Terug naar bibliotheek
Wet bekostiging financieel toezichtBijlage II. Behorend bij de artikelen 11 en 13

Bijlage II. Behorend bij de artikelen 11 en 13

Laatste versie

Bijlage II: Behorend bij de artikelen 11 en 13

| Toezichtcategorie | Procentueel aandeel | Personen | Wetsverwijzing | Maatstaf | |---|---|---|---|---| | Aanbieders van krediet | 2,2% | Aanbieders van krediet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:60 van de Wft. | artikel 2:60 Wft | Particuliere cliënten: Aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet | | Accountantsorganisaties | 10,3% | a. Accountantsorganisaties zonder OOB controlecliënten. b. Accountantsorganisaties met OOB controlecliënten. c. Auditkantoren. d. Auditorganisaties van derde landen. | artikel 5 Wta artikel 12c Wta artikel 12e Wta | Omzet: Omzet uit wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang en bij controlecliënten die geen organisaties van openbaar belang zijn | | Adviseurs en bemiddelaars | 21,2% | a. Adviseurs en bemiddelaars in een financieel product, daaronder begrepen herverzekeringsbemiddelaars, ondergevolmachtigde agenten en gevolmachtigde agenten, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:75, 2:80, 2:86 en 2:92 van de Wft. b. Beleggingsondernemingen die vallen onder de Vrijstellingsregeling Wft | artikel 2:75 Wft artikel 2:80 Wft artikel 2:86 Wft artikel 2:92 Wft artikel 2:96 Wft juncto artikel 2:104 Wft juncto artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft | Fte's: Het aantal werknemers en andere personen, die zich onder verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener direct of indirect bezighouden met financiële dienstverlening, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijdmedewerkers | | Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen | 0,1% | a. Afwikkelondernemingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3.0b, 2:3.0g en 2:3.0l van de Wft. b. Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid of artikel 2:3e, eerste lid, van de Wft. c. Elektronischgeldinstelling waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:10a van de Wft. | artikel 2:3.0b Wft artikel 2:3.0g Wft artikel 2:3.0l Wft artikel 2:3a, eerste lid, Wft artikel 2:3e, eerste lid, Wft artikel 2:10a Wft | Provisie-inkomsten | | Banken en clearinginstellingen | 18,4% | a. Clearinginstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:4 van de Wft. b. Vervallen. c. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:11 van de Wft. d. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:16 van de Wft. e. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:20 van de Wft. f. Financiële instellingen waaraan een verklaring van ondertoezichtstelling is verleend als bedoeld in artikel 2:97, eerste lid, onderdeel a, van de Wft. | artikel 2:4 Wft artikel 2:11 Wft artikel 2:16 Wft artikel 2:20 Wft artikel 2:97, eerste lid, onderdeel a, Wft | Minimum omvang toetsingsvermogen: Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 Wft worden bepaald | | Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit) | 14,7% | a. Bewaarders waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3g Wft. b. Aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 Wft. c. Beheerders van beleggingsinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:65 Wft. d. Beheerders van icbe’s waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:69b Wft. e. Beleggingsondernemingen die in de uitoefening van beroep of bedrijf niet of niet uitsluitend voor eigen rekening in Nederland beleggingsdiensten verlenen, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft, uitgezonderd exploitanten van een MTF en exploitanten van een georganiseerde handelsfaciliteit. f. Personen aan wie een vergunning is verleend om te bieden overeenkomstig artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 (veiling van broeikasgasemissierechten) | artikel 2:3g Wft artikel 2:55 Wft artikel 2:65 Wft artikel 2:69b Wft artikel 2:96 Wft artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 (veiling van broeikasgasemissierechten) | Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen: a. – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:3g Wft uitoefenen van het bedrijf van bewaarder; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55 Wft aanbieden van beleggingsobjecten; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d, Wft of artikel 2: 97, vierde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst»; – het op grond van een vergunning overeenkomstig artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 aanbieden van broeikasgasemissierechten b. de omvang van het totaal van: – het balanstotaal van de aanbieder van beleggingsobjecten; – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en); – het balanstotaal van de beheerde icbe(’s); – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het beheren van individueel vermogen», welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het «adviseren over financiële instrumenten» zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft. | | Beleggingsondernemingen voor eigen rekening | 0,4% | Beleggingsondernemingen die uitsluitend in de uitoefening van beroep of bedrijf voor eigen rekening in Nederland beleggingsactiviteiten verrichten, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 van de Wft. | artikel 2:96 Wft | Handelaren: Het aantal in Nederland werkzame personen dat door de onderneming is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten | | Centrale effectenbewaarinstellingen | 0,2% | Centrale effectenbewaarinstelling waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 16, eerste lid, of artikel 19, eerste lid, van verordening (EU) nr. 909/2014 (centrale effectenbewaarinstellingen) | artikel 16, eerste lid, of artikel 19, eerste lid, van verordening (EU) nr. 909/2014 (centrale effectenbewaarinstellingen) | Transactievolume: Het aantal afwikkelingsinstructies dat verwerkt wordt door de effectenbewaarinstelling | | Centrale tegenpartijen | 0,2% | Tegenpartij waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) Nr. 648/2012 (EMIR-verordening). | artikel 14 van Verordening (EU) Nr. 648/2012 (EMIR-verordening). | Omzet: De aan de hand van de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening (EU) Nr. 648/2012 (EMIR-verordening) te bepalen waarde van het geheel aan middelen dat de centrale tegenpartij aanhoudt ter dekking van de risico’s die zij loopt. | | Effectenuitgevende instellingen: markt | 7,9% | a. Uitgevende instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 (verordening marktmisbruik) die financiële instrumenten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 1, van verordening (EU) nr. 596/2014 heeft uitgegeven die met haar instemming zijn toegelaten, of waarvoor met haar instemming verzocht is om toelating, tot de handel in Nederland op een handelsplatform als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 10, van verordening (EU) nr. 596/2014. b. Uitgevende instelling zijnde een naamloze vennootschap naar Nederlands recht waarvan aandelen als bedoeld in artikel 5:33, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 2°, van de Wft, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, of een rechtspersoon, opgericht naar het recht van een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is, waarvan de aandelen als bedoeld in onderdeel b, onder 1° en 2°, van de Wft, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de Wft is verleend. c. Uitgevende instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 met zetel in Nederland of met zetel in een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is waarvan Nederland de lidstaat van herkomst is als bedoeld in artikel 5:25a, eerste lid, onderdeel c, van de Wft. | artikel 3, eerste lid, jo. artikel 17, eerste lid, van verordening (EU) nr. 596/2014 (verordening marktmisbruik) artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, Wft artikel 3, eerste lid jo. artikel 19, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 596/2014 | Marktkapitalisatie: De gemiddelde marktkapitalisatie van de instelling. | | Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving | 7,2% | a. Uitgevende instelling waarvan effecten zijn toegelaten tot een gereglementeerde markt en waarvan Nederland lidstaat van herkomst is. b. Uitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wtfv die een geconsolideerde jaarrekening opstelt. c. Uitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel, b van de Wtfv die geen geconsolideerde jaarrekening opstelt. | artikel 5:25b, eerste lid, Wft artikel 1, onderdeel b, Wtfv | Marktkapitalisatie terwijl voor partijen die geen marktkapitalisatie kennen het eigen vermogen relevant is: Marktkapitalisatie: De gemiddelde marktkapitalisatie van de instelling. Eigen vermogen: Eigen vermogen. | | Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit en datarapporteringsdienstverleners | 2,3% | a. Marktexploitant waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 van de Wft. b. Beleggingsonderneming die in Nederland een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit exploiteert en beheert, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 van de Wft. c. datarapporteringsdienstverlener waaraan een vergunning is verleend op grond van artikel 2:103c van de Wft. d. In Nederland actief zijnde marktexploitant waaraan een ontheffing is verleend als bedoeld in 5:26, derde lid, van de Wft. e. In Nederland actief zijnde houder van een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 van de Wft. | artikel 2:96 Wft artikel 2:103c Wft artikel 5:26 Wft | Vergunningtype en transacties: a. Het vergunningtype b. Het aantal transacties (enkele telling) in financiële instrumenten dat tot stand is gekomen volgens de regels en de systemen van de desbetreffende gereglementeerde markt, multilaterale handelsfaciliteit, georganiseerde handelsfaciliteit. | | Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen | 3,5% | a. Pensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pw of artikel 1 van de Wvb dat is ingeschreven in het register bedoeld in artikel 210 van de Pw of het register als bedoeld in artikel 204 van de Wvb. b. Premiepensioeninstelling waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:54g van de Wft. | artikel 1 Pw artikel 1 Wvb artikel 210 Pw artikel 204 Wvb artikel 2:54g Wft | Deze categorie kent twee heffingsmaatstaven die beide worden toegepast: 1. Deelnemers: Aantal actieve deelnemers 2. Vermogen: Som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen | | Verzekeraars: Leven- en pensioen | 8,5% | a. Levensverzekeraars waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de Wft dan wel waarvan De Nederlandsche Bank een kennisgeving heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2:47 van de Wft. b. Pensioenverzekeraars waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de Wft dan wel waarvan de Nederlandsche Bank een kennisgeving heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2:47 van de Wft. | artikel 1 Pw artikel 1 Wvb artikelen 2:27 en 2:47 Wft | Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland uit pensioenverzekeringen en levensverzekeringen | | Verzekeraars: Schade niet zijnde zorg | 2,8% | Schade- of natura-uitvaartverzekeraars waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:27, eerste lid, onderscheidenlijk 2:48, eerste lid, van de Wft, niet zijnde zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet en verzekeraars die uitsluitend op de zorgverzekering, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet aanvullende ziektekostenverzekeringen aanbieden, dan wel waarvan de Nederlandsche Bank een kennisgeving heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2:47 van de Wet op het financieel toezicht. | artikelen 2:27, 2:47 en 2:48 Wft | Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland uitgezonderd het premie-inkomen uit zorgverzekeringen en aanvullende ziektekostenverzekeringen | | Verzekeraars: Zorg | 0,1% | Zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid van de Wft en verzekeraars die uitsluitend op de zorgverzekering, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet aanvullende ziektekostenverzekeringen aanbieden. | artikel 2:27, eerste lid, Wft | Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland voor zover afkomstig uit aanvullende ziektekostenverzekeringen | | | 100,0% | | | |

Verklaring van de gebruikte afkortingen: Pw : Pensioenwet Wft : Wet op het financieel toezicht Wftv : Wet toezicht financiële verslaggeving Wta : Wet toezicht accountantsorganisaties Wvb : Wet verplichte beroepspensioenregeling | Toezichtcategorie | Procentueel aandeel | Personen | Wetsverwijzing | Maatstaf | |---|---|---|---|---| | Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s, beleggingsondernemingen, bewaarders alsmede marktexploitanten die een MTF of georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren | 7,2% | a. Marktexploitanten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 van de Wft, die een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren. b. Bewaarders waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3g Wft. c. Beheerders van beleggingsinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:65 Wft. d. Beheerders van icbe’s waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:69b Wft. d. Beleggingsondernemingen die in de uitoefening van beroep of bedrijf in Nederland beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft. | artikel 2:3g Wft artikel 2:65 Wft artikel 2:69b Wft artikel 2:96 Wft artikel 5:26 Wft | Voor bewaarders (personen a): een vast bedrag. Voor beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede beleggingsondernemingen (personen b, c en d): Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen: a. – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit als genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d Wft of artikel 2: 97, vierde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst» – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verrichten van een van de beleggingsactiviteiten genoemd in onderdeleel a, b of c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verrichten van een beleggingsactiviteit» of een combinatie daarvan; b. de omvang van het totaal van: – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en); – het balanstotaal van de beheerde icbe (’s); – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het beheren van individueel vermogen», welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het «adviseren over financiële instrumenten» zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – honderd maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verrichten van een beleggingsactiviteit». | | Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen | 4,2% | a. Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid of artikel 2:3e, eerste lid, van de Wft. b. Clearinginstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:4 van de Wft. c. Elektronischgeldinstelling waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:10a of artikel 2:10e van de Wft. d. Wisselinstelling waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:54i, eerste lid, of artikel 2:54l, eerste lid, van de Wft. | artikel 2:3a, eerste lid, Wft artikel 2:3e, eerste lid, Wft artikel 2:4 Wft artikel 2:10a Wft artikel 2:10e Wft artikel 2:54i, eerste lid, Wft artikel 2:54l, eerste lid, Wft | Provisie-inkomsten | | Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen | 36,5% | a. Pensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pw of artikel 1 van de Wvb dat is ingeschreven in het register bedoeld in artikel 210 van de Pw of het register als bedoeld in artikel 204 van de Wvb. b. Premiepensioeninstelling waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:54g van de Wft. c. Pensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet BES, dat zich heeft aangemeld bij De Nederlandsche Bank, zoals bepaald in artikel 4, tweede lid, van de Pw BES. | artikel 1 Pw artikel 1 Wvb artikel 210 Pw artikel 204 Wvb artikel 2:54g Wft artikel 1 Pensioenwet BES artikel 4, tweede lid, Pensioenwet BES | Instellingen met vereist eigen vermogen: Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen, vermenigvuldigd met een bonus/malus factor. De bonus/malus factor is gelijk aan de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen, gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het (aanwezige) eigen vermogen. Instellingen zonder vereist eigen vermogen: Technische voorziening pensioenverplichting | | Trustkantoren | 4,4% | Een trustkantoor dat is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wtt. | artikel 7, eerste lid, Wtt | Omzet | | Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars | 40,9% | a. Verzekeraar waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:26a, eerste lid, Wft, artikel 2:26d, eerste lid, Wft, artikel 2:27, eerste lid, Wft, artikel 2:40, eerste lid, Wft, artikel 2:48, eerste lid, Wft, niet zijnde een zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, Wft of artikel 2:50, eerste lid, Wft. b.Entiteiten voor risico-acceptatie waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54a of 2:54d van de Wft. c. Entiteiten voor risico-acceptatie met zetel in een staat die geen aangewezen staat is, die een verklaring hebben overlegd als bedoeld in artikel 2:54f van de Wft. | artikel 1 PW artikel 1 Wvb artikel 2:26a Wft artikel 2:26d Wft artikel 2:27 Wft artikel 2:40 Wft artikel 2:48 Wft artikel 2:50 Wft artikel 2:54a Wft artikel 2:54d Wft artikel 2:54f Wft | Premie-inkomen; Bruto premie-inkomen | | Zorgverzekeraars | 6,8% | Zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de Wft. | artikel 2:27, eerste lid, Wft | Aantal verzekerden | | | 100,0% | | | |

Verklaring van de gebruikte afkortingen: Pw: Pensioenwet Pw BES: Pensioenwet BES Wft: Wet op het financieel toezicht Wgt: Wet inzake de geldtransactiekantoren Wtt: Wet toezicht trustkantoren Wvb: Wet verplichte beroepspensioenregeling

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2019]