Terug naar bibliotheek
Wet bekostiging financieel toezichtArtikel 7

Artikel 7

Laatste versie

1. De jaarrekening, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en de verantwoording, bedoeld in artikel 5, tweede lid, bevatten een opgave van het over het desbetreffende jaar gerealiseerde exploitatiesaldo, welk saldo overeenkomt met het verschil tussen de gerealiseerde baten en lasten.

2. Tot de in een jaar gerealiseerde baten worden mede gerekend de in dat jaar verkregen opbrengsten uit verbeurde dwangsommen of opgelegde bestuurlijke boetes, met dien verstande dat, indien de beschikking waarbij de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd nog niet onherroepelijk is, de uit een verbeurde dwangsom of opgelegde bestuurlijke boete verkregen opbrengsten worden gerekend tot de gerealiseerde baten in het jaar waarin die beschikking onherroepelijk wordt.

3. Voor zover de tot de gerealiseerde baten in een jaar te rekenen opbrengsten uit dwangsommen of bestuurlijke boetes het bedrag van € 2.500.000 te boven gaan, komen die opbrengsten toe aan de Staat. De toezichthouder draagt het aan de Staat verschuldigde bedrag af, zodra het besluit tot vaststelling van de desbetreffende jaarrekening overeenkomstig artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is goedgekeurd.

4. De door de toezichthouder verkregen opbrengsten uit dwangsommen of bestuurlijke boetes worden, voor zover zij ingevolge het tweede lid tot de in het desbetreffende jaar gerealiseerde baten worden gerekend en na aftrek van de ingevolge het derde lid aan de Staat toekomende opbrengsten, aan de in bijlage II, III en IV opgenomen toezichtcategorieën van die toezichthouder toegerekend waarbij de toerekening aan de toezichtcategorieën van de Nederlandsche Bank geschiedt naar rato van de voor dat jaar naar die bijlagen te herleiden verkregen opbrengsten uit dwangsommen of bestuurlijke boetes.

5. In de opgave, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgelegd:

a. het deel van het exploitatiesaldo dat is voortgekomen uit de betrokkenheid van de toezichthouder bij het toezicht ingevolge de wetten bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 6° en 15°, en b. het deel van de opbrengsten verkregen uit dwangsommen of opgelegde bestuurlijke boetes, bedoeld in het derde lid, dat het bedrag van € 2.500.000 te boven gaat.

6. De Nederlandsche Bank legt in de opgave, bedoeld in het eerste lid, tevens vast:

a. het deel van het exploitatiesaldo dat is voortgekomen uit het toezicht op de personen die behoren tot de in bijlage II, onderdeel «Toezichthouder: De Nederlandsche Bank», opgenomen toezichtcategorieën met uitzondering van het exploitatiesaldo, bedoeld in de onderdelen c en d; b. het deel van het exploitatiesaldo dat is voortgekomen uit het toezicht op de personen die behoren tot de in bijlage III, onderdeel «Toezichthouder: De Nederlandsche Bank», opgenomen toezichtcategorie met uitzondering van het exploitatiesaldo, bedoeld in de onderdelen c en d; c. het deel van het exploitatiesaldo dat is voortgekomen uit het voorbereiden van de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen in de zin van verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 betreffende de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen (PbEU 2014, L 225) en het Deel Bijzondere maatregelen financiële ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht; d. het deel van het exploitatiesaldo dat verband houdt met het afwikkelen van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen in de zin van de verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 betreffende de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen (PbEU 2014, L 225) en het Deel Bijzondere maatregelen financiële ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2019]