Artikel 254 (Bevoegdheid voorzieningenrechter kort geding)
1. In alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, is de voorzieningenrechter bevoegd deze te geven.
2. Op aanvraag van de belanghebbende partij kan de voorzieningenrechter de dagvaarding bevelen tegen de dag en het uur, de zondag daarbij inbegrepen, voor elk geval te bepalen. Hij kan daarbij tevens bevelen dat de terechtzitting op een andere plaats dan in het gerechtsgebouw wordt gehouden. De voorzieningenrechter kan aan de dagbepaling voorwaarden verbinden, die door de eiser in acht moeten worden genomen. Deze voorwaarden moeten uit de dagvaarding blijken.
3. De zaak kan ook worden aangebracht op een terechtzitting, door de voorzieningenrechter te houden op de daartoe door hem te bepalen werkdagen.
4. De artikelen 127a en 128, tweede lid en zesde lid, zijn niet van toepassing.
5. In zaken die ten gronde door de kantonrechter worden behandeld en beslist is ook de kantonrechter bevoegd tot het geven van een voorziening als in deze afdeling bedoeld. Daarbij is op de kantonrechter van toepassing hetgeen omtrent de voorzieningenrechter is bepaald.
6. Indien de gevorderde voorziening betrekking heeft op een zaak betreffende het personen- en familierecht als bedoeld in de zesde titel van het derde boek is artikel 803 van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. In alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, is de voorzieningenrechter bevoegd deze te geven.
Dit lid bepaalt dat de voorzieningenrechter de bevoegdheid heeft om een onmiddellijke voorziening bij voorraad te geven in alle zaken die spoedeisend zijn en waarin, rekening houdend met de belangen van de betrokken partijen, een dergelijke voorziening direct noodzakelijk is.
2. Op aanvraag van de belanghebbende partij kan de voorzieningenrechter de dagvaarding bevelen tegen de dag en het uur, de zondag daarbij inbegrepen, voor elk geval te bepalen. Hij kan daarbij tevens bevelen dat de terechtzitting op een andere plaats dan in het gerechtsgebouw wordt gehouden. De voorzieningenrechter kan aan de dagbepaling voorwaarden verbinden, die door de eiser in acht moeten worden genomen. Deze voorwaarden moeten uit de dagvaarding blijken.
Dit lid stelt dat de voorzieningenrechter, op verzoek van een partij die daarbij belang heeft (de belanghebbende partij), kan bevelen dat de dagvaarding zal plaatsvinden op een specifiek door hem voor elk afzonderlijk geval te bepalen dag en tijdstip, waarbij ook de zondag een mogelijkheid is. De voorzieningenrechter kan hierbij ook bevelen dat de terechtzitting op een andere locatie dan het gerechtsgebouw zal plaatsvinden. Verder kan de voorzieningenrechter voorwaarden verbinden aan de vastgestelde dag voor de zitting, welke voorwaarden door de eisende partij (de eiser) nageleefd (in acht genomen) moeten worden. Deze voorwaarden moeten duidelijk vermeld staan in de dagvaarding.
3. De zaak kan ook worden aangebracht op een terechtzitting, door de voorzieningenrechter te houden op de daartoe door hem te bepalen werkdagen.
Dit lid geeft aan dat een zaak ook bij de voorzieningenrechter kan worden gestart (aangebracht) tijdens een terechtzitting die de voorzieningenrechter houdt op werkdagen die hij daarvoor specifiek vaststelt.
4. De artikelen 127a en 128, tweede lid en zesde lid, zijn niet van toepassing.
Dit lid specificeert dat artikel 127a en artikel 128, specifiek het tweede lid en het zesde lid van dat artikel, niet gelden (niet van toepassing zijn) in de context van de procedure die in deze afdeling wordt beschreven.
5. In zaken die ten gronde door de kantonrechter worden behandeld en beslist is ook de kantonrechter bevoegd tot het geven van een voorziening als in deze afdeling bedoeld. Daarbij is op de kantonrechter van toepassing hetgeen omtrent de voorzieningenrechter is bepaald.
Dit lid bepaalt dat in zaken die inhoudelijk (ten gronde) door de kantonrechter worden behandeld en waarover de kantonrechter een beslissing neemt, de kantonrechter eveneens de bevoegdheid heeft om een voorlopige voorziening te treffen zoals bedoeld in deze afdeling. De regels en bepalingen die voor de voorzieningenrechter gelden, zijn in dat geval ook van toepassing op de kantonrechter.
6. Indien de gevorderde voorziening betrekking heeft op een zaak betreffende het personen- en familierecht als bedoeld in de zesde titel van het derde boek is artikel 803 van overeenkomstige toepassing.
Dit lid stelt dat als de gevraagde voorlopige voorziening te maken heeft met een zaak op het gebied van personen- en familierecht, zoals nader omschreven in de zesde titel van het derde boek (van het Burgerlijk Wetboek), artikel 803 op een vergelijkbare wijze (van overeenkomstige toepassing) geldt.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:GHARL:2025:6138 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 7 oktober 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:4846 - Rechtbank Midden-Nederland - 8 september 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:3351 - Rechtbank Noord-Nederland - 13 augustus 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:6151 - Rechtbank Gelderland - 25 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16440 - Rechtbank Den Haag - 5 september 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2303 - Gerechtshof Amsterdam - 2 september 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2260 - Gerechtshof Amsterdam - 26 augustus 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:5828 - Rechtbank Amsterdam - 19 augustus 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:9031 - Rechtbank Noord-Holland - 11 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9735 - Rechtbank Rotterdam - 1 augustus 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5012 - Rechtbank Overijssel - 28 juli 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:9321 - Rechtbank Noord-Holland - 24 juli 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:5643 - Rechtbank Amsterdam - 23 juli 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:6933 - Rechtbank Gelderland - 22 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9592 - Rechtbank Rotterdam - 18 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11259 - Rechtbank Rotterdam - 17 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:8995 - Kantonrechter past ketenaansprakelijkheid ambtshalve toe voor loonvordering schoonmaakster - 17 juli 2025
Een opdrachtgever is op basis van ketenaansprakelijkheid (art. 7:616a BW) hoofdelijk aansprakelijk voor het achterstallige loon van een werknemer van zijn onderaannemer. De kantonrechter past deze grondslag ambtshalve toe nadat de door de werknemer aangevoerde gronden, zoals werkgeverschap en onrechtmatige daad, falen.
ECLI:NL:RBROT:2025:9640 - Kort geding: afgifte loonstrook en ambtshalve matiging van de dwangsom - 17 juli 2025
In een verstekzaak in kort geding veroordeelt de kantonrechter een werkgever tot het verstrekken van salarisspecificaties. De rechter verlengt de gevorderde termijn en matigt de dwangsom ambtshalve, omdat de billijkheid dit eist, en stelt deze in verhouding tot de resterende vordering.
ECLI:NL:GHDHA:2025:1266 - Gerechtshof Den Haag - 15 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12713 - Beëindiging opleiding CBR-examinator geen schending van goed werkgeverschap - 15 juli 2025
De rechtbank oordeelt in kort geding dat het CBR niet in strijd met goed werkgeverschap handelde door de opleiding van een examinator te stoppen na een onvoldoende oefentoets. De werkgever heeft beleidsvrijheid en de eiser maakte onvoldoende aannemelijk dat hij ongelijk of negatief werd behandeld.