Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:4334 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 15 juli 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:433415 juli 2025

Arrest inhoud

locatie Arnhem

zaaknummer gerechtshof: 200.336.499 (zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 413744)

arrest van 15 juli 2025

in de zaak van

Ro-Home Houtbouw B.V. die is gevestigd in Apeldoorn hoger beroep heeft ingesteld bij de rechtbank optrad als eiseres en hierna Ro-Home wordt genoemd, advocaat: mr. M. Mos,

tegen

[geïntimeerde] die woont in [woonplaats1] ook hoger beroep heeft ingesteld bij de rechtbank optrad als gedaagde en hierna [de opdrachtgever] wordt genoemd, advocaat: mr. T.B. van Dreumel.

1 Het verloop van de procedure

In het procesdossier liggen de volgende stukken:

Op de mondelinge behandeling heeft het hof bepaald dat het een arrest zal wijzen. Dat is dit arrest.

2 Kern van de zaak en de beslissing

De aannemer Ro-Home en de particulier [de opdrachtgever] zijn met elkaar overeengekomen dat RoHome tegen betaling van € 369.000 een woning zou bouwen op de kavel van [de opdrachtgever] . [de opdrachtgever] heeft de overeenkomst opgezegd nog voordat Ro-Home op die kavel was begon-nen met de uitvoering. Partijen zijn het oneens op welk bedrag Ro-Home aanspraak kan maken. De rechtbank heeft in het eindvonnis een gedeelte van de vorderingen van Ro-Home toegewezen en een gedeelte afgewezen. Het hof bespreekt hieronder de bezwaren (grieven) die partijen tegen dat vonnis hebben aangevoerd en geeft voor een deel eindoordelen, maar kan de afrekening nog niet opmaken omdat het partijen in de gelegenheid stelt tot bewijslevering met betrekking tot twee discussieonderwerpen. Hieronder licht het hof deze uitkomst toe.

3 Het oordeel van het hof

3.1 In hoger beroep is over het volgende geen discussie, zodat dit het uitgangspunt is van de beoordeling van de vorderingen door het hof.

de beslissing van de rechtbank in het kort

3.2 De rechtbank heeft [de opdrachtgever] bij eindvonnis veroordeeld om aan Ro-Home € 37.385 te betalen, verhoogd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 juni 2023. Dit bedrag is berekend door toepassing van artikel 7:764 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW): het is de aanneemsom, verminderd met de besparingen die het gevolg zijn van de opzegging. Ro-Home heeft volgens het eindvonnis niet voldoende uiteengezet welke kosten zij voor het bouwproject heeft gemaakt en/of nog moet maken. Hierdoor is niet inzichtelijk geworden welke besparingen zij heeft gerealiseerd doordat de overeenkomst voortijdig is beëindigd. De rechtbank heeft de proceskosten over partijen verdeeld. het hoger beroep

3.3 Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld. Met haar hoger beroep (het principaal hoger beroep) wil Ro-Home bereiken dat het hof [de opdrachtgever] veroordeelt om haar € 247.857,72 te betalen, naast opslagkosten en rente, en hem veroordeelt om bouwmaterialen in ontvangst te nemen tegen betaling van transportkosten. [de opdrachtgever] wil met zijn hoger beroep (het incidenteel hoger beroep) bereiken dat de vorderingen van Ro-Home alsnog in hun geheel worden afgewezen en dat Ro-Home wordt veroordeeld om hem terug te betalen wat hij haar uit hoofde van het vonnis van de rechtbank heeft betaald. Beide partijen willen ook dat het hof beslissingen neemt over proceskosten. de overeenkomst is op 1 juni 2022 beëindigd

3.4 Partijen zijn het erover eens dat [de opdrachtgever] de overeenkomst heeft opgezegd. In hoger beroep discussiëren partijen over de datum van die opzegging. Het hof bepaalt die datum op 1 juni 2022, dat is de dag waarop Ro-Home de hierboven onder 3.1 sub c. bedoelde e-mailberichten van [de opdrachtgever] heeft ontvangen. Ro-Home voert in deze procedure aan dat [de opdrachtgever] met die berichten kennelijk de overeenkomst niet wilde opzeggen, maar slechts over de aanneemsom wilde onderhandelen. In een mailbericht dat de firma Ecowood op 15 juni 2022 aan Ro-Home heeft gestuurd en dat volgens Ro-Home betrekking heeft op de bouw voor [de opdrachtgever] , schrijft Ecowood echter dat Ro-Home een opdracht op 1 juni 2022 heeft geannuleerd. Ook uit de brief van 5 juni 2022 van de advocaat van Ro-Home aan [de opdrachtgever] blijkt dat Ro-Home goed heeft begrepen dat [de opdrachtgever] de opdracht wilde opzeggen. Volgens die brief heeft Ro-Home namelijk op 1 juni 2022 aan haar advocaat laten weten dat [de opdrachtgever] ‘afzag van de (nakoming van) de overeenkomst’. Dit laatste past overigens ook goed bij de inhoud van de e-mailberichten tussen partijen. Het eerste e-mailbericht van 1 juni 2022 om 09.31 uur ’s ochtends houdt nog wel een verzoek in aan Ro-Home om te bekijken of er nog een mogelijkheid bestond om ‘tot elkaar te komen’, maar het bericht van die dag om 3.14 uur ‘s middags heeft aan eventuele onduidelijkheid een eind gemaakt. Daarin heeft [de opdrachtgever] ondubbelzinnig geconstateerd dat het project tot zijn spijt niet kon worden uitgevoerd en Ro-Home toestemming gegeven om ingekochte en/of bestelde materialen retour te sturen of voor een ander project te gebruiken. De stelling dat [de opdrachtgever] de overeenkomst per 1 juni 2022 heeft opgezegd is gelet op de hierboven bedoelde emailberichten onvoldoende gemotiveerd bestreden. de gevolgen van de opzegging

3.5 Als gevolg van de opzegging is [de opdrachtgever] verplicht om de aanneemsom te betalen voor zover niet blijkt van besparingen die een gevolg zijn van de opzegging (artikel 7:764 lid 2 BW). [de opdrachtgever] draagt de bewijslast ter zake van het bestaan en de omvang van de besparingen, terwijl op Ro-Home belangrijke mededelingsplichten rusten[1]. Ro-Home moest [de opdrachtgever] feitelijke gegevens verstrekken die [de opdrachtgever] aanknopingspunten bieden voor bewijslevering[2]. [de opdrachtgever] verwijt Ro-Home dat zij haar informatieplichten niet voldoende is nagekomen en het hof is het deels met hem eens. Dit vraagt om meer uitleg. Die uitleg wordt hieronder gegeven.

de informatie die Ro-Home heeft gegeven

3.6 In hoger beroep heeft Ro-Home een rapport overgelegd (productie 18 bij memorie van grieven) waarmee zij opnieuw wil voldoen aan haar verplichting om informatie te geven. Het rapport is door een bouwkundig adviseur opgesteld, in opdracht van Ro-Home. [de opdrachtgever] is daar niet bij betrokken geweest. De adviseur schrijft in zijn rapport dat hij op basis van door Ro-Home verstrekte stukken heeft berekend wat Ro-Home op de aanneemsom heeft bespaard. Bij het rapport zijn bijlagen gevoegd van stukken die Ro-Home aan haar adviseur heeft gegeven. Daaronder bevindt zich de begroting die ‘ten grondslag ligt aan de aanneemsom’, facturen en berichten van derden.

3.7 [de opdrachtgever] bestrijdt dat de als bijlage bijgevoegde begroting ten grondslag lag aan de aanneemovereenkomst. De in de begroting opgenomen aantallen en materiaalsoorten kloppen niet met de overgelegde inkoopfacturen. De facturen lijken betrekking te hebben op andere bouwprojecten. Ro-Home heeft volgens hem ook al niet uitgelegd dat eventueel ingekochte bouwmaterialen niet kunnen worden teruggegeven of bij andere bouwprojecten worden gebruikt.

3.8 De door Ro-Home verstrekte informatie blijkt naar het oordeel van het hof bij nadere beschouwing deels innerlijk tegenstrijdig en onvolledig. De directeur van Ro-Home heeft op de zitting van het hof als excuus voor de onvolledigheden aangevoerd dat Ro-Home vanwege de corona-tijd en sterk stijgende materiaalprijzen minder gestructureerd te werk heeft moeten gaan dan wenselijk was, maar Ro-Home heeft niet uitgewerkt in welk opzicht zij daardoor werd gehinderd in het bijhouden van een basale administratie. Zonder uitleg is haar excuus voor de onvolledigheden onbegrijpelijk. Dat de informatie die zij geeft inderdaad gebrekkig is, legt het hof hieronder uit. Maar eerst zal het hof de architectkosten bespreken. de architectkosten

3.9 Bij het rapport van Ro-Home is een factuur gevoegd met datum 1 april 2022 en een factuurbedrag van € 7.865 inclusief btw. De opzegging vond plaats nadat de architect het werk had verricht dat met de factuur bij Ro-Home in rekening werd gebracht. Met grief I in het incidenteel hoger beroep heeft [de opdrachtgever] allereerst de verwarring met de aanbetaling van € 5.900 aan de orde gesteld, maar ter zitting van het hof heeft hij het verweer dat hij het factuurbedrag niet hoeft te vergoeden omdat hij de architect al had betaald, ingetrokken. Subsidiair voert [de opdrachtgever] met deze grief aan dat de rechtbank het factuurbedrag van € 7.865 niet als extra kosten had mogen aanmerken, maar het is Ro-Home en het hof onduidelijk gebleven op grond waarvan hierbij sprake zou zijn van extra kosten die niet door [de opdrachtgever] vergoed hoeven te worden. Dat Ro-Home als gevolg van de opzegging op de architectkosten heeft bespaard (of heeft kunnen en behoren te besparen) is namelijk niet gebleken. de vooruitbetaling van € 5.900

3.10 [de opdrachtgever] heeft € 5.900 betaald. Volgens alinea 4.7 van het eindvonnis had die betaling betrekking op architectkosten. Ro-Home is het daar - terecht - niet mee eens: het gaat om een vooruitbetaling van een deel van de funderingskosten, zoals ook op de factuur staat. [de opdrachtgever] ’ advocaat heeft dit uit eigen beweging op de zitting van het hof toegegeven. Partijen zijn het er daar bovendien over eens geworden dat de betaling van € 5.900 in mindering moet komen op de aanneemsom. de facturen van Raab Karcher, Verdouw en Zinkunie

3.11 Ro-Home heeft aangevoerd dat hij voor het project van [de opdrachtgever] bouwmaterialen heeft ingekocht bij Raab Karcher, Verdouw en Zinkunie.

3.12 Gelet op de tegenstrijdigheden en hiaten in de informatie van Ro-Home verwerpt het hof haar verweer tegen de stelling van [de opdrachtgever] dat zij bij Raab Karcher, Verdouw en Zinkunie slechts inkopen heeft gedaan voor andere projecten dan voor zijn project. materialen van Ecowood

3.13 Volgens Ro-Home heeft de rechtbank ten onrechte bedragen die de firma Ecowood haar in rekening heeft gebracht voor de levering van aluminium kozijnen en deuren en van isolatiematerialen als besparingen aangemerkt, Ten tijde van de opzegging door [de opdrachtgever] had zij die materialen al bij de firma Ecowood in Roemenië besteld en de spullen staan daar in afwachting van betaling. Het gaat deels om aluminium gevelkozijnen en binnendeuren/ kozijnen die [de opdrachtgever] als meerwerk bij Ro-Home zou hebben besteld, en voor het overige om isolatiematerialen die bij de opdracht van [de opdrachtgever] waren inbegrepen. aldus Ro-Home. meerwerk?

3.14 [de opdrachtgever] heeft tegengesproken dat hij een meerwerkopdracht heeft gegeven. Hij voert aan in de veronderstelling te hebben verkeerd dat de kozijnen en deuren in de aanvankelijke opdracht waren inbegrepen en hij beroept zich erop dat de Algemene voorwaarden van Ro-Home inhouden dat meerwerk schriftelijk moest worden opgedragen en ook schriftelijk door Ro-Home moest worden bevestigd. Ook stelt [de opdrachtgever] dat Ro-Home de aluminium kozijnen en deuren niet heeft besteld, dat de bestelling kon worden geannuleerd, dat de kozijnen en deuren niet zijn vervaardigd en dat ze voor een ander bouwproject kunnen worden gebruikt. aluminium kozijnen/deuren en isolatiemateriaal

3.15 Het hof zal Ro-Home toelaten tot het door haar aangeboden bewijs van de opdracht tot meerwerk. Zij beroept zich namelijk op de rechtsgevolgen van die opdracht en [de opdrachtgever] heeft het bestaan van de opdracht gemotiveerd betwist. Aan het bewijs daarvan staat niet op voorhand in de weg dat er geen schriftelijke opdracht is en ook geen schriftelijke bevestiging daarvan. Welke gevolgen het ontbreken daarvan wel heeft, zal het hof zo nodig bij later arrest bespreken.

3.16 Indien Ro-Home het bewijs van de meerwerkopdracht zal leveren, komt aan de orde in hoeverre Ro-Home op die meerwerkopdracht heeft kunnen besparen. Ditzelfde komt aan de orde waar het gaat om het isolatiemateriaal, ongeacht of Ro-Home de meerwerkopdracht bewijst. De eerste vraag hierbij is of Ro-Home voldoende informatie heeft gegeven over de door haar ingeroepen bestelling van deze materialen. Naar het oordeel van het hof wordt [de opdrachtgever] voldoende in staat gesteld om te bewijzen dat Ro-Home op deze materialen heeft bespaard of kunnen besparen, gelet op het contract en de (pro forma) facturen van Ecowood die door Ro-Home zijn overgelegd. [de opdrachtgever] heeft op de pagina’s 21 en 26 van zijn memorie van antwoord/grieven in een kopje opgenomen daarin een ‘Bewijsaanbod’ te doen en in de tekst op pagina 21 uiteengezet dat hij bewijslast draagt terzake van zijn stelling dat Ro-Home op de aanneemsom heeft bespaard en/of kunnen besparen. Het hof zal [de opdrachtgever] in de gelegenheid stellen om dat bewijs te leveren wat betreft de materialen die bij Ecowood lijken te zijn besteld. personeelskosten Ecowood?

3.17 Volgens Ro-Home was personeel dat zij in onderaanneming bij Ecowood had ingehuurd al in Nederland, maar moest het wachten op betaling door [de opdrachtgever] . Toen duidelijk werd dat [de opdrachtgever] niet ging betalen, zijn deze medewerkers van Ecowood weer teruggereisd naar Roemenië. Ro-Home beweert dat zij inclusief btw € 16.917,01 aan Ecowood moet betalen voor het inhuren, vervoeren en huisvesten van deze medewerkers.

3.18 [de opdrachtgever] ontkent in zijn akte van 14 augustus 2023 dat Ro-Home gebruik heeft gemaakt van ingeleend personeel. Hij wijst erop dat Ro-Home eerder heeft verklaard geen ingeleend personeel te hebben gebruikt en ook dat de tijdlijn niet klopt doordat Ecowood op 15 juni 2022 een aanmaning heeft gestuurd en (pas) drie maanden daarna een pro forma-factuur. Ro-Home heeft in haar memorie van grieven toegelicht dat het in Roemenië gebruikelijk is om pro forma facturen te sturen en ter zitting nader uitgelegd dat het gebruik van pro forma facturen is ingegeven doordat op deze manier de btw-heffing wordt uitgesteld tot na de betaling, maar heeft haar bewering onvoldoende uitgewerkt. Op 1 juni 2022, toen [de opdrachtgever] de overeenkomst opzei, kon en mocht er immers nog niet op de kavel van [de opdrachtgever] worden gebouwd: de vereiste omgevingsvergunning ontbrak en water en elektra waren nog niet aangesloten. Dat Ro-Home toen al personeel naar Nederland heeft laten komen is bij gebreke van een nadere toelichting van Ro-Home onbegrijpelijk. Dat Ro-Home voor personeel van Ecowood moet betalen is onvoldoende gemotiveerd. geen leegloop

3.19 De adviseur van Ro-Home (de heer Verriet) houdt in zijn rapport rekening met een post van € 3.000 (inclusief btw) wegens ‘afstemverliezen’ en heeft toegelicht dat daarop niet kon worden bespaard, ondanks de opzegging. Uit het rapport is het hof niet duidelijk geworden wat precies met deze verliezen wordt bedoeld en Ro-Home maakt dit in de memorie van grieven ook niet duidelijk. [de opdrachtgever] bestrijdt dat Ro-Home schade heeft geleden doordat personeel niet elders kon worden ingezet. Hieruit blijkt dat zij het beroep op afstemverliezen heeft beschouwd als een beroep op kosten van personeel dat geen werk had doordat de opdracht van [de opdrachtgever] wegviel. Het hof zal daarom het beroep op afstemverliezen ook zo uitleggen.

3.20 In productie 17 bij memorie van grieven heeft Ro-Home opgegeven dat zij in 2022 slechts andere projecten omhanden had in Hierden en in (de provincie) Groningen. Op de zitting in hoger beroep bleek dat [de opdrachtgever] ten tijde van de eerste drie leveringen van Verdouw (in maart 2022) ook op een perceel in Olst aan het bouwen was. Ro-Home heeft nagelaten op te geven welk ander werk zij direct na de opzegging van 1 juni 2022 onderhanden had. De door haar verstrekte gegevens zijn onvolledig. Dat zij niet op de kosten kon besparen door haar vaste personeel in juni/juli 2022 aan andere projecten te laten werken, is daardoor niet voldoende uit de verf gekomen. Het hof gaat voorbij aan leegloopkosten. algemene kosten: 2%

3.21 De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.6 van het eindvonnis geen rekening gehouden met kosten voor het voeren van overleg, omdat Ro-Home niet had opgegeven op welke data er gesprekken plaatsvonden en ook omdat Ro-Home met verschillende uurtarieven had gerekend. In hoger beroep wil Ro-Home dat er rekening wordt gehouden met een opslag voor algemene kosten (AK), waarmee zij de kosten van overleg, bestellingen en (andere) voorbereidingswerkzaamheden bedoelt. In het rapport dat Ro-Home heeft overgelegd schrijft haar adviseur dat een AK-opslag 2% redelijk is en Ro-Home sluit zich daarbij aan. [de opdrachtgever] houdt vast aan het vonnis: omdat er geen specificatie van de AK is gegeven, moet volgens hem geen rekening met AK worden gehouden.

3.22 Het hof zal wel met AK rekening houden, omdat Ro-Home voor de voorbereidingen kosten heeft gemaakt. Die kosten zijn zoals te verwachten divers, verspreid over de tijd en telkens beperkt van omvang. Het is naar het oordeel van het hof mede daarom onredelijk om een specificatie daarvan te verlangen. Het door Ro-Home voorgestelde percentage (2%) is redelijk en zal dan ook worden gehanteerd als opslag over het gedeelte van de aanneemsom dat Ro-Home niet kon uitsparen. winstopslag: 3%

3.23 Op pagina 3 van het rapport staat dat daarin met een winstopslag van 8% wordt gerekend. Dat percentage is ook door de rechtbank voor winstopslag gehanteerd. [de opdrachtgever] heeft met zijn grief III twee bezwaren ingebracht tegen de berekening van de winst in het eindvonnis van de rechtbank: (a) de hoogte daarvan had op 3% van de kosten moeten worden bepaald en (b) de aanneemsom had niet met de winstopslag mogen worden verhoogd, omdat de winst (net als de andere opslagen) al in die aanneemsom is inbegrepen. Beide bezwaren zijn naar het oordeel van het hof gegrond. Het onder (a) bedoelde bezwaar is gegrond omdat Ro-Home geen bezwaar heeft gemaakt tegen het voorstel van [de opdrachtgever] om in dit kader voor winstopslag een gebruikelijk percentage te hanteren. Zij biedt aan om haar adviseur als deskundige te laten verklaren welk percentage daarvoor gebruikelijk is, maar heeft nagelaten om zelf ook het percentage van een gebruikelijke winstopslag te noemen. De adviseur vermeldt evenmin welk percentage hiervoor naar zijn mening gebruikelijk is: op pagina 3 van zijn rapport heeft hij uitsluitend geschreven dat ‘volgens verklaring van[Ro-Home]’ moet worden gerekend met 8% van de netto-kosten inclusief btw. Het hof gaat er daarom op grond van de onvoldoende weersproken stelling van [de opdrachtgever] vanuit dat 3% gebruikelijk is. Ook de door [de opdrachtgever] voorgestelde wijze van berekenen is juist. Ro-Home (die uitgaat van 8% winstopslag) rekent voor dat het winstaandeel in de begroting € 29.520 is (8/100e van de aanneemsom), maar dat is rekenkundig onjuist. Het hof rekent met een winstaandeel van € 10.747,57 (3/103 x € 369.000). risico-opslag: 2%

3.24 De adviseur van Ro-Home heeft zijn rapport op pagina 12 (voorlaatste regel van de berekening van de bespaarde kosten) gerekend met een risico-opslag van 2%. [de opdrachtgever] heeft in alinea 6.3.4 van haar memorie van antwoord/grieven gesteld dat in het rapport geen onderscheid wordt gemaakt tussen de winst- en risico-opslag, maar in het rapport kunnen deze twee componenten wel voldoende duidelijk van elkaar worden onderscheiden. [de opdrachtgever] is dan ook behoorlijk in staat gesteld om daarop te reageren. Vanwege het wegvallen van risico verhoogt de adviseur van Ro-Home de besparingen met 2%, dat is € 3.428,81.

3.25 Het hof neemt de door de adviseur gebruikte risico-opslag van 2% van de besparingen inclusief btw over. Het hof zal over de uitgaven waarop niet kon worden bespaard een risico-opslag van 2% berekenen. de wettelijke rente

3.26 Ro-Home maakte bij dagvaarding in eerste aanleg aanspraak op vergoeding van wettelijke rente over een bedrag van € 42.070 dat [de opdrachtgever] haar volgens twee facturen van 3 mei 2022 moest betalen. De rechtbank heeft de wettelijke rente over het openstaande bedrag aan Ro-Home toegekend, maar met ingang van 30 juni 2023 omdat [de opdrachtgever] de berekening van de besparingen pas op die dag ontving. Volgens grief 5 van Ro-Home is vergoeding van de rente over de daaraan voorafgaande periode ten onrechte afgewezen omdat Ro-Home vanaf 11 juli 2022 recht had op vergoeding van de wettelijke rente. [de opdrachtgever] liet namelijk de facturen van Ro-Home onbetaald. [de opdrachtgever] voert hiertegen aan dat hij voordat Ro-Home aanspraak maakte op de afrekening op basis van de opzegging ter zake daarvan niet in verzuim kan zijn geraakt en dus geen wettelijke rente hoeft te vergoeden.

3.27 Het hof overweegt als volgt. Na de opzegging van 1 juni 2022 moest [de opdrachtgever] volgens artikel 7:764 lid 2 BW de aanneemsom betalen, verminderd met besparingen. Dit betekent dat de opzegging niet tot gevolg had dat de aanneemsom niet langer was verschuldigd: er ontstond geen nieuwe betalingsverplichting. Kennelijk (hiertegen is geen ander verweer gevoerd) verkeerde [de opdrachtgever] op 11 juli 2022 in verzuim ter zake van de betalingen van delen van de aanneemsom, die hem bij de facturen van 3 mei 2022 in rekening zijn gebracht. Hij moet daarom de wettelijke rente vergoeden (zie artikel 6:119 BW) over het restant (na de betaling van € 5.900) van de aanneemsom voorzover daarop niet kon worden bespaard. De wettelijke rente zal dus in de eindbeslissing van het hof worden toegekend vanaf 11 juli 2022, over het bedrag dat [de opdrachtgever] dan als hoofdsom blijkt te moeten betalen. de slotsom voor dit moment

3.28 De discussie over de aanspraak van [de opdrachtgever] op besparingen is nog niet afgerond. Eerst worden beide partijen in staat gesteld om bewijs te leveren. Pas daarna zal het hof de omvang van de besparingen kunnen bepalen en daarmee ook het bedrag waar Ro-Home recht op heeft. Verdergaande beslissingen moeten dus wachten.

4 De beslissingen

4.1 Het hof laat Ro-Home toe om te bewijzen dat [de opdrachtgever] haar heeft opgedragen om bij wijze van meerwerk aluminium kozijnen en deuren te leveren.

4.2 Het hof draagt [de opdrachtgever] op om te bewijzen dat Ro-Home heeft kunnen besparen op de bij Ecowood bestelde bouwmaterialen.

4.3 Als getuigen worden gehoord, zal raadsheer-commissaris mr. H.E. de Boer de getuigen verhoren in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 in Arnhem. Partijen moeten daar zelf bij aanwezig zijn.

4.4 Beide partijen moeten op de roldatum dinsdag 12 augustus 2025 laten weten hoeveel getuigen zij willen laten horen, en opgave doen van de verhinderdagen van die getuigen, van partijen en van hun advocaten. Daarna stelt het hof de dag en het tijdstip van het verhoor vast. Dat gebeurt ook als de opgave van de verhinderingen onvolledig is.

4.5 Beide partijen moeten de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het getuigenverhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof opgeven.

4.6 Een partij die tijdens het getuigenverhoor nieuwe stukken wil indienen, moet het hof en de wederpartij daarvan uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een kopie sturen.

4.7 Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, G.D. Hoekstra en P.E. Lucassen, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.

HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8728

Vergelijk twee uitspraken van de Hoge Raad van 23 november 2001 inzake medische aansprakelijkheid: ECLI:NL:HR:2001:AB2737 en ECLI:NL:HR:2001:AD3963


Voetnoten

HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8728

Vergelijk twee uitspraken van de Hoge Raad van 23 november 2001 inzake medische aansprakelijkheid: ECLI:NL:HR:2001:AB2737 en ECLI:NL:HR:2001:AD3963