Arrest inhoud

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.343.113/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10558127 \ CV EXPL 23-8677

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 september 2025

in de zaak van

ETECK WARMTE HOLDING B.V., gevestigd te Voorburg (gemeente Leidschendam-Voorburg), appellante, advocaat: mr. M.N. Mense te Haarlem,

tegen

[geïntimeerde] , wonende te [plaats] , geïntimeerde, niet verschenen.

Partijen worden hierna Eteck en [geïntimeerde] genoemd.

1 De zaak in het kort

Eteck is een leverancier van warmte en/of koude (hierna: warmteleverancier) in de zin van de Warmtewet. Zij heeft warmte geleverd aan [geïntimeerde] , die de facturen daarvoor onbetaald heeft gelaten. Eteck vordert onder meer betaling van openstaande facturen en ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter heeft overwogen dat Eteck zich schuldig heeft gemaakt aan een agressieve/oneerlijke handelspraktijk, de overeenkomst ambtshalve vernietigd en de vorderingen afgewezen. Het hof wijst een tussenarrest. Het hof oordeelt dat de informatieplichten niet geschonden zijn en dat de geldvordering toewijsbaar is. Het beding in de algemene voorwaarden dat ziet op de buitengerechtelijke incassokosten wordt voorshands oneerlijk bevonden. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat is voldaan aan de voorwaarden voor beëindiging van de leverantie op grond van de Warmteregeling. Eteck mag zich over beide onderwerpen uitlaten.

2 Het geding in hoger beroep

Eteck is bij dagvaarding van 26 juni 2024 in hoger beroep gekomen van een verstekvonnis van 7 mei 2024 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Eteck als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).

[geïntimeerde] is ook in hoger beroep niet verschenen. Tegen hem is op 16 juli 2024 verstek verleend. Eteck heeft vervolgens een memorie van grieven met producties ingediend.

Ten slotte is arrest gevraagd.

Eteck heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

3 Feiten

De kantonrechter heeft geen feiten vastgesteld. Het hof gaat in hoger beroep – samengevat – uit van de volgende feiten.

3.1. Eteck is een warmteleverancier in de zin van de Warmtewet die onder meer het complex van woningen aan de [straat] in [plaats] collectief voorziet van warmte. Het is voor een individuele gebruiker in dat pand niet mogelijk een leveringsovereenkomst aan te gaan met een andere leverancier.

3.2. [geïntimeerde] huurt met ingang van 1 oktober 2021 een woning in voornoemd complex van de verhuurder (GS Netherlands Onsite Manco B.V.) (hierna: de woning). Vanaf 1 oktober 2021 neemt [geïntimeerde] warmte af van Eteck.

3.3. In art 4.6 van de huurovereenkomst is het volgende bepaald:

Tenant is aware that heat and/or cold and/or hot tap water will be delivered to the Accommodation via a collective Energy Generation Plant and via a connection to the District Heating for the peak load (hereinafter jointly "the EGP"). The EGP and meter are not part of the Accommodation and are not included in the Rent. Tenant undertakes for the duration of this Contract to purchase heat and/or cold and/or hot tap water under the terms and conditions included in the separate supply contract to be concluded with Eteck Warmte CDZ B.V. or a third party to be designated by Eteck Warmte CDZ B.V. (hereinafter "Eteck"), including the associated General Terms of Supply for Consumers 2016 and the Connection Conditions for Consumers 2016 ('Algemene Leveringsvoorwaarden Consumenten 2016 en de Aansluitvoorwaarden Consumenten 2016'). This Contract forms an integral part of the separate supply contract that Tenant is obliged to conclude with Eteck pursuant to the above for the supply of heat and/or cold and/or hot tap water. Consequently, the contracts cannot be cancelled or terminated separately.

3.4. Vanaf februari 2022 heeft Eteck aan [geïntimeerde] maandelijks voorschotnota’s gestuurd en in april 2022 en februari 2023 jaarnota’s. [geïntimeerde] heeft deze niet betaald.

3.5. Bij e-mailbericht van 11 maart 2022 heeft Eteck aan [geïntimeerde] het volgende medegedeeld:

We have been informed by your landlord OurDomain that you reside at [straat] , [plaats] since October 1,2021. Unfortunately, we have not received any registration from you to date. Below you will find our welcome pack. We kindly ask you to complete the enclosed supply agreement and return it to us within 7 days by replying to this e-mail. After 'Ingangsdatum', note the above-mentioned effective date. You do not need to enter the meter readings.

Het e-mailbericht bevatte als bijlages onder meer de leveringsovereenkomst, de algemene voorwaarden, de aansluitvoorwaarden en een tariefblad.

3.6. Bij brief van 21 oktober 2022 heeft de advocaat van de verhuurder [geïntimeerde] gesommeerd om de overeenkomst met Eteck te ondertekenen. [geïntimeerde] heeft op 27 oktober 2022 de leveringsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) digitaal ondertekend retour gestuurd naar Eteck, met als ingangsdatum van de overeenkomst 1 oktober 2021.

3.7. Ook na ondertekening van de overeenkomst heeft [geïntimeerde] de facturen niet betaald.

4 Eerste aanleg

4.1. Eteck heeft in eerste aanleg (samengevat) gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: A. de overeenkomst tussen partijen te ontbinden; B. te bepalen dat Eteck gerechtigd is de leverantie af te sluiten en de meter te verzegelen in de woning; [geïntimeerde] te veroordelen: C. om te gehengen en gedogen dat Eteck de leverantie afsluit en de meter verzegelt in de woning; D. tot gedeeltelijke of tijdelijke ontruiming van de woning hangende de onder B. genoemde werkzaamheden (artikel 558 sub b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: Rv); E. tot betaling van € 393,19 aan kosten ter uitvoering van de onder B. genoemde werkzaamheden; F. tot betaling van € 1.936,03 vermeerderd met rente over € 1.682,52; G. tot betaling van de maandelijkse voorschotten van € 85,81 vanaf 1 juli 2023 voor elke maand dat [geïntimeerde] de beschikking heeft over de op het distributienet van Eteck aangesloten energiemeters/meetinrichting tot de datum dat de energielevering zal zijn beëindigd, vermeerderd met rente; H. tot betaling van de proceskosten.

4.2. Aan haar vorderingen heeft Eteck ten grondslag gelegd dat zij een overeenkomst met [geïntimeerde] heeft gesloten met ingang van 1 oktober 2021 en dat [geïntimeerde] sinds die datum ook daadwerkelijk energie afneemt van Eteck, maar de facturen daarvoor onbetaald laat. Dit levert volgens Eteck een ernstig tekortschieten van [geïntimeerde] op in zijn betalingsverplichting uit de overeenkomst, dat de ontbinding van die overeenkomst en de beëindiging van de energielevering aan de woning rechtvaardigt. Om de warmtelevering te beëindigen moet Eteck vervolgens de woning betreden om de meter te kunnen verzegelen.

4.3. De kantonrechter heeft overwogen dat [geïntimeerde] onder oneigenlijke druk een overeenkomst met Eteck heeft gesloten en dat niet kan worden vastgesteld dat de toepasselijke voorwaarden en tarievenbladen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op een duurzame drager aan [geïntimeerde] zijn verstrekt. In de brief van de advocaat wordt volgens de kantonrechter ten onrechte gesteld dat Eteck moet betalen voor de geconsumeerde warmte ook als hij de overeenkomst niet tekent, nu ingevolge artikel 7:7 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor leveranties van onder meer warmte en koude pas een betalingsverplichting bestaat na het sluiten van de overeenkomst. Door zich op de overeenkomst te beroepen heeft Eteck zich naar het oordeel van de kantonrechter schuldig gemaakt aan een agressieve/oneerlijke handelspraktijk. De kantonrechter heeft de overeenkomst ambtshalve vernietigd en overwogen dat vanwege die vernietiging geen betalingsverplichting bestaat voor de ongevraagd geleverde warmte en/of koude als bedoeld in artikel 7:7 lid 2 BW. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen, met veroordeling van Eteck in de proceskosten.

5 Beoordeling

5.1 Eteck heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en vordert - uitvoerbaar bij voorraad - I. de leveringsovereenkomst te ontbinden; II. een verklaring voor recht dat Eteck bevoegd is tot afsluiting over te gaan en de meter te verzegelen; [geïntimeerde] te veroordelen: III. om te gehengen en gedogen dat Eteck de toelevering afsluit en de meter verzegelt in de woning; IV. tot gehele of gedeeltelijke ontruiming van de woning hangende de onder III beschreven werkzaamheden; V. tot vergoeding van € 531,86 voor de uitvoering van de onder III genoemde werkzaamheden, VI. tot betaling van € 1.936,03, subsidiair een door het gerechtshof te bepalen bedrag aan ongerechtvaardigde verrijking dan wel schadevergoeding, vermeerderd met rente over € 1.682,52; VII. tot betaling van de maandelijkse voorschotten van € 85,81 vanaf 1 juli 2023 voor elke maand of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde] de beschikking heeft gehad over de op het distributienet van Eteck aangesloten energiemeters/meetinrichting tot aan de datum dat de levering van energie zal zijn beëindigd, vermeerderd met rente; VIII. in de proceskosten in beide instanties en de nakosten vermeerderd met rente.

5.2. Eteck heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. Met haar eerste grief bestrijdt Eteck het oordeel van de kantonrechter dat Eteck zich schuldig maakt aan een agressieve/oneerlijke handelspraktijk, zodat de overeenkomst vatbaar is voor (ambtshalve) vernietiging op grond van artikel 6:193j lid 3 BW jo. 6:193b lid 3 sub b BW jo. 6:193h lid 1 BW. Deze grief slaagt. Eteck betoogt terecht dat haar geen verwijt kan worden gemaakt van de door de advocaat van de verhuurder gedane mededelingen en aangekondigde maatregelen (wat daar verder ook van zij). Uit de door Eteck overgelegde correspondentie kan worden afgeleid dat Eteck de verhuurder heeft gevraagd de huurder te wijzen op zijn verplichting om de overeenkomst retour te sturen, maar uit niets blijkt dat Eteck enige zeggenschap heeft gehad over de inhoud of toonzetting van de uiteindelijk door de advocaat van de verhuurder gestuurde brief. Indien het oordeel dat Eteck zich schuldig heeft gemaakt aan een agressieve/oneerlijke handelspraktijk mede wordt gedragen door de overweging dat niet kan worden vastgesteld dat de toepasselijke voorwaarden en tarievenbladen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan [geïntimeerde] zijn verstrekt, overweegt het hof dat een eventuele schending van precontractuele informatieplichten nog niet maakt dat de overeenkomst onder oneigenlijke druk tot stand is gekomen. Op de gevolgen van die mogelijke schendingen en de daaraan verbonden sancties komt het hof in het navolgende terug.

5.3. Met haar tweede grief betoogt Eteck dat de kantonrechter artikel 7:7 lid 2 BW ten onrechte heeft toegepast. In dit kader heeft Eteck aangevoerd dat het voor een individuele bewoner in het complex waarin [geïntimeerde] woont niet mogelijk is een leveringsovereenkomst aan te gaan met een andere partij. De keuze van de bewoner beperkt zich dus tot het wel of niet afnemen van warmte. Aangenomen moet worden dat [geïntimeerde] door vanaf aanvang van de ingebruikneming van de woning warmte af te nemen, een overeenkomst met Eteck is aangegaan voordat Oliveira werd aangeschreven door de advocaat van de verhuurder. Ook deze grief slaagt en het hof licht dat als volgt toe.

Informatieplichten en artikel 7:7 lid 2 BW

5.4. Het hof stelt vast dat de overeenkomst is gesloten tussen een handelaar en een consument. Het hof moet daarom ambtshalve toetsen of Eteck de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd. Daarbij is van belang dat sprake is van een overeenkomst tot levering van warmte waarop de Warmtewet van toepassing is. De informatieplichten waaraan Eteck als warmteleverancier moet voldoen staan in Afdeling 2b, Titel 5 van boek 6 BW en in artikel 3 van de Warmtewet. Onderdeel van die informatieplichten is de informatie genoemd in artikel 6:230m lid 1 en artikel 6:230v BW. Artikel 3 lid 1 van de Warmtewet bepaalt dat de gegevens genoemd in artikel 6:230m lid 1 BW en de informatie genoemd in artikel 3 lid 1 sub a t/m c van de Warmtewet door de leverancier aan de gebruiker moeten worden verstrekt voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst.

5.5. Om te kunnen beoordelen of Eteck heeft voldaan aan deze informatieplichten moet daarom eerst worden vastgesteld op welk moment de overeenkomst tot stand is gekomen. [geïntimeerde] heeft de overeenkomst ondertekend op 27 oktober 2022 met als ingangsdatum 1 oktober 2021. Anders dan de kantonrechter is het hof van oordeel dat in de gegeven omstandigheden ervan moet worden uitgegaan dat de overeenkomst inderdaad is ingegaan op 1 oktober 2021 en dat er vanaf dat moment geen sprake is van ongevraagde levering als bedoeld in artikel 7:7 lid 2 BW. Het hof licht dat als volgt toe.

5.6. Eteck is de exclusieve warmteleverancier van het complex waarin [geïntimeerde] de woning heeft gehuurd, zodat [geïntimeerde] daarin geen keuze heeft. Hij is daar ook van op de hoogte omdat dat in de huurovereenkomst staat. De aansluiting op de energiemeter is in stand gehouden toen [geïntimeerde] in de woning trok en in feite is daarmee sprake van een aanbod gericht aan [geïntimeerde] als nieuwe huurder van de woning voor het aangaan van een energieovereenkomst tegen gebruikelijke en acceptabele voorwaarden. [geïntimeerde] heeft dat aanbod geaccepteerd door vanaf 1 oktober 2021 energie af te nemen van Eteck. [geïntimeerde] heeft, zoals elke andere consument, moeten begrijpen dat dit niet gratis is. Bovendien hanteert Eteck kostendekkende, transparante en niet-discriminerende tarieven die gebaseerd zijn op het werkelijke energieverbruik van de consument. Gegeven deze omstandigheden is in dit geval geen sprake van ongevraagde levering in de zin van artikel 7:7 lid 2 BW (Hoge Raad 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1889).

5.7. De overeenkomst moet dus worden geacht op 1 oktober 2021 tot stand te zijn gekomen. Eteck was daarvan echter nog niet op de hoogte. [geïntimeerde] heeft zich niet zelf bij Eteck aangemeld als afnemer van energie op het adres van de woning. Uit het e-mailbericht van 11 maart 2022 (3.4) blijkt dat Eteck pas op dat moment wist dat [geïntimeerde] gebruiker van de woning en daarmee van de warmteaansluiting was. Aanwijzingen dat Eteck dat eerder wist ontbreken. In de gegeven omstandigheden heeft Eteck daarom niet kunnen voldoen aan het vereiste van artikel 3 Warmtewet en artikel 6:230m lid 1 BW om de daarin genoemde informatie eerder dan op 1 oktober 2021 aan [geïntimeerde] te verstrekken. Er is niet gebleken dat dit aan Eteck te wijten is. Dat is eerder een gevolg van het feit dat noch de verhuurder noch [geïntimeerde] voor het aangaan van de huurovereenkomst aan Eteck hebben gemeld dat [geïntimeerde] de nieuwe huurder zou worden. Die melding heeft pas ruim vijf maanden ná de ingang van de huurovereenkomst én na de ingang van de energieovereenkomst plaatsgevonden.

5.8. Zodra Eteck bekend raakte met [geïntimeerde] als nieuwe gebruiker van de woning heeft Eteck meteen het welkomstpakket, de leveringsovereenkomst, de algemene voorwaarden, de aansluitvoorwaarden en een tarievenblad aan hem toegestuurd. Het hof stelt vast dat Eteck daarmee alle toepasselijke informatie heeft verstrekt als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Warmtewet, daaronder begrepen de toepasselijke informatie als bedoeld in 6:230m lid 1 BW en dat daarmee ook is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 BW. Uitzondering daarop vormt in dit geval het herroepingsrecht van artikel 6:230m lid 1 sub h BW. Anders dan Eteck stelt blijkt uit voornoemde stukken niet dat zij [geïntimeerde] daarop heeft gewezen. Het hof zal daar echter geen consequenties aan verbinden, omdat [geïntimeerde] zelf vanaf 1 oktober 2021 is gestart met het afnemen van warmte zonder Eteck daarvan op de hoogte te brengen en haar zo de kans heeft ontnomen om hem te wijzen op het herroepingsrecht.

5.9. Het hof concludeert dat de grieven een en twee terecht zijn voorgedragen. Grief drie behoeft, gelet daarop, geen bespreking.

Ambtshalve toetsing bedingen

5.10. Naast de informatieplichten moet het hof ook toetsen of sprake is van oneerlijke bedingen in de zin van artikel 3 van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: richtlijn oneerlijke bedingen), welke richtlijn is geïmplementeerd in artikel 6:231 e.v. BW.

Prijsbeding

5.11. Op grond van artikel 4 lid 2 van de richtlijn oneerlijke bedingen is ambtshalve toetsing van kernbedingen alleen aan de orde als ze onvoldoende duidelijk en begrijpelijk (transparant) zijn geformuleerd. Het hof constateert dat de gevorderde hoofdsom is gebaseerd op het prijsbeding in het Product- en Tarievenblad en dat dat een kernbeding is. Eteck wijzigt de daarop genoemde prijzen kennelijk jaarlijks, want zij heeft product- en tarievenbladen van 2022 en 2023 overgelegd en de prijzen zijn in 2023 hoger dan in het jaar daarvoor. De maandelijkse vaste kosten en overige kosten zijn voldoende duidelijk en begrijpelijk geformuleerd, maar dat geldt niet voor de maandelijkse variabele gebruikskosten. Voor zowel de levering van ruimteverwarming als voor tapwater moest in 2022 € 48,56 per Gj worden betaald. Een indicatie van het gemiddelde verbruik bij het type woning van de consument, het historisch verbruik of andere gemiddelden van vergelijkbare huishoudens ontbreekt echter, zodat de consument geen inzicht krijgt in het te verwachten aantal Gj dat hij maandelijks zal verbruiken. Ook wordt het voorschot dat maandelijks in rekening zal worden gebracht niet in de overeenkomst genoemd. Op grond van het prijsbeding kan de consument daardoor geen inschatting maken van de te verwachten maandelijkse kosten en daarmee ook niet van de economische gevolgen van het sluiten van de overeenkomst (Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14). Het prijsbeding is dus niet transparant en zal daarom worden getoetst op oneerlijkheid.

5.12. Op grond van artikel 6:233 onder a BW is een beding vernietigbaar wanneer het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (de consument). Dit is het geval indien voldaan is aan artikel 3 lid 1 richtlijn oneerlijke bedingen, waarin is bepaald dat een beding als oneerlijk wordt beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Volgens artikel 4 lid 1 richtlijn oneerlijke bedingen moet de rechter bij de beoordeling van de (on)eerlijkheid van een beding toetsen naar het moment van sluiting van de overeenkomst en moet hij onder meer alle omstandigheden rond de sluiting ervan in aanmerking nemen.

5.13. Het hof acht het prijsbeding niet oneerlijk. Warmteleveringsovereenkomsten als de onderhavige zijn onderworpen aan bijzondere wetgeving en daarop gebaseerde regelingen. Daarbij geldt dat Eteck is gebonden aan de maximumtarieven die de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) vaststelt, waarbij mag worden aangenomen dat de ACM ook de belangen van de consument bij die vaststelling heeft betrokken en Eteck zich aan die gemaximeerde tarieven houdt. Onder die omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat het vereiste van goede trouw niet is nageleefd en ook niet dat het evenwicht tussen partijen ten nadele van de consument aanzienlijk is verstoord.

Prijswijzigingsbedingen

5.14. In de Algemene Leveringsvoorwaarden 2019 staat in artikel 11.1 tot en met 11.6 een prijswijzigingsbeding. Dat beding luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

11.1 De Contractant is aan de Leverancier, de tarieven verschuldigd zoals opgenomen in de meest actuele, toepasselijke versie van het Product- en Tarievenblad, behoudens indien en voor zover schriftelijk anders is overeengekomen.

11.2 De bedragen als bedoeld in lid 1 zullen respectievelijk kunnen worden verhoogd met de belastingen en heffingen die de Leverancier krachtens een besluit van of Overeenkomst met de overheid verplicht respectievelijk bevoegd is in rekening te brengen.

11.3 Wijzigingen van de tarieven worden doorberekend conform de overeengekomen prijssystematiek en staan vermeld op de eerstvolgende factuur. De Leverancier is gerechtigd de prijssystematiek tussentijds aan te passen, bijvoorbeeld als gevolg van wet- en regelgeving.

11.4 Tariefswijzigingen conform het bepaalde in de Warmtewet treden in werking op 1 januari van het jaar waarop zij betrekking hebben en worden zo spoedig mogelijk bekend gemaakt. Wijzigingen gelden ook ten aanzien van reeds bestaande overeenkomsten.

11.5 Indien in enig jaar een of meer besluiten van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), die mede van belang zijn bij het vaststellen van de tarieven door de Leverancier, in werking treden of bekendgemaakt worden op een zodanig tijdstip, dat bekendmaking door de leverancier niet op of vóór 1 januari van het betreffende jaar kan geschieden, treden tariefswijzigingen van de Leverancier desondanks in werking per 1 januari, tenzij in de bekendmaking door de Leverancier een andere datum van in werking treden is vermeld.

11.6 Bekendmaking vindt plaats door middel van een persoonlijke kennisgeving per brief, per e-mail dan wel op de persoonlijke portal “MijnEteck” op de website van de Leverancier en mogelijk door middel van een algemene kennisgeving op de website van de Leverancier (…). In de kennisgeving wordt vermeld dat de voorwaarden, voorschriften en regelingen zijn gewijzigd en bij de Leverancier ter inzage liggen en op aanvraag kosteloos digitaal verkrijgbaar zijn.

5.15. In het Product- en Tarievenblad 2022 en 2023 staat een bepaling over indexatie en wijziging van tarieven, dat als volgt luidt:

5.16. Het wijzigingsbeding in de algemene voorwaarden en de bepaling in het Product- en Tarievenblad geven Eteck de bevoegdheid om de overeengekomen tarieven en de prijssystematiek periodiek eenzijdig te wijzigen, soms zelfs met terugwerkende kracht. Nu beide bedingen over prijswijzigingen gaan, moeten ze cumulatief worden getoetst. De bedingen sluiten voor wat betreft tariefswijzigingen aan bij wat krachtens de wet- en regelgeving en besluiten van de ACM is toegestaan. Ze worden daarom niet als oneerlijk aangemerkt.

5.17. Dit betekent dat de vordering tot betaling van € 1.682,52 aan hoofdsom toewijsbaar is. Dat geldt ook voor de vordering om [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de maandelijkse voorschotten van € 85,81 vanaf 1 juli 2023 tot de datum waarop de levering van warmte/koude zal zijn beëindigd.

Beding rente en buitengerechtelijke incassokosten

5.18. Eteck vordert ook betaling van rente over de hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten. Artikel 12.10 van de Algemene Leveringsvoorwaarden 2019 ziet op rente en buitengerechtelijke incassokosten en luidt als volgt:

Ingeval de Contractant in verzuim is, is hij een vergoeding voor de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte verschuldigd alsmede de wettelijke rente voor iedere kalenderdag dat betaling te laat wordt verricht, onverminderd het bepaalde in artikel 11. De vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten wordt vastgesteld conform de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten.

5.19. Het deel van het beding dat ziet op de rente is niet oneerlijk, omdat dat aanhaakt bij de wettelijke rente. De gevorderde rente is toewijsbaar vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg, dus 7 juni 2023.

5.20. Het hof is voorshands van oordeel dat het incassokostenbeding wel oneerlijk is, omdat dit afwijkt van de wettelijke regeling. Het geeft Eteck namelijk de mogelijkheid om al incassokosten bij de consument in rekening te brengen als de consument in verzuim is, zonder dat eerst een vruchteloze aanmaning hoeft te worden gestuurd als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. De wet stelt dat wel als vereiste voor het verschuldigd worden van buitengerechtelijke incassokosten. Nu het beding ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling, die van dwingend recht is, is het hof voorshands van oordeel dat het beding oneerlijk is. Eteck zal in de gelegenheid worden gesteld om zich hierover uit te laten.

Ontbinding van de overeenkomst en afsluiting leverantie

5.21. Eteck legt aan haar vorderingen tot ontbinding van de overeenkomst en tot bepaling dat Eteck gerechtigd is tot afsluiting over te gaan en de meter te verzegelen ten grondslag dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in zijn betalingsverplichting. In artikel 4 lid 3 van de Warmtewet staat dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld over afsluiting van de levering van een verbruiker van warmte alsmede over preventieve maatregelen om de afsluiting van een verbruiker waar mogelijk te voorkomen. Die regels zijn vastgelegd in de Warmteregeling. Van de Warmteregeling bepalen de artikelen 5 tot en met 7 (versie geldend van 1 januari 2020 tot en met 25 oktober 2022), 5 tot en met 7Aa (versie geldend van 25 oktober 2022 tot en met 31 maart 2023) en 4b tot en met 6 (versie geldend vanaf 1 april 2023 tot en met 31 december 2023) wanneer Eteck de energielevering aan de afnemer (in de Warmteregeling ‘verbruiker’ genoemd) mag beëindigen. Dat mag onder andere bij wanprestatie door de verbruiker, zoals een betalingsachterstand als hier aan de orde is. Als het gaat om beëindiging van de levering wegens wanprestatie van de verbruiker moet wel zijn voldaan aan de voorwaarden zoals vermeld in de verschillende versies van Warmteregeling zoals hiervoor genoemd. Overgangsrecht ontbreekt en dat betekent dat een nieuwe versie van de Warmteregeling onmiddellijk in werking treedt. In dit geval is de ontbinding wegens wanprestatie gevorderd bij dagvaarding, daar is niet eerder een beroep op gedaan. Daarom is de datum waarop de dagvaarding is uitgebracht (7 juni 2023) bepalend voor de vraag welke versie van de Warmteregeling van toepassing is. Op 7 juni 2023 was de Warmteregeling geldend van 1 april tot en met 31 december 2023 van kracht. Eteck moet voor een geslaagd beroep op beëindiging van de overeenkomst wegens wanprestatie dus voldoen aan de artikelen 4b tot en met 6 van die versie van de Warmteregeling. Daarvoor is onder meer nodig dat Eteck [geïntimeerde] heeft gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening en dat zij heeft aangeboden om met zijn toestemming de contactgegevens van [geïntimeerde] en de hoogte van de schuld door te geven aan de gemeente ten behoeve van schuldhulpverlening. Ook moet Eteck aan [geïntimeerde] tenminste drie schriftelijke aanmaningen sturen met een nakomingstermijn van tenminste veertien dagen, moeite doen om persoonlijk met hem in contact te treden en hem een redelijke en passende betalingsregeling aanbieden.

5.22. Uit de door Eteck overgelegde stukken kan het hof vooralsnog niet afleiden of zij heeft voldaan aan alle voorwaarden van de artikelen 4b tot en met 6 van de Warmteregeling. In elk geval kan niet worden vastgesteld dat is voldaan aan het vereiste dat Eteck minimaal drie schriftelijke aanmaningen heeft gestuurd met een nakomingstermijn van ten minste veertien dagen (artikel 5 lid 2 en 3 Warmteregeling geldend van 1 april 2023 tot en met 31 december 2023) en blijkt ook niet uit de stukken dat Eteck aan [geïntimeerde] een passende betalingsregeling heeft aangeboden (artikel 5 lid 5 Warmteregeling geldend van 1 april 2023 tot en met 31 december 2023). Het hof ziet daarom aanleiding om Eteck in de gelegenheid te stellen toe te lichten en te onderbouwen dat voldaan is aan alle vereisten van de Warmteregeling (geldend van 1 april 2023 tot en met 31 december 2023) voor de gevorderde afsluiting.

5.23. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

6 Beslissing

Het hof:

verwijst de zaak naar de rol van 14 oktober 2025 voor akte uitlating aan de zijde van Eteck ten aanzien van hetgeen is overwogen in 5.20 en 5.22;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. R.L. de Graaff, M.E. van Neck en M.M. Kruithof en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025.