is geschoond mogen daarom geheim blijven voor belanghebbenden en ook voor de hoofdkamer, die de zaken inhoudelijk behandelt.
Slot
3.12. Uit dat wat hiervoor is overwogen, volgt dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van de geschoonde passages is gerechtvaardigd.
4 Beslissing
De geheimhoudingskamer:
-
verstaat dat de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding van delen van het aan geheimhoudingskamer overgelegde inlichtingenverzoek gerechtvaardigd is;
-
verwijst de zaak naar de hoofdkamer en stelt het procesdossier, met uitzondering van de aan de geheimhoudingskamer overgelegde ongeschoonde stukken, daaraan ter beschikking.
De tussenuitspraak is gedaan door M.J.C. Pieterse, raadsheer, in tegenwoordigheid van E.A.D. Dockx, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025 en een afschrift van de tussenuitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst.
De griffier, De raadsheer,
E.A.D. Dockx M.J.C. Pieterse
Rechtsmiddel
Tegen tussenbeslissingen stelt de wet geen afzonderlijk, tussentijds beroep in cassatie dan wel een ander rechtsmiddel open. Tegen dergelijke beslissingen van de rechtbank of het gerechtshof kan slechts worden opgekomen tegelijkertijd met het hoger beroep respectievelijk het beroep in cassatie tegen de einduitspraak, zijnde de uitspraak waarbij het geding wordt afgedaan.
Vergelijk Hoge Raad 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:672.
Zie de arresten van 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA3823 en ECLI:NL:HR:2008:BB5868, van 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1129 en van 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:874.
Vergelijk Hoge Raad 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:672, r.o. 3.4.2 onder i.
Vergelijk Hoge Raad 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:672, r.o. 3.4.2 onder iv.
Vergelijk Hoge Raad 23 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1182, r.o. 3.3.3.
Vergelijk Hoge Raad 14 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB3489.