ECLI:NL:RBZWB:2024:2632 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 18 april 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team strafrecht Locatie Breda
Parketnummer: 02-017828-23 raadkamer-nummers: 23-007577 en 23-007578
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 23 maart 2023, in de zaak:
[verzoeker] geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] wonende te [woonadres]
Verzoeker heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda, postbus 4650, 4803 ER Breda.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.
1 De procedure
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00 , € 260,00 , voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van:
Op 2 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks, verzoeker en mr. S. van Minderhout als waarnemend advocaat voor mr. H.M. Dunsbergen gehoord.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de officier van justitie de strafzaak tegen verzoeker op 18 januari 2023 heeft geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. Verzoeker vraagt schadevergoeding voor de ondergane inverzekeringstelling voor een bedrag van € 260,00. Daarnaast vraagt verzoeker vergoeding voor de gemaakte kosten rechtsbijstand voor een bedrag van € 1.095,34, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het - gewijzigde - standpunt gesteld dat het verzoekschrift geheel kan worden toegewezen.
2 De beoordeling
De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft 2 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van € 260,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 1.095,34is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van € 680,00 toegekend.
3 De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van € 260,00 voor schade wegens de ondergane inverzekeringstelling:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van € 1.775,34, bestaande uit:
-
€ 1.095,34 aan kosten van rechtsbijstand;
-
€ 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van € 2.035,34zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden TDNL, onder vermelding van “verzoekschrift inzake [verzoeker] (23-007577 en 23-007578)” Deze beslissing is op 19 april 2024 genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).