Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:
- Autoriteit Financiële Markten: Stichting Autoriteit Financiële Markten;
- de Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;
- de toezichthouder: Autoriteit Financiële Markten of de Nederlandsche Bank, ieder voor zover betrokken bij de uitvoering van taken ingevolge:
1° de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet; 2° de Pensioenwet; 3° de Pensioenwet BES; 4° de Sanctiewet 1977; 5° de Wet bekostiging financieel toezicht; 6° de Wet financiële markten BES; 7° de Wet giraal effectenverkeer; 8° de Wet handhaving consumentenbescherming; 9° de Wet inzake de geldtransactiekantoren; 10° de Wet op het financieel toezicht; 11° de Wet op het notarisambt; 12° de Wet privatisering ABP; 13° vervallen; 14° de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme; 15° de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES; 16° de Wet toezicht accountantsorganisaties; 17° de Wet toezicht effectenverkeer 1995; 18° de Wet toezicht financiële verslaggeving; 19° de Wet toezicht trustkantoren; 20° de Wet verplichte beroepspensioenregeling; 21° de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; 22° EU-rechtshandelingen;
- eenmalige toezichthandeling: een in bijlage I genoemde handeling van de toezichthouder, welke handeling plaatsvindt krachtens een van de wetten en besluiten, bedoeld in onderdeel c, uitgezonderd de onder 6° en 15° bedoelde wetten;
- Onze Ministers: Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
- overige kosten: het totaalbedrag aan kosten van de toezichthouder verminderd met:
1° de opbrengsten ter dekking van de kosten van eenmalige toezichthandelingen; 2° de kosten verband houdend met de betrokkenheid van de toezichthouder bij de wetten, bedoeld in onderdeel c, onder 6° en 15°; 3° de kosten verband houdend met de betrokkenheid van de toezichthouder bij de beoordeling, bedoeld in artikel 33, vierde lid, van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287); 4° baten en inkomsten als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;
- personen: natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen, waaronder personenvennootschappen, of daarmee vergelijkbare lichamen of samenwerkingsverbanden;
- toezicht: de betrokkenheid van de toezichthouder bij de wetten en bindende besluiten, bedoeld in onderdeel c, alsmede de betrokkenheid van de toezichthouder bij de totstandkoming van nieuwe wetten en bindende besluiten die verband houden met de uitvoering van taken als toezichthouder.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2019]