ECLI:NL:RBNHO:2025:10320 - Rechtbank Noord-Holland - 4 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 25/3296 (beroep) en HAA 25/3297 (voorlopige voorziening) uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 september 2025 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaken tussen
(gemachtigde: mr. M. van Duijn),
en
(gemachtigde: mr. F. Sassen, werkzaam bij de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD)).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [naam 1] handelend onder de naam [bedrijf], uit Diemen.
Procesverloop
2.1. Derde-partij heeft op 4 april 2024 een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorschrift op grond van de Omgevingswet. De aanvraag heeft betrekking op het gebruik van het geweer op een jachtveld dat niet voldoet aan de in de wet gestelde eisen voor uitvoering van populatiebeheer en schadebestrijding conform vigerende ontheffingen en opdrachten afkomstig van de Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland (FBE) en de in dit gebied geldende vrijstellingen voor beheer en schadebestrijding, mits er een Faunabeheerplan is goedgekeurd voor de betreffende soorten. Het uitvoeringsgebied is gelegen aan de [adres 1] in Diemen en heeft een oppervlakte die kleiner is dan het wettelijke minimum. Verzoekers wonen tegenover het uitvoeringsgebied op [adres 2] in Diemen.
2.2. In het maatwerkbesluit van 11 december 2024, gepubliceerd op 31 december 2024, heeft de OD namens GS aan derde-partij, alsmede de andere uitvoerders die gebruik maken van dit maatwerkbesluit, maatwerkvoorschriften gesteld om af te wijken van de in de wet gestelde eisen aan het jachtveld, zodat het geweer op de percelen genummerd 1 tot en met 13, genoemd in bijlage 1, mag worden gebruikt bij uitvoering van beheer- dan wel schadebestrijdingsacties, op grond van doormachtiging van de daarvoor aan de FBE bedoelde geldige ontheffingen en opdrachten. Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het gebruik van het geweer in een veld dat niet voldoet aan de in de wet gestelde eisen zijn geen redenen om een maatwerkvoorschrift te weigeren, omdat het veilig gebruik van het geweer nog steeds mogelijk is. De uitvoerder dient rekening te houden met de ligging van de A1 en het fietspad in verband met valhagel en eventueel aangeschoten ganzen die ver kunnen uitzeilen. Er blijven echter voldoende veilige schietrichtingen om binnen het uitvoeringsgebied het beheer van populaties van in het wild levende dieren of de bestrijding van schade door dieren veilig te kunnen uitvoeren. Dit maatwerkbesluit is geldig vanaf de dag na verzending van dit besluit tot en met 4 april 2029.
2.3. Met het bestreden besluit van 17 juni 2025 op het bezwaar van verzoekers hebben GS, mede onder verwijzing naar het advies van de hoor- en adviescommissie, (1) het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard; (2) het maatwerkbesluit van 11 december 2024 herroepen voor zover dit besluit betrekking heeft op percelen 8 en 13 en bijlage 1 van het maatwerkbesluit vervangen door een nieuwe bijlage; (3) het maatwerkbesluit aangevuld door onder “B Besluit”, in de eerste volzin, achter de woorden “reeds aan de FBE afgegeven ontheffingen en opdrachten”, de volgende tekst in te voegen: “dan wel (in de toekomst) verleende omgevingsvergunningen, opdrachten en/of aangewezen vergunningvrije gevallen (laatstgenoemde alleen voor zover sprake is van een goedgekeurd faunabeheerplan)”; (4) het maatwerkbesluit voor het overige in stand gelaten, maar de motivering daarbij op onderdelen aangevuld; en (5) proceskostenvergoeding toegekend ter hoogte van € 1.294,- (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de vertegenwoordiging ter zitting). Verzoekers zijn het daar niet mee eens en hebben op 28 juli 2025 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.
2.4. De OD heeft namens GS op het beroep en het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Verzoekers hebben schriftelijk op het verweerschrift gereageerd.
2.5. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster [verzoekster] , de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van GS, [naam 2] en [naam 3] (beiden werkzaam bij de OD).
Wettelijk kader
3.1. In artikel 4.5, eerste lid, van de Omgevingswet (Ow) staat onder meer dat bij regels, als bedoeld in paragraaf 4.1.1, onderwerpen kunnen worden aangewezen, waarvoor het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften kan stellen. In artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder k, van de Ow, onderdeel van paragraaf 4.1.1 van de Ow, is bepaald dat regels worden gesteld over de uitoefening van de jacht en activiteiten om populaties van in het wild levende dieren te beheren of om schade door dieren te bestrijden.
3.2. Op grond van artikel 11.31, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) kan bij maatwerkvoorschrift van onder meer paragraaf 11.2.8 worden afgeweken, tenzij anders is bepaald. Onder deze paragraaf valt onder meer artikel 11.76 van het Bal. In artikel 11.76, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bal staat, voor zover thans van belang, dat een geweer ter uitvoering van de wet alleen mag worden gebruikt op een jachtveld met een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 40 hectare.
3.3. Op grond van artikel 5, vijfde lid, van de Beleidsregel natuurbescherming Noord-Holland (de Beleidsregel) wordt van de bevoegdheid om af te wijken van de aan een jachtveld gestelde regels slechts gebruik gemaakt indien er door fysieke barrières geen mogelijkheid is tot het vormen van een jachtveld dat voldoet aan deze regels.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
4.1. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de beroepszaak beslist hij ook op het beroep van verzoekers tegen het bestreden besluit.
4.2. De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt.
Beroepsgronden 1 t/m 4
5.1. Verzoekers voeren aan dat er met de maatwerkvoorschriften toestemming is verleend voor het doden van dieren met gebruikmaking van het geweer, omdat het doden van dieren in dit veld eerst niet mocht en nu wel. Het bestreden besluit heeft daarom betrekking op een flora- en fauna-activiteit, zoals bedoeld in de bijlage van artikel 1.1 van de Ow. Omdat het gaat om een flora- en fauna-activiteit is het bestreden besluit op grond van artikel 11.31, vierde lid, van het Bal in samenhang gelezen met de artikelen 8.74j, eerste lid, en 8.74l, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) onvoldoende gemotiveerd ten aanzien van de volgende punten:
5.2. Deze beroepsgronden kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet slagen. Derde-partij heeft GS verzocht om af te wijken van het jachtveldvereiste, als bedoeld in artikel 11.76, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bal. Dit was voorheen geregeld in artikel 3.12, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit natuurbescherming. De bevoegdheid voor afwijken lag in artikel 3.26, derde lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb). Eisen zoals thans neergelegd in de artikelen 8.74j, eerste lid, en 8.74l, eerste lid, van het Bkl voor het mogen verrichten van een flora- en fauna-activiteit, waren voorheen neergelegd in de artikelen 3.3, vierde lid, en 3.8, vijfde lid, van de Wnb voor een ontheffing of vrijstelling van het verbod om in het wild levende dieren te doden of anderszins te benadelen. Die Wnb-bepalingen stelden deze eisen niet aan een ontheffing op grond van artikel 3.26, derde lid, van de Wnb. Met de Ow en de daarmee samenhangende regelingen is beoogd om de regels van de Wnb inhoudelijk te continueren.
Beroepsgrond 5
6.1. Verzoekers voeren verder aan dat GS niet voldoende gemotiveerd hebben waarom het voor omwonenden veilig is als hun leefgebied als jachtveld in gebruik zou worden genomen. Volgens verzoekers leunt de motivering van GS op rekenfouten, verkeerde aannames en een niet bestaande deskundigheid van de uitvoerders. Het maatwerkbesluit bevat geen enkel voorschrift over de schietrichting en ook geen schootsveldanalyse en bovendien is er onjuist gebruik gemaakt van een cijfermatige onderbouwing. Doordat een objectieve veiligheidsnormering ontbreekt in het maatwerkbesluit wordt de veiligheid van het met (snel)wegen, paden en woonpercelen omgeven kleinschalige substedelijke gebied van de Overdiemerpolder in gevaar gebracht. De inzet van hagelgeweren in dichtbevolkte gebieden met veel infrastructuur vereist heldere regels en een technische analyse. Omdat deze ontbreken, kan het bestreden besluit niet standhouden.
6.2. Ook deze beroepsgrond kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet slagen. Het gaat om een jachtveld van 9 hectare. Door de A1, het fietspad en het Amsterdam-Rijnkanaal is sprake van fysieke barrières waardoor geen jachtveld van minstens 40 hectare is te vormen, zodat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de Beleidsregel. Het maatwerkbesluit mag echter alleen worden uitgevoerd door personen die over een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit beschikken. Uitsluitend iemand die een erkend jachtdiploma heeft en op basis van een inlichtingenformulier geestelijk geschikt is bevonden kan deze omgevingsvergunning verkrijgen. Het inlichtingenformulier moet elk jaar worden ingevuld, waarbij elke keer opnieuw wordt bekeken of er bijzonderheden zijn met betrekking tot de aanvrager, of er incidenten in het afgelopen jaar zijn geweest en of er redenen zijn waarom er geen omgevingsvergunning zou moeten worden verleend. Het veilig gebruik van het geweer blijft altijd de verantwoordelijkheid van de uitvoerder zelf, niet alleen op een klein jachtveld maar ook op een jachtveld met een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 40 hectare, en hoewel risico’s nooit volledig kunnen worden uitgesloten, mogen GS ervan uitgaan dat een uitvoerder, die in het bezit is van een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit, een goede inschatting kan maken van de wijze waarop het geweer veilig kan worden gebruikt op de percelen genoemd in bijlage 1 bij het bestreden besluit. Dat er in het maatwerkbesluit geen enkel voorschrift over de schietrichting staat en ook geen schootsveldanalyse is gemaakt en een onjuist gebruik gemaakt zou zijn van een cijfermatige onderbouwing, leidt niet tot een ander oordeel. GS hebben op zitting toegelicht dat de uitvoerder uiteindelijk op het moment zelf moet beoordelen wat verantwoord is en wat niet. Omdat deze beoordeling afhankelijk is van de omstandigheden van het moment (windrichting, windkracht en dergelijke), is het niet mogelijk om specifieke voorschriften voor de schietrichting op te nemen in het maatwerkbesluit. Dit geldt ook voor de vraag in hoeverre met meerdere personen gelijktijdig schadebestrijding kan worden uitgevoerd, hetgeen juist een effectieve manier kan zijn om schade te voorkomen of te beperken, zoals GS hebben toegelicht. Een schootsveldanalyse of een nadere onderbouwing met ballistische rapporten maakt dit niet anders. Bovendien zijn de percelen genoemd in bijlage 1 bij het bestreden besluit op 10 juli 2024 bezocht door een toezichthouder van de OD en is toen beoordeeld of het geweer aldaar veilig gebruikt kan worden. Hoewel niet in alle richtingen veilig geschoten kan worden en de uitvoerder rekening dient te houden met de ligging van de A1 en het fietspad in verband met valhagel en eventueel aangeschoten ganzen die ver kunnen uitzeilen, heeft de toezichthouder positief geadviseerd omdat er voldoende veilige schietrichtingen blijven om binnen het uitvoeringsgebied activiteiten om populaties van in het wild levende dieren te beheren of om schade door dieren te bestrijden veilig te kunnen uitvoeren. Mede gelet op de door GS ter zitting gegeven toelichting over de lengte en breedte van het uitvoeringsgebied, kan de voorzieningenrechter dit advies volgen. Tot slot acht de voorzieningenrechter van belang dat dit niet de eerste toestemming is die voor het afwijken van het jachtveldvereiste voor dit adres is afgegeven. Tweemaal eerder (bij besluiten van 24 november 2020 en 8 juni 2022) is door GS een afwijking van het jachtveldvereiste toegestaan. Daarnaast zijn toezichthouders naar aanleiding van een klacht van verzoekers op 27 augustus 2021 ter plaatse gaan kijken en hebben geen overtredingen geconstateerd. Verder zijn er bij GS geen klachten, meldingen of incidenten bekend over de periode waarin de eerdere ontheffingen konden worden gebruikt.
Beroepsgrond 6
7.1. Verzoekers voeren tot slot aan dat in het maatwerkbesluit expliciet moet worden vermeld voor welke toestemmingen (vrijstellingen, opdrachten, ontheffingen en vergunningen) het maatwerkvoorschrift kan worden gebruikt. Daarnaast is het volgens verzoekers ontoelaatbaar om het maatwerkbesluit geldig te laten zijn voor vergunningen die in de toekomst aan de FBE worden afgegeven, omdat daarmee voorbij wordt gegaan aan de inhoudelijke beoordeling die op grond van paragraaf 8.6.2 van het Bkl voor vergunningen is vereist. Tot slot zijn er vergunningen verleend aan de FBE en kunnen er in de toekomst vergunningen worden verleend aan de FBE die niet rechtstreeks het belang van derde-partij raken.
7.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan ook deze beroepsgrond niet slagen. Het maatwerkbesluit ziet op het verzoek van derde-partij om af te wijken van het jachtveldvereiste. Het gaat daarbij uitsluitend om de vraag of het geweer op een jachtveld kleiner dan de vereiste 40 hectare veilig kan worden gehanteerd. De inhoudelijke beoordeling als bedoeld in paragraaf 8.6.2 van het Bkl van de soorten, de alternatieven, het wettelijk belang alsmede de staat van instandhouding, waar verzoekers op doelen, heeft reeds plaatsgevonden in de aan de FBE verleende ontheffingen, opdrachten en vergunningen en zal ook opnieuw moeten plaatsvinden in de vergunningen die in de toekomst aan de FBE worden verleend. De verschillende toestemmingen staan expliciet in de aan de FBE verleende ontheffingen, opdrachten en vergunningen. Omdat deze allemaal gepubliceerd zijn en in de toekomst ook gepubliceerd worden, kunnen verzoekers de daarin verleende toestemmingen nalezen. GS hoefden deze toestemmingen dan ook niet nader te specificeren in het maatwerkbesluit. Voor zover er vergunningen zijn en in de toekomst kunnen worden verleend die niet rechtstreeks het belang van derde-partij raken, merkt de voorzieningenrechter op dat derde-partij op grond van voorschrift 5 gehouden is alle voorschriften in acht te nemen die verbonden zijn aan de geldende omgevingsvergunningen, opdrachten of vrijstellingen. Derde-partij mag het maatwerkbesluit alleen toepassen op de percelen genoemd in bijlage 1 bij het bestreden besluit en dan alleen voor zover die toepassing past binnen de voorschriften van een op dat moment geldende toestemming die aan de FBE is verleend. Het maatwerkbesluit is aldus verbonden aan de belangen van derde-partij.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand wordt gelaten. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekers krijgen het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
-
verklaart het beroep ongegrond;
-
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.
Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
Dit volgt uit de Nota van toelichting op het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet (Stb. 2021, 22), pp. 144 en 473.