Artikel 7. (zwevende deeltjes)
1. Degene die een inrichting drijft waarin landbouwhuisdieren worden gehouden, past in een dierenverblijf dat is opgericht op of na 1 juli 2015 geen huisvestingssystemen toe met een emissiefactor voor zwevende deeltjes (PM10) die hoger is dan de maximale emissiewaarde voor zwevende deeltjes (PM10) die voor de desbetreffende diercategorie is vermeld in bijlage 2.
2. Het eerste lid is niet van toepassing voor een dierenverblijf dat is opgericht op of na 1 juli 2015, waarvoor op uiterlijk 30 juni 2015 een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht onherroepelijk is en dat is opgericht voor 1 oktober 2016.
3. Het eerste lid is niet van toepassing voor een dierenverblijf dat is opgericht op of na 1 juli 2015 waarvoor op uiterlijk 30 juni 2015 een aanvraag omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is ingediend die voldoet aan de indieningsvereisten als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Regeling omgevingsrecht waarbij die vergunning niet onherroepelijk is en dat is opgericht binnen 15 maanden nadat die omgevingsvergunning onherroepelijk is.
4. Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag in redelijkheid niet aan de maximale emissiewaarde kan worden voldaan, kan dat gezag bepalen dat bij het uitbreiden van een dierenverblijf het eerste lid niet van toepassing is. Dit kan uitsluitend indien bij die uitbreiding hetzelfde huisvestingssysteem wordt toegepast en de uitbreiding niet meer dan 50% van het bebouwde oppervlak bedraagt.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2024]