Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3911 - Raad van State - 18 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:391118 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202503677/1/V3.

Datum uitspraak: 18 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[appellant],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 20 juni 2025 in zaak nr. NL25.25456 in het geding tussen:

appellant

en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.

Bij uitspraak van 20 juni 2025 heeft de rechtbank het tegen het voortduren van de maatregel door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000). Dat onder de uitspraak ten onrechte staat dat wel hoger beroep kan worden ingesteld, verandert dat niet.

2.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.

w.g. Drop

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Nederhoff

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2025

918-1156