Terug naar bibliotheek
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2025:1402 - Kwijtschelding schuld is geen tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a Awb - 23 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:CRVB:2025:140223 september 2025

Essentie

Het verlenen van kwijtschelding voor een restschuld kwalificeert niet als een tegemoetkoming aan de bezwaren van appellant. Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75a Awb moet het bestuursorgaan inhoudelijk zijn tegemoetgekomen aan de grieven tegen het oorspronkelijke besluit, wat hier niet het geval was.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Datum uitspraak: 23 september 2025
23/2770 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 september 2023, 23/1685
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Via e-mailbericht van 15 oktober 2024 heeft mr. Küçükünal namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft in het verweerschrift van 6 november 2024 laten weten geen aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat het college bij besluit van 25 september 2024 kwijtschelding heeft verleend voor de resterende schuld van appellant. Naar aanleiding hiervan heeft de gemachtigde van appellant het hoger beroep ingetrokken.
De Raad ziet geen aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten en overweegt daartoe het volgende.
In zijn hoger beroepschrift heeft appellant zich, concreet samengevat, op het standpunt gesteld dat het terugvorderingsbesluit als gevolg van de schending van de inlichtingenplicht ten onrechte in stand is gebleven.
Zoals het college terecht naar voren heeft gebracht in zijn verweerschrift, is het terugvorderingsbesluit van 19 augustus 2022 echter niet onrechtmatig gebleken of door het college op enig moment ingetrokken. Het college heeft op dit punt geen gewijzigd standpunt ingenomen en aan de bezwaren van appellant met betrekking tot het terugvorderingsbesluit is dan ook niet tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste volzin, van de Awb. Dat het college het verzoek van appellant om kwijtschelding van de resterende schuld heeft gehonoreerd, doet daar niet aan af.
Nu het college niet geheel of gedeeltelijk aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, zal de Raad het verzoek om proceskostenveroordeling afwijzen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2025.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen