Artikel 1
1. Het verbod van artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet is niet van toepassing op ontgrondingen in krachtens artikel 8, eerste lid, van die wet aangewezen rijkswateren voor zover het betreft:
a. het aanleggen, onderhouden, wijzigen of opruimen van watergangen en vaargeulen voor zover deze activiteiten door of vanwege Onze Minister worden verricht; b. het aanleggen, onderhouden, wijzigen of opruimen van waterkeringen, bouwwerken, installaties en andere rijkswaterstaatswerken dan watergangen en vaargeulen; c. het doen van grondboringen en sonderingen; d. het leggen, plaatsen, onderhouden, wijzigen of opruimen van buizen, kabels, palen en dergelijke voorwerpen; e. het graven van slikgruppen ter bevordering van aanwas.
2. Indien bij een ontgronding als bedoeld in het eerste lid een archeologisch monument of een vermoedelijk archeologisch monument als bedoeld in de Erfgoedwet, wordt gevonden, stelt degene die is overgegaan tot de ontgronding gegevens en bescheiden waarover hij de beschikking heeft en die informatie kunnen verschaffen over de aanwezigheid of te verwachten aanwezigheid van het archeologisch monument, ter beschikking aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Artikel 5.10 van de Erfgoedwet en de artikelen 56, 58, eerste lid, en 59 van de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet zijn van overeenkomstige toepassing.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2024]