ECLI:NL:RVS:2025:4261 - Raad van State - 4 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
202504457/1/V3.
Datum uitspraak: 4 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 1 augustus 2025, gerectificeerd op 8 augustus 2025, in zaak nr. NL25.34224 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 1 augustus 2025, gerectificeerd 8 op augustus 2025, heeft de rechtbank het tegen het voortduren van de maatregel door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, advocaat in Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Appellant heeft op verzoek van de Afdeling een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1. De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
1.1. Wat appellant aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
2. De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2025
644