Artikel 3.8
1. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6, tweede lid, ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten.
2. Provinciale staten kunnen bij verordening vrijstelling verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6, tweede lid, ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten.
3. Onze Minister kan ontheffing of vrijstelling verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, of van regels gesteld krachtens artikel 3.7, ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten.
4. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, kan worden bepaald dat gedeputeerde staten ontheffing kunnen verlenen, of dat provinciale staten bij verordening vrijstelling kunnen verlenen, van bij de maatregel aangewezen regels.
5. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing; b. zij is nodig:
1°. in het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna, of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats; 2°. ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden, wateren of andere vormen van eigendom; 3°. in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten; 4°. voor onderzoek en onderwijs, repopulatie of herintroductie van deze soorten, of voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten, of 5°. om het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een beperkt, bij de ontheffing of vrijstelling vastgesteld aantal van bepaalde dieren van de aangewezen soort te vangen of onder zich te hebben, onderscheidenlijk een beperkt bij de ontheffing of vrijstelling vastgesteld aantal van bepaalde planten van de aangewezen soort te plukken of onder zich te hebben;
c. er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
6. De verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6 zijn niet van toepassing op handelingen ten aanzien waarvan bij of krachtens enige wettelijke bepaling een besluit is vereist, indien bij of krachtens die wet is bepaald dat het desbetreffende besluit de handelingen uitsluitend toelaat indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het vijfde lid.
7. De verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6, tweede lid, zijn niet van toepassing op:
a. handelingen ter uitvoering van een instandhoudingsmaatregel of een passende maatregel als bedoeld in artikel 2.2, en b. handelingen die zijn beschreven in en worden verricht overeenkomstig een beheerplan als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, een plan of een programma als bedoeld in artikel 2.3, vijfde lid, of een programma als bedoeld in artikel 1.13, eerste, zevende of achtste lid, indien:
1°. ten aanzien van het beheerplan, het plan of het programma, althans het onderdeel dat betrekking heeft op de desbetreffende handelingen, is voldaan aan het in het vijfde lid bepaalde ten aanzien van ontheffingen en vrijstellingen, en 2°. het bestuursorgaan dat het beheerplan, het plan of het programma heeft vastgesteld tevens bevoegd is voor de verlening van een ontheffing, onderscheidenlijk vrijstelling als bedoeld in het eerste, onderscheidenlijk tweede lid voor dergelijke handelingen, of, als dat niet het geval is, het beheerplan, het plan of het programma is vastgesteld in overeenstemming met het bestuursorgaan dat bevoegd is voor de verlening van de ontheffing, onderscheidenlijk vrijstelling.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RVS:2025:3413 - Raad van State - 23 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16921 - Faunabeheerplan Konijnen Zuid-Holland mist borging voor afweging alternatieve maatregelen - 16 september 2025
De rechtbank vernietigt de goedkeuring van het faunabeheerplan voor konijnen. Het plan biedt onvoldoende zekerheid dat alternatieve, niet-dodelijke maatregelen adequaat worden afgewogen voordat de faunabeheereenheid toestemming voor afschot verleent. De kaders voor deze beoordeling ontbreken, wat resulteert in een motiveringsgebrek.
ECLI:NL:RVS:2025:3439 - Raad van State - 23 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3425 - Raad van State - 23 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3427 - Raad van State - 23 juli 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:5769 - Kapvergunning bomen voor windvang molen onvoldoende gemotiveerd door college - 16 september 2025
De rechtbank oordeelt dat een kapvergunning voor elf bomen om de windvang van een molen te verbeteren onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Het college heeft het zwaarwegend maatschappelijk belang en de waarde van de bomen niet deugdelijk onderbouwd, waardoor een correcte belangenafweging ontbreekt.
ECLI:NL:RBDHA:2025:15533 - Rechtbank Den Haag - 25 augustus 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:6476 - Rechtbank Gelderland - 23 juli 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5836 - Rechtbank Overijssel - 3 oktober 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4425 - Weigering ontheffing voor afschot vos met lichtbak was terecht - 17 september 2025
De Afdeling oordeelt dat een ontheffing voor het doden van een vos met een lichtbak geweigerd mag worden als er een andere bevredigende oplossing bestaat. Het nemen van aanvullende maatregelen bij extreem weer, zoals het sneeuwvrij houden van een voswerend hekwerk, is zo'n oplossing.
ECLI:NL:RBNHO:2025:10320 - Rechtbank Noord-Holland - 4 september 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4241 - Raad van State - 3 september 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4560 - Twee windturbines: geen windturbinepark (Besluit mer), wel een cluster (IOV) - 24 september 2025
De Raad van State oordeelt dat twee windturbines geen 'windturbinepark' vormen in de zin van het Besluit MER, waardoor geen MER-beoordelingsplicht geldt. Tegelijkertijd kunnen dezelfde turbines wél een 'cluster' vormen met een bestaand park volgens de provinciale verordening vanwege landschappelijke en visuele samenhang.