Artikel 96 (Keuze kantonrechter bij partijautonomie)
1. In alle zaken die slechts rechtsgevolgen betreffen die ter vrije bepaling van partijen staan, kunnen zij zich samen tot een kantonrechter van hun keuze wenden en zijn beslissing inroepen. Het geding wordt gevoerd op de wijze als door de kantonrechter bepaald.
2. Indien slechts een van partijen zich tot de kantonrechter wendt voor toepassing van het eerste lid, wordt aan haar keuze slechts gevolg gegeven indien alle andere partijen de kantonrechter berichten dat zij instemmen met deze keuze.
Uitleg in duidelijke taal
1. In alle zaken die slechts rechtsgevolgen betreffen die ter vrije bepaling van partijen staan, kunnen zij zich samen tot een kantonrechter van hun keuze wenden en zijn beslissing inroepen. Het geding wordt gevoerd op de wijze als door de kantonrechter bepaald.
Dit betekent letterlijk dat in alle zaken waarbij het uitsluitend gaat om rechtsgevolgen waarover de partijen zelf mogen beslissen (die ter vrije bepaling van partijen staan), deze partijen gezamenlijk een kantonrechter naar eigen keuze kunnen benaderen en om zijn beslissing kunnen verzoeken. Het geding wordt gevoerd op de wijze zoals de kantonrechter die bepaalt.
2. Indien slechts een van partijen zich tot de kantonrechter wendt voor toepassing van het eerste lid, wordt aan haar keuze slechts gevolg gegeven indien alle andere partijen de kantonrechter berichten dat zij instemmen met deze keuze.
Dit betekent dat als maar één partij de kantonrechter benadert om het eerste lid toe te passen, de keuze van die partij voor een specifieke kantonrechter alleen wordt geaccepteerd als alle andere partijen aan de kantonrechter laten weten dat zij het eens zijn met die keuze.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBGEL:2025:7083 - Rechtbank Gelderland - 21 augustus 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:3740 - Rechtbank Noord-Nederland - 5 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:10429 - Opvolgend werkgeverschap na faillissement: feitelijke continuïteit en rol vorige bestuurder doorslaggevend - 22 augustus 2025
De rechtbank oordeelt dat sprake is van opvolgend werkgeverschap na een faillissement, ook al is er geen formele overname. Doorslaggevend is dat de werkzaamheden en werkplek voor de werknemer feitelijk ongewijzigd bleven en de bestuurder van de failliete werkgever een initiërende rol speelde.
ECLI:NL:RBDHA:2025:12782 - Rechtbank Den Haag - 16 juli 2025
ECLI:NL:GHDHA:2025:1256 - Gerechtshof Den Haag - 15 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9650 - Rechtbank Rotterdam - 8 augustus 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5322 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 6 augustus 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:8634 - Rechtbank Noord-Holland - 24 juli 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5740 - Rechtbank Overijssel - 17 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16985 - Eiser die om niet-ontvankelijkheid vraagt veroordeeld tot betaling werkelijke proceskosten - 15 september 2025
Een eiser die in kort geding zijn vordering intrekt en stelt dat spoedeisend belang ontbreekt, maakt misbruik van procesrecht. De rechtbank oordeelt dat hij zijn vordering baseerde op stellingen waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen en veroordeelt hem in de werkelijk gemaakte proceskosten.
ECLI:NL:RBDHA:2025:15505 - Rechtbank Den Haag - 14 augustus 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2111 - Gerechtshof Amsterdam - 5 augustus 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:5843 - Rechtbank Amsterdam - 5 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:8950 - Rechtbank Rotterdam - 18 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11258 - Kantonrechter ontbindt arbeidsovereenkomst wegens gezamenlijk vastgestelde verstoorde arbeidsverhouding - 17 juli 2025
De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst op grond omdat beide partijen de verstoorde arbeidsverhouding erkennen. Ondanks een opzegverbod wordt het verzoek toegewezen omdat de beëindiging in het belang van de werknemer is. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van een beëindigingsvergoeding, inclusief transitievergoeding.