Terug naar bibliotheek
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheidArtikel 6. Onderwerping aan een onderzoek

Artikel 6. Onderwerping aan een onderzoek

Laatste versie

1. Het CBR besluit dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet indien:

a. bij betrokkene een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8 ‰, b. bij betrokkene in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 570 μg/l respectievelijk 1,3‰, c. betrokkene binnen een periode van vijf jaar tenminste viermaal is aangehouden op verdenking van het overtreden van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet, of d. betrokkene binnen een periode van vijf jaar ten minste tweemaal is aangehouden op verdenking van het overtreden van artikel 8 van de wet, en hierbij ten minste eenmaal heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in dat artikel, da. betrokkene op grond van artikel 10a, tweede lid, onderdelen a, b, d, e of f, niet in aanmerking komt voor een Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer, e. betrokkene op grond van artikel 8, tweede lid, niet in aanmerking komt voor een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer, dan wel f. uit een verklaring van een medisch deskundige blijkt dat betrokkene alcoholist is.

2. Het CBR besluit voorts dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid, meer in het bijzonder het rijgedrag, indien betrokkene op grond van artikel 10b, tweede lid, onderdeel d, niet in aanmerking komt voor een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer.

3. Het CBR besluit ten slotte dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid of naar de geschiktheid:

a. in geval van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, anders dan die vermeld onder A, onderdeel III, Rijgedrag, of onder B, onderdeel III, Drogerende stoffen Alcohol, alsmede b. indien betrokkene op grond van artikel 10b, tweede lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, niet in aanmerking komt voor een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer.

4. Indien de mededeling, bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet is gedaan op basis van feiten en omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, vermeld onder A, onderdeel IV, Herhaaldelijk niet of niet op de juiste wijze naleven van essentiële verkeersregels dan wel verkeerstekens, kan het CBR besluiten af te zien van het opleggen van een onderzoek als bedoeld in het tweede lid, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Details

[Regeling vervallen per 01-12-2011]