Artikel 533 (Schadevergoeding gewezen verdachte na vrijheidsbeneming)
1. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechter, op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding uit ’s Rijks kas toekennen voor de schade welke hij tengevolge van ondergane inverzekeringstelling, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat.
2. Een vergoeding, als bedoeld in het eerste lid, kan ook worden toegekend voor de schade die de gewezen verdachte heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming die hij in het buitenland heeft ondergaan in verband met een door Nederlandse autoriteiten gedaan verzoek om uitlevering.
3. Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak. De behandeling van het verzoek door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.
4. De raadkamer is zoveel mogelijk samengesteld uit de leden die op de terechtzitting over de zaak hebben gezeten.
5. Tot de toekenning is bevoegd het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak tijdens de beëindiging daarvan werd of zou worden vervolgd of anders het laatst werd vervolgd.
6. Een verzoek om vergoeding van door de gewezen verdachte geleden schade kan ook door zijn erfgenamen worden gedaan en de vergoeding kan ook aan hen worden toegekend. Bij deze toekenning blijft een vergoeding van het door de gewezen verdachte geleden nadeel dat niet in vermogensschade bestaat achterwege. Indien de gewezen verdachte na het indienen van zijn verzoek of na instelling van hoger beroep is overleden, geschiedt de toekenning ten behoeve van zijn erfgenamen.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechter, op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding uit ’s Rijks kas toekennen voor de schade welke hij tengevolge van ondergane inverzekeringstelling, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat.
Dit lid bepaalt dat indien een strafzaak eindigt zonder dat een straf of maatregel wordt opgelegd, of met een dergelijke oplegging maar op basis van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegestaan, de rechter een vergoeding kan toekennen. Dit gebeurt op verzoek van de gewezen verdachte. De vergoeding komt uit de staatskas (’s Rijks kas) en is bedoeld voor de schade die de gewezen verdachte heeft geleden als gevolg van ondergane inverzekeringstelling, klinische observatie of voorlopige hechtenis. Onder het begrip 'schade' valt ook het nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat (immateriële schade).
2. Een vergoeding, als bedoeld in het eerste lid, kan ook worden toegekend voor de schade die de gewezen verdachte heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming die hij in het buitenland heeft ondergaan in verband met een door Nederlandse autoriteiten gedaan verzoek om uitlevering.
Dit lid stelt dat een vergoeding, zoals omschreven in het eerste lid, ook kan worden toegekend voor de schade die de gewezen verdachte heeft geleden. Deze schade moet het gevolg zijn van vrijheidsbeneming die de gewezen verdachte in het buitenland heeft ondergaan, en deze vrijheidsbeneming moet verband houden met een verzoek om uitlevering dat door Nederlandse autoriteiten is gedaan.
3. Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak. De behandeling van het verzoek door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.
Dit lid bepaalt dat het verzoek om schadevergoeding alleen kan worden ingediend binnen een termijn van drie maanden nadat de zaak is beëindigd. Daarnaast staat hier dat de behandeling van dit verzoek door de raadkamer in het openbaar zal plaatsvinden.
4. De raadkamer is zoveel mogelijk samengesteld uit de leden die op de terechtzitting over de zaak hebben gezeten.
Dit lid geeft aan dat de raadkamer die het verzoek behandelt, voor zover mogelijk, dient te bestaan uit dezelfde rechters (leden) die tijdens de terechtzitting de inhoudelijke behandeling van de zaak hebben gedaan.
5. Tot de toekenning is bevoegd het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak tijdens de beëindiging daarvan werd of zou worden vervolgd of anders het laatst werd vervolgd.
Dit lid specificeert welk gerecht bevoegd is om de vergoeding toe te kennen. Dit is het gerecht in feitelijke aanleg (de rechtbank of het gerechtshof dat de feiten heeft behandeld) waar de zaak ten tijde van de beëindiging ervan werd vervolgd, zou worden vervolgd, of anders waar de zaak voor het laatst werd vervolgd.
6. Een verzoek om vergoeding van door de gewezen verdachte geleden schade kan ook door zijn erfgenamen worden gedaan en de vergoeding kan ook aan hen worden toegekend. Bij deze toekenning blijft een vergoeding van het door de gewezen verdachte geleden nadeel dat niet in vermogensschade bestaat achterwege. Indien de gewezen verdachte na het indienen van zijn verzoek of na instelling van hoger beroep is overleden, geschiedt de toekenning ten behoeve van zijn erfgenamen.
Dit lid bepaalt dat een verzoek om vergoeding voor schade die de gewezen verdachte heeft geleden, ook door zijn erfgenamen kan worden gedaan. De vergoeding kan in dat geval ook aan de erfgenamen worden toegekend. Echter, bij een toekenning aan erfgenamen wordt een vergoeding voor het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat (immateriële schade) dat de gewezen verdachte heeft geleden, niet meegerekend. Als de gewezen verdachte overlijdt nadat hij zijn verzoek heeft ingediend of nadat hoger beroep is ingesteld, wordt de vergoeding toegekend ten gunste van zijn erfgenamen.