Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2025:9321 - Rechtbank Noord-Holland - 24 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNHO:2025:932124 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

VONNIS

Familie en Jeugd Zittingsplaats Alkmaar

zaaknummer / rolnummer: C/15/366497 / KG ZA 25-400

Vonnis in kort geding van van 24 juli 2025

in de zaak van

[de vader] , wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] , eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie, advocaat mr. L.N. Hermes te Noord-Scharwoude,

tegen

[de moeder] , wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] , gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, advocaat mr. M. de Geest te Heerhugowaard.

Partijen zullen hierna de vader en de moeder worden genoemd, als ook tezamen de ouders.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

1.2. De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 17 juli 2025*.* Aanwezig waren de ouders en hun advocaten.

2 De feiten

2.1. De ouders hebben een affectieve relatie gehad.

2.2. Het minderjarige kind van partijen is:

  • [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (hierna ook: [de minderjarige] ).

2.3. De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders zijn belast met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] .

2.4. De ouders hebben in het ouderschapsplan, dat is gedateerd 4 april 2024 en op die datum door de ouders is ondertekend, afspraken gemaakt over de gevolgen van hun uiteengaan ten aanzien van [de minderjarige] . De ouders zijn overeengekomen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder is. Voorts zijn de ouders, onder meer, een verdeling van de zorg- en opvoedtaken (hierna: zorgregeling) overeengekomen.

2.5. Bij beschikking van deze rechtbank van 28 februari 2025 is, met wijziging in zoverre van het hierboven genoemde ouderschapsplan de volgende zorgregeling en vakantie- en feestdagenregeling vastgesteld: [de minderjarige] verblijft bij de vader:

  • om de week van vrijdag uit school tot en met woensdag naar school;

  • de andere week van maandag uit school tot en met woensdag naar school.

Wanneer [de minderjarige] (nog) niet naar school gaat, zal het wisselmoment om 12.30 uur plaatsvinden;

  • de vakanties starten altijd na de laatste schooldag en de wisseling naar de andere ouder bij een meerweekse vakantie is halverwege op de vrijdag om 17.00 uur;

  • voorjaarsvakantie: in de oneven jaren bij de moeder, in de even jaren bij de vader;

  • meivakantie: bij helfte waarbij [de minderjarige] in de even jaren de eerste helft bij de vader is en de tweede helft bij de moeder waarna deze regeling in de oneven jaren wordt omgekeerd;

  • herfstvakantie: in de oneven jaren bij de vader, in de even jaren bij de moeder;

  • kerstvakantie: bij helfte waarbij [de minderjarige] in de oneven jaren de eerste helft bij de moeder is en de tweede helft bij de vader waarna deze regeling in de even jaren wordt omgekeerd;

  • [de minderjarige] verblijft bij iedere ouder een kerstdag van 10.00 uur in de ochtend tot de volgende ochtend;

  • de zomervakantie: de eerste week bij de vader, week 2 en 3 bij de moeder, week 4 en 5 bij de vader, week 6 bij de moeder. De moeder brengt [de minderjarige] op maandag na de zomervakantie naar school;

• eerste paasdag vanaf 10.00 uur bij vader, tot 10.00 uur tweede paasdag; • oudjaarsavond (vanaf 31 december om 10.00 uur tot sowieso 1 januari 13.00 uur) in de oneven jaren bij de vader, en in de even jaren bij de moeder; • Sint Maarten: in de oneven jaren bij moeder en in de even jaren bij vader; • verjaardag [de minderjarige] : oneven jaren bij moeder en in de even jaren bij vader; • op de verjaardag van de moeder is [de minderjarige] altijd bij de moeder, en op de verjaardag van de vader is [de minderjarige] altijd bij de vader; • op Moederdag is [de minderjarige] altijd bij de moeder, en op Vaderdag is [de minderjarige] altijd bij de vader.

2.6. Bij beschikking van 1 juli 2025 heeft de rechtbank de vader vervangende toestemming – welke de toestemming van de moeder vervangt – verleend voor inschrijving van [de minderjarige] op openbare basisschool [basisschool] te [plaats] .

3 Het geschil in conventie en reconventie

3.1. De vader vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: I. de moeder gebieden en beveelt om binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen kort geding vonnis, de in de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 28 februari 2025 onder 6.1. en 6.2. vastgelegde zorgregeling na te komen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte ervan dat de moeder na betekening van het vonnis hiermee in gebreke blijft. II. de moeder te gebieden en te bevelen om er zorg voor te dragen dat [de minderjarige] op 31 juli 2025 om 17.00 uur bij de man wordt gebracht zodat de man op 1 augustus 2025 zoals afgesproken met de man op vakantie kan gaan naar Montenegro, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- indien de vrouw hiermee in gebreke blijft; III. de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaat van gedaagde, het griffierecht en de nakosten.

3.2. De vader legt het volgende aan zijn vorderingen, kort samengevat, ten grondslag.

3.3. De moeder heeft op 5 juni 2025 tijdens een gesprek dat zij met de vader had met een coach (op aanraden van Veilig Thuis) zonder uitleg aangegeven dat zij de zorgregeling eenzijdig stopzet. De vader heeft van Veilig Thuis begrepen dat de moeder hem, opnieuw, beschuldigt van seksueel misbruik van [de minderjarige] . De vader ontkent ten stelligste dat hiervan sprake is, maar de moeder wil de zorgregeling niet hervatten. Er is geen enkele aanleiding voor de aantijgingen van de moeder en de vader is van mening dat de moeder per direct de zorgregeling moet nakomen. De vader vordert daarbij dat er aan de moeder een dwangsom wordt opgelegd en dat zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

3.4. De moeder heeft verweer gevoerd en van haar zijde gevorderd dat de voorzieningenrechter haar vervangende toestemming geeft voor vakanties met [de minderjarige] :

  • naar Griekenland [stad] ( [hotel] Hotel in [plaats] ) van 20 juli 2025 tot en met 30 juli 2025;

  • naar Tsjechië (Hotel [hotel] in [stad] ) van 21 februari 2026 tot en met 27 februari 2026.

3.5. De moeder heeft aangegeven dat de zorgregeling sinds 5 juni 2025 enige tijd niet is doorgegaan, maar dat deze inmiddels is hervat. De zorgregeling heeft dan ook maar zeer korte tijd stilgelegen. De moeder heeft het stopzetten niet zomaar beslist, maar heeft dit gedaan naar aanleiding van zorgelijke mededelingen van [de minderjarige] die de moeder zeer hebben verontrust. Dit is naar de mening van de moeder ook wat zorgvuldig ouderschap van haar vereist bij dergelijke zorgen. De zorgen zijn niet weg bij de moeder, maar na politiebemoeienis is in elk geval vastgesteld dat er op dit moment onvoldoende bewijs is om de zaak strafrechtelijk aan te pakken. De moeder is dan ook van mening dat de vorderingen van de vader dienen te worden afgewezen. De moeder verzet zich tegen een veroordeling in de proceskosten, omdat het hier gaat om een familiezaak en de proceskosten in dergelijke zaken dienen te worden gecompenseerd.

3.6. Ten aanzien van de eis in reconventie is namens de moeder de vordering tot vervangende toestemming voor de vakantie naar Griekenland ingetrokken, omdat de vader inmiddels zijn toestemming heeft verleend.

3.7. De moeder heeft aangegeven dat het haar erg veel moeite kost om toestemming te krijgen van de vader voor vakanties. Dat acht zij niet in het belang van [de minderjarige] . De vader gaat zelf ook een week met haar op vakantie en daar heeft de moeder ook haar toestemming voor verleend. De moeder wil dan ook toestemming voor een vakantie naar Tsjechië van 21 februari 2026 tot en met 27 februari 2026.

3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1. Gelet op de nauwe verwevenheid van de vorderingen in conventie en in reconventie en de daaraan ten grondslag liggende stellingen, zullen deze vorderingen in het hierna volgende gezamenlijk worden behandeld.

spoedeisend belang

4.2. Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen en de uitkomst van de beoordeling van de voorlopige merites van de zaak. Spoedeisend belang heeft de eisende partij in ieder geval, indien van hem niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht.

nakoming zorgregeling

4.3. Bij de beoordeling van de onderhavige vordering die betrekking heeft op de zorgregeling, geldt als uitgangspunt dat de door de rechtbank bij beschikking van 28 februari 2025 vastgestelde zorgregeling in beginsel moet worden nagekomen zolang deze haar kracht niet heeft verloren, tenzij sprake is van dusdanige ernstige of bijzondere omstandigheden dat niet-nakoming gerechtvaardigd is.

vordering onder I

4.4. De eerste vordering van de vader ziet op nakoming van de reguliere zorgregeling. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat deze regeling door de moeder op 5 juni 2025 eenzijdig is stopgezet. De reguliere zorgregeling is daarna weer hervat, zodat er thans geen spoedeisend belang meer bestaat bij de vordering van de vader tot nakoming van deze regeling. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vader niet aannemelijk heeft gemaakt dat de moeder zonder enige aanleiding meerdere malen de reguliere zorgregeling heeft gefrustreerd of niet is nagekomen, zodat de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet om een dwangsom vast te stellen op nakoming van de reguliere zorgregeling.

vordering onder II

4.5. De tweede vordering van de vader ziet op nakoming van de vakantieregeling, zijnde de zomervakantie 2025, en daaraan een dwangsom ten laste van de moeder te verbinden. De voorzieningenrechter ziet hier wel aanleiding om de moeder te veroordelen tot nakoming van dit onderdeel van de zorgregeling, De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat de ouders in een moeilijke situatie verkeren, waarbij sprake is van wederzijds wantrouwen. De moeder heeft toen [de minderjarige] volgens haar zorgelijke mededelingen deed niet het contact met de vader gezocht, maar heeft de omgang stopgezet en alleen na overleg met de politie en Veilig Thuis weer hervat. De vader weet tot op heden niet wat de redenen zijn geweest en heeft geen nadere uitleg gekregen. De communicatie is ernstig verstoord en de ouders wijzen elkaar aan als schuldige. Deze situatie is zeer schadelijk voor de ontwikkeling van [de minderjarige] . Zij houdt van allebei haar ouders. Om goed te kunnen opgroeien heeft zij allebei haar ouders nodig. Door de wijze waarop de ouders nu met elkaar omgaan komt [de minderjarige] klem te zitten tussen haar ouders en dat zal een zeer negatieve impact op [de minderjarige] hebben. Ter zitting hebben de ouders aangegeven dat zij zijn aangemeld voor hulpverlening bij de Stichting Opgroei, maar er is nog geen aanvang gemaakt met de hulpverlening. De moeder heeft ter zitting aangegeven niet te kunnen uitsluiten dat zij de zorgregeling, opnieuw, zal stopzetten als zij van mening is dat [de minderjarige] uitlatingen doet die de moeder zorgen baren. Toen de moeder in juni 2025 de zorgregeling niet meer nakwam, was er onweersproken sprake van een korte vakantie van de vader met [de minderjarige] van 13 tot 17 juni 2025, die als gevolg van het niet uitvoeren van de zorgregeling aan de zijde van de moeder zonder nadere uitleg of overleg niet is doorgegaan. Gelet op deze opstelling van de moeder acht de voorzieningenrechter de kans aanwezig dat de moeder de afgesproken vakantie niet vrijwillig zal nakomen en acht daarmee het opleggen van een dwangsom aan de moeder gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter acht het in het belang van [de minderjarige] dat zij deze zomer met haar vader op vakantie kan gaan en zal daarom de moeder gebieden haar medewerking te verlenen. De vordering van de vader ten aanzien van een op te leggen dwangsom zal de voorzieningenrechter eveneens toewijzen, maar de dwangsom zal worden gematigd tot € 2.500,00 indien de moeder de vakantie zoals door de vader gevorderd niet nakomt.

De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat de vader [de minderjarige] op de afgesproken tijd en plaats weer bij de moeder brengt.

vervangende toestemming (reizen naar buitenland)

4.6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het gezag over [de minderjarige] door partijen gezamenlijk wordt uitgeoefend. Dit betekent dat de ene ouder toestemming nodig heeft van de andere ouder om met [de minderjarige] naar het buitenland te reizen. De moeder wil in februari 2026 naar Tsjechië en vraagt de voorzieningenrechter haar hiervoor vervangende toestemming te verlenen, omdat zij, gelet op eerdere ervaringen met de vader, ervan uitgaat dat de vader haar geen toestemming zal geven.

4.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit verzoek prematuur is gedaan en dat er geen spoedeisend belang is om deze vordering nu te behandelen. De vordering is dan ook niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter merkt ten overvloede op dat de gevraagde vakantie naar Tsjechië valt in de voorjaarsvakantie 2026. [de minderjarige] is volgens de vastgestelde vakantieregeling die vakantie bij haar vader. Alleen indien de ouders in onderling overleg en met wederzijdse instemming voor deze vakantie van de vastgestelde regeling afwijken zal het mogelijk worden voor de moeder om die vakantie met [de minderjarige] op reis te gaan.

uitvoerbaarverklaring bij voorraad

4.8. Tenzij uit de wet of uit de aard van de zaak anders voortvloeit, kan de rechter, indien dit wordt gevorderd, verklaren dat zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn niettegenstaande daartegen aan te wenden rechtsmiddelen.

kosten van het geding

4.9. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen namens de vader is aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel bij familiezaken om de proceskosten te compenseren.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

in conventie en in reconventie

5.1. verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar vordering tot het verlenen van vervangende toestemming voor vakantie met de minderjarige met [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , naar Tsjechië (Hotel [hotel] in [stad] ) van 21 februari 2026 tot en met 27 februari 2026;

5.2. gebiedt en beveelt de moeder om er zorg voor te dragen dat de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , op 31 juli 2025 om 17.00 uur bij de vader wordt gebracht zodat de minderjarige op 1 augustus 2025 zoals afgesproken met de vader op vakantie kan gaan naar Montenegro;

5.3. veroordeelt de moeder om aan de vader een dwangsom te betalen van € 2.500,-- ingeval zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet;

5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.5. compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier H.M. Zonneveld op 24 juli 2025.