Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 2. De omgevingsvergunning
§ 2.3. De beoordeling van de aanvraag
Artikel 2.14

Artikel 2.14

Laatste versie

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e:

a. betrekt het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval:

1°. de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting of het mijnbouwwerk daarvoor gevolgen kan veroorzaken; 2°. de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de inrichting of het mijnbouwwerk kan veroorzaken, mede gezien de technische kenmerken en de geografische ligging daarvan; 3°. de met betrekking tot de inrichting of het mijnbouwwerk en het gebied waar de inrichting of het mijnbouwwerk zal zijn of is gelegen, redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu; 4°. de voor het einde van de in artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn of de krachtens artikel 3.12, zesde lid, aangegeven termijn ingebrachte adviezen en zienswijzen; 5°. de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting of het mijnbouwwerk kan veroorzaken, te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen; 6°. het systeem van met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting of het mijnbouwwerk voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en, voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene die de inrichting of het mijnbouwwerk drijft, met betrekking tot de inrichting of het mijnbouwwerk toepast, alsmede het milieubeleid dat hij met betrekking tot de inrichting of het mijnbouwwerk voert;

b. houdt het bevoegd gezag bij die beslissing in ieder geval rekening met:

1°. het voor hem geldende milieubeleidsplan; 2°. het bepaalde in de artikelen 10.14 en 10.29a van de Wet milieubeheer; 3°. de voor de onderdelen van het milieu, waarvoor de inrichting of het mijnbouwwerk gevolgen kan hebben, geldende richtwaarden, voor zover de verplichting tot het rekening houden daarmee is vastgelegd krachtens of overeenkomstig artikel 5.2 of 5.17 van de Wet milieubeheer;

c. neemt het bevoegd gezag bij die beslissing in ieder geval in acht:

1°. dat in de inrichting of het mijnbouwwerk ten minste de voor de inrichting of het mijnbouwwerk in aanmerking komende beste beschikbare technieken moeten worden toegepast; 2°. de voor de onderdelen van het milieu, waarvoor de inrichting of het mijnbouwwerk gevolgen kan hebben, geldende grenswaarden, voor zover de verplichting tot het in acht nemen daarvan is vastgelegd krachtens of overeenkomstig artikel 5.2 van de Wet milieubeheer, is vastgelegd in of krachtens artikel 5.16 van die wet, dan wel voor zover het inrichtingen betreft voortvloeit uit de artikelen 40, 44 tot en met 47, 50, 51, 53 tot en met 56, 59 tot en met 61, 63, tweede lid, 64, 65 of 66 van de Wet geluidhinder; 3°. in afwijking van onderdeel 2°, neemt het bevoegd gezag, voor zover het de geldende grenswaarden betreft, die voortvloeien uit de in dat onderdeel genoemde artikelen van de Wet geluidhinder, bij de beslissing op de aanvraag om een vergunning voor een inrichting, gelegen op een industrieterrein waarvoor een geluidreductieplan als bedoeld in artikel 67 van de Wet geluidhinder is vastgesteld, het geldende geluidreductieplan in acht; 4°. de onderdelen van het advies, bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, ten aanzien waarvan in het advies is aangegeven dat daaraan moet worden voldaan, voor zover daardoor geen strijd ontstaat met het bepaalde in de andere onderdelen van dit lid of het tweede lid, of het bepaalde bij of krachtens artikel 2.22;

d. en betrekt het bevoegd gezag bij die beslissing de bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ter uitvoering van een EU-richtlijn of EU-verordening gestelde milieukwaliteitseisen op de bij die maatregel aangegeven wijze, voor zover de verplichting daartoe krachtens of overeenkomstig artikel 5.2 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in die maatregel.

2. Voor zover de aanvraag om een activiteit als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op een inrichting waarin stoffen behorende tot een in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie aanwezig kunnen zijn en die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie, draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat de beslissing op de aanvraag niet tot gevolg heeft dat minder dan voldoende afstand aanwezig is tussen die inrichting en een beschermd natuurmonument of gebied dat als zodanig is aangewezen krachtens artikel 10 van de Natuurbeschermingswet 1998 of een gebied dat als zodanig is aangewezen krachtens artikel 10a van die wet of dat voorlopig als zodanig is aangewezen krachtens artikel 12 van die wet. Bij de beoordeling van de afstand betrekt het bevoegd gezag de maatregelen die zijn of worden getroffen om een voorval als bedoeld in artikel 17.1 van de Wet milieubeheer waarbij stoffen als bedoeld in de eerste volzin zijn betrokken en waardoor ernstig gevaar voor het milieu ontstaat, in de inrichting te voorkomen of de gevolgen daarvan te beperken.

3. Voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in het eerste lid, kan de omgevingsvergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd.

4. Het bevoegd gezag geeft in de motivering van de beslissing op de aanvraag te kennen, op welke wijze de in het eerste lid, onder a, genoemde aspecten de inhoud van het besluit hebben beïnvloed. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, onder c, onder 3°, vermeldt het bevoegd gezag dit in de motivering.

5. In afwijking van het eerste tot en met vierde lid wordt in gevallen als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, de omgevingsvergunning verleend indien wordt voldaan aan de in het laatstgenoemde lid gestelde voorwaarden.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de voor een inrichting of mijnbouwwerk in aanmerking komende beste beschikbare technieken moeten worden bepaald. Daarbij kan worden bepaald dat de gestelde regels slechts gelden in gevallen die behoren tot een daarbij aangewezen categorie.

7. Bij de toepassing van het eerste lid worden gronden en bouwwerken in de omgeving van de inrichting in aanmerking genomen overeenkomstig het bestemmingsplan, de beheersverordening, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

14 uitspraken gevonden
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:14481 - Rechtbank Den Haag - 29 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1448129 juli 2025Dit wetsartikel wordt 13 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:14482 - Rechtbank Den Haag - 29 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1448229 juli 2025Dit wetsartikel wordt 13 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2025:7738 - Rechtbank Limburg - 6 augustus 2025

ECLI:NL:RBLIM:2025:77386 augustus 2025Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2025:9590 - Rechtbank Noord-Holland - 24 juli 2025

ECLI:NL:RBNHO:2025:959024 juli 2025Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:4518 - Milieuneutrale wijziging vereist geen toetsing aan beste beschikbare technieken (BBT) - 24 september 2025

ECLI:NL:RVS:2025:451824 september 2025Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

Bij een aanvraag voor een milieuneutrale wijziging van een inrichting hoeft niet te worden getoetst aan de beste beschikbare technieken. De Afdeling oordeelt dat artikel 21 van de Richtlijn industriële emissies niet vereist dat bij iedere vergunningverlening een BBT-toets plaatsvindt en dat dit correct is geïmplementeerd.

BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5586 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 21 augustus 2025

ECLI:NL:RBZWB:2025:558621 augustus 2025Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:9638 - Rechtbank Rotterdam - 8 augustus 2025

ECLI:NL:RBROT:2025:96388 augustus 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4191 - Rechtbank Midden-Nederland - 6 augustus 2025

ECLI:NL:RBMNE:2025:41916 augustus 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:4079 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 2 juli 2025

ECLI:NL:RBZWB:2025:40792 juli 2025Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5678 - Toetsingskader omgevingsvergunning boring en bezwaren tegen gaswinning - 23 september 2025

ECLI:NL:RBOVE:2025:567823 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De rechtbank oordeelt dat bezwaren tegen gaswinning, zoals bodemdaling, geen deel uitmaken van het toetsingskader voor een omgevingsvergunning voor een diepboring. Deze bezwaren horen thuis in de procedure tegen de wijziging van het winningsplan, niet in die van de vergunning voor de boring zelf.

BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3438 - Raad van State - 23 juli 2025

ECLI:NL:RVS:2025:343823 juli 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:9102 - Rechtbank Rotterdam - 21 juli 2025

ECLI:NL:RBROT:2025:910221 juli 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBOBR:2025:5192 - Rechtbank Oost-Brabant - 19 augustus 2025

ECLI:NL:RBOBR:2025:519219 augustus 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3398 - Raad van State - 23 juli 2025

ECLI:NL:RVS:2025:339823 juli 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht