Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3859 - Raad van State - 13 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:385913 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202306747/1/R3.

Datum uitspraak: 13 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:

[appellante] en anderen, allen gevestigd of wonend in Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Zuidplas,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Verzamelplan Zuidplas 2023" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 27 juni 2025, waar [appellante] en anderen, vertegenwoordigd door mr. F. Huisman, advocaat in Capelle aan den IJssel, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L. van Schie-Kooman, advocaat in Delft, J.F. Rings en drs. J.G.M. van Kleef, zijn verschenen. Voorts is op de zitting [partij] als partij gehoord.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet (hierna: de Ow) en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Ow ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 23 februari 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Inleiding

2.       In het plan krijgen de twee bedrijfswoningen op de percelen Parallelweg-Noord 14 en 16 in Nieuwerkerk aan den IJssel elk een reguliere woonbestemming die een gebruik als burgerwoning mogelijk maakt. Onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Zuidplas West" waren de woningen als bedrijfswoning binnen de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" bestemd. [appellante] en anderen zijn gevestigd of wonend aan de [locatie] in Nieuwerkerk aan den IJssel en komen op tegen de wijziging van de bestemming, omdat zij vrezen voor een aantasting van hun bedrijfsvoering en een beperking van hun uitbreidingsmogelijkheden.

3.       De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Intrekking

5.       Op de zitting hebben [appellante] en anderen de beroepsgronden ingetrokken die betrekking hebben op de gevolgen van andere industrieterreinen in de omgeving en het verkeer op de 1e Tochtweg op het woon- en leefklimaat bij de woningen Parallelweg-Noord 14 en 16.

Beroepsgronden

Participatie

6.       [appellante] en anderen betogen dat de raad ten onrechte heeft nagelaten om participatie toe te passen. Ze zijn niet meegenomen in de voorbereiding van het besluit en waren verrast toen het ontwerpbestemmingsplan ter inzage werd gelegd. Op grond van rechtspraak van de Afdeling en de Verordening inspraak en participatie 2023 van de gemeente Zuidplas is volgens hen vereist dat het participatieproces wordt doorlopen voordat het ontwerpbestemmingsplan wordt gepubliceerd.

6.1.    De Afdeling stelt vast dat ten tijde van de kennisgeving van het ontwerpbestemmingsplan de Inspraakverordening 2010 van toepassing was.

6.2.    Artikel 3 van de Inspraakverordening 2010 luidt: "Ten aanzien van de inspraak inzake ruimtelijke plannen, bedoeld bestemmingsplannen (herzieningen) en projectbesluiten, besluit het college of inspraak wordt verleend."

6.3.    Voor zover [appellante] en anderen betogen dat de raad zich niet heeft gehouden aan het participatieproces zoals beschreven in artikel 3 van de Inspraakverordening 2010, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken van een besluit van het college tot het verlenen van inspraak. Het college was hiertoe op grond van de Inspraakverordening niet verplicht. Daarom was er in dit geval geen verplichting om een participatieproces te doorlopen voorafgaande aan ter inzageligging van het ontwerpbestemmingsplan.

Het betoog slaagt niet.

Beperking bedrijfsvoering, woon- en leefklimaat

7.       [appellante] en anderen betogen dat zij door het plan in hun bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden worden beperkt, omdat bij de voorziene burgerwoningen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. De burgerwoningen liggen in de directe nabijheid van hun bedrijfsverzamelgebouw op de [locatie], waar dagelijks voertuigen af en aan rijden en tijdens de bedrijfsvoering veel geluid wordt geproduceerd. De raad heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de vraag of bij de burgerwoningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarnaast stellen zij dat de raad de gevolgen van mogelijk strengere eisen, met name ten aanzien van geluidsnormen, voor hun bedrijfsvoering onvoldoende heeft meegewogen.

Zij voeren verder aan dat niet wordt voldaan aan de richtafstanden uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2009 (hierna: de VNG-brochure). In het bedrijfsverzamelgebouw op de [locatie] zijn verschillende bedrijven uit milieucategorie 2 gevestigd, zodat een afstand van in ieder geval 30 m tot de burgerwoningen moet worden aangehouden. De burgerwoningen liggen echter op kortere afstand.

7.1.    In het bestemmingsplan "Verzamelplan Zuidplas 2023" is aan de percelen de bestemming "Wonen" toegekend. In artikel 13.1 van de planregels is bepaald dat de gronden met die bestemming onder meer zijn bestemd voor wonen. De gronden met de bestemming "Wonen" grenzen direct aan het perceel van [appellante] en anderen.

7.2.    Aan het perceel van [appellante] en anderen (hierna: het bedrijfsperceel) is op grond van het bestemmingsplan "Middengebied Zuidplaspolder 2" de bestemming "Bedrijf" toegekend. In artikel 5.1, aanhef en onder a, van het bestemmingsplan "Middengebied Zuidplaspolder 2" is bepaald dat die gronden onder meer zijn bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die vermeld staan in categorie 1 en/of 2 van de als bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

7.3.    De Afdeling stelt voorop dat uit paragraaf 2.1.5 van de plantoelichting blijkt dat de raad geen onderzoek heeft gedaan naar de invloed van de bedrijven op de [locatie] op het woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied, maar alleen naar de invloed van het glastuinbedrijf op de Parallelweg-Noord 12. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat toetsing aan de VNG-brochure wat betreft de bedrijven op de [locatie] niet aan de orde is. Volgens de raad gaat het namelijk niet om nieuw te bouwen woningen, maar alleen om bestaande woningen die planologisch worden ontkoppeld van het glastuinbedrijf. De raad stelt verder dat als toetsing aan de VNG-brochure wel aan de orde is, niet aannemelijk is dat het woon- en leefklimaat in de woningen wordt aangetast of dat [appellante] en anderen in hun bedrijfsvoering worden beperkt. De woning op de Parallelweg-Noord 14 ligt op een afstand van 11,5 m van het bedrijfsperceel, zodat wordt voldaan aan de richtafstand van 10 m uit de VNG-brochure. De woning op de Parallelweg-Noord 16 ligt op een afstand van 7 m van het bedrijfsperceel, zodat niet aan de richtstand wordt voldaan. De raad heeft daarom besloten nader onderzoek in te stellen naar de vraag of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Op de zitting was de uitkomst hiervan nog niet bekend. Nu [appellante] en anderen echter niet hebben onderbouwd op welke wijze zij door de wijziging van de bestemming in hun bedrijfsactiviteiten kunnen worden beperkt of waarom geen sprake zou zijn van een goed woon- en leefklimaat, acht de raad het niet aannemelijk dat het woon-en leefklimaat van de bewoners wordt aangetast of dat [appellante] en anderen in hun bedrijfsvoering zullen worden beperkt.

7.4.    De Afdeling stelt vast dat uit paragraaf 2.1.5 van de plantoelichting blijkt dat de raad bij het maken van de ruimtelijke afweging aansluiting heeft willen zoeken bij de VNG-brochure. Deze brochure geeft richtafstanden aan die moeten worden gehanteerd tussen aan de ene kant de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en aan de andere kant de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1021, onder 5.3. Als aan deze richtafstanden wordt voldaan, kan er in beginsel vanuit worden gegaan dat een aanvaardbaar woon-en leefklimaat kan worden gegarandeerd. De VNG-brochure heeft een indicatief karakter, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken.

7.5.    Wat betreft het standpunt van de raad dat toetsing aan de

VNG-brochure wat betreft de bedrijven op de [locatie] niet aan de orde is, overweegt de Afdeling als volgt. De VNG-brochure is van toepassing op nieuwe situaties. Het gaat hier om een nieuwe situatie, omdat met de vaststelling van het plan voor het eerst op deze plek burgerwoningen mogelijk worden gemaakt nabij de bedrijven. De VNG-brochure is daarom, anders dan het college stelt, wel van toepassing op deze situatie.

7.6.    Tussen partijen is verder niet in geschil dat het plangebied in een gemengd gebied ligt als bedoeld in de VNG-brochure, waarbij de richtafstand met één afstandsstap kan worden verlaagd. Omdat op de gronden met de bestemming "Bedrijf" alleen bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 mogelijk zijn, geldt volgens de VNG-brochure een aan te houden richtafstand van 10 m tussen aan de ene kant de bedrijfsbestemming en aan de andere kant de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.

7.7.    De Afdeling stelt vast dat de raad bij het beantwoorden van de vraag of aan de richtafstanden uit de VNG-brochure wordt voldaan, geen rekening heeft gehouden met de vergunningvrije bouw- en gebruiksmogelijkheden op de percelen Parallelweg-Noord 14 en 16. De mogelijkheid bestaat om op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel 3, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) onder bepaalde voorwaarden een bijbehorend bouwwerk te bouwen, zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is vereist. Deze bouwwerken kunnen dan op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel 22 worden gebruikt voor de huisvesting in verband met mantelzorg. Dit betekent dat de uiterste situering van de gevel van een mantelzorgwoning, of uitbreidingen van de bestaande woningen, op zowel het perceel Parallelweg-Noord 14 als het perceel Parallelweg-Noord 16 direct grenzend aan het bedrijfsperceel kunnen worden gerealiseerd. Ten aanzien van beide percelen wordt daarom niet voldaan aan de richtafstand van 10 m. Daarmee is niet uitgesloten dat de bedrijfsvoering van [appellante] en anderen wordt beperkt.

De inwerkingtreding van de Ow en de daarbij behorende regelgeving maakt deze conclusie niet anders. Ook op grond van artikel 22.36, aanhef en onder a, van de regels van het omgevingsplan van de gemeente Zuidplas bestaat de mogelijkheid om onder voorwaarden vergunningvrij een bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied te bouwen. Ook kan vergunningvrij een bestaand bouwwerk voor huisvesting in verband met mantelzorg worden gebruikt.

Omdat niet is onderzocht en niet draagkrachtig is gemotiveerd dat ter plaatse van de percelen Parallelweg-Noord 14 en 16 een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd zonder dat [appellante] en anderen worden beperkt in hun bedrijfsvoering, is het plan vastgesteld in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb.

Het betoog slaagt.

Bestuurlijke lus

8.       Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om op grond van artikel 8:51d van de Awb de raad op te dragen om binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak, met in achtneming van wat hiervoor is overwogen, het onder 7.7 vastgestelde gebrek te herstellen.

De raad kan dit doen door alsnog toereikend te motiveren waarom het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, dan wel een gewijzigd of een nieuw besluit te nemen. De raad moet de Afdeling en [appellante] en anderen de uitkomst meedelen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en meedelen.

Terugkoppeling aan de wetgever

9.       De Afdeling heeft onder 7.7 overwogen dat ook onder het stelsel van de Ow het niet wordt uitgesloten dat de bedrijfsvoering van [appellante] en anderen wordt beperkt door de mogelijkheid van het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken en het vergunningvrij gebruiken van bestaande bouwwerken voor huisvesting in verband met mantelzorg.

De Afdeling onderkent dat de wetgever er van uit gaat dat die beperking onder het stelsel van de Ow er niet meer is, voor zover het gaat om een vergunningvrij bouwwerk waarop geluid, geur en/of trillingen worden veroorzaakt door een op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit toegelaten activiteit. Dit heeft de wetgever beoogd te regelen in de artikelen 5.55, 5.79 en 5.90 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: het Bkl).

De Afdeling leidt dit standpunt van de wetgever af uit de nota van toelichting bij het Bkl (Stb. 2018, 292, blz. 708). In de toelichting staat:

"Bij het toelaten van een (wijziging van een) activiteit wordt alleen gekeken naar het geluid door die activiteit op geluidgevoelige gebouwen die toegelaten zijn op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit. (…). Ook betekent dit, dat een geluidgevoelig gebouw dat vergunningvrij gebouwd is, zoals een mantelzorgwoning, niet onder het toepassingsbereik van paragraaf 5.1.4.2 valt. Immers, deze geluidgevoelige gebouwen zijn niet toegelaten bij omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit. Dit is een voortzetting van de regeling uit de Wet milieubeheer op grond waarvan de planologische status bepalend is voor de bescherming tegen geluid. Het feitelijke gebruik van een gebouw is daarbij niet van belang. Andersom geldt hetzelfde: bij het toelaten van een (wijziging van een) geluidgevoelig gebouw wordt alleen gekeken naar het geluid op dat gebouw door die activiteit die is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit."

Op bladzijden 728 en 734 van de toelichting staan vergelijkbare passages over trillingen en geur.

Omdat volgens deze passages in de toelichting de instructieregels voor geluid, trillingen en geur niet zien op de bescherming van vergunningvrije bouwwerken, zou daaruit kunnen worden afgeleid dat het niet noodzakelijk is dat de raad alsnog toereikend motiveert waarom het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of dat het niet nodig is een gewijzigd of een nieuw besluit te nemen. Het bestemmingsplan "Verzamelplan Zuidplas 2023" maakt immers deel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente Zuidplas.

9.1.    De Afdeling is van oordeel dat de artikelen 5.55, 5.79 en 5.90 van het Bkl niet regelen wat de wetgever heeft beoogd te regelen. De instructieregels over geluid zijn - kort gezegd - van toepassing op het toelaten van een activiteit, anders dan het wonen, die geluid veroorzaakt op een geluidgevoelig gebouw dat is toegelaten op grond van een omgevingsplan. De instructieregels zijn ook van toepassing op het toelaten van een geluidgevoelig gebouw waarop geluid wordt veroorzaakt door een toegelaten activiteit, anders dan het wonen. Voor trillingen en geur gelden soortgelijke instructieregels. In het vervolg van de overweging wordt vanwege de leesbaarheid alleen ingegaan op de instructieregels over ‘geluid’, maar voor de instructieregels over trillingen en geur geldt hetzelfde.

De mogelijkheid om vergunningvrij een bijbehorend bouwwerk te bouwen, in stand te houden en te gebruiken en het gebruiken van een bestaand bouwwerk voor huisvesting in verband met mantelzorg is geregeld in artikel 22.36 van de bruidsschat. De bruidsschat maakt deel uit van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, tenzij gemeenten dat artikel hebben verwijderd uit de bruidsschat en een andere regeling hebben opgenomen in het omgevingsplan. In de gemeente Zuidplas maakt artikel 22.36 deel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan, wat betekent dat - onder voorwaarden - het bouwen, in stand houden en gebruiken van een bijbehorend bouwwerk en het gebruiken van een bestaand bouwwerk voor huisvesting in verband met mantelzorg op grond van het omgevingsplan is toegelaten. Omdat in artikel 22.36 van de regels van het omgevingsplan van de gemeente Zuidplas een vergunningvrij geluidgevoelig gebouw is toegelaten zijn de instructieregels, anders dan waarvan de wetgever uitgaat, nog steeds van toepassing.

Ook de wetgever heeft in het latere wetgevingsproces onderkend dat het omgevingsplan vergunningvrije bouwwerken toelaat. Dat volgt uit het overgangsrecht van hoofdstuk 12 van het Bkl. Daarin heeft de wetgever juist een bepaling opgenomen inhoudende dat toegelaten vergunningvrije bouwwerken worden uitgezonderd van de toepassing van instructieregels. In artikel 12.8 van het Bkl is namelijk bepaald dat bij de toepassing van de instructieregels over geluid vanwege wegen, spoorwegen en industrieterreinen een geluidgevoelig gebouw niet in aanmerking wordt genomen als het gaat om een bijbehorend bouwwerk dat is toegelaten op grond van artikel 22.36, aanhef en onder a, 1° of 2°, van het tijdelijk deel van het omgevingsplan of een bouwwerk waarin huisvesting in verband met mantelzorg is toegelaten op grond van artikel 22.36, aanhef en onder c, van het omgevingsplan. Hoofdstuk 12 van het Bkl is toegevoegd met het Aanvullingsbesluit geluid Ow.

Als de wetgever de voornoemde beperking wil opheffen, dan ligt het voor de hand een soortgelijke bepaling op te nemen als staat in artikel 12.8 van het Bkl.

Proceskosten en griffierecht

10.     In de einduitspraak zal worden beslist over de vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Zuidplas op:

-         om binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak het onder 7.7 omschreven gebrek in het besluit van de gemeente Zuidplas van 5 september 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Verzamelplan Zuidplas 2023" te herstellen, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen en;

-         de Afdeling en [appellante] en anderen, de uitkomst mee te delen en een gewijzigd of een nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.

w.g. Van Ravels

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Lap

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025

288-1139

BIJLAGE

Besluit kwaliteit leefomgeving

§ 5.1.4.2. Geluid door activiteiten

§ 5.1.4.2.1. Algemene bepalingen

Artikel 5.55. (toepassingsbereik)

1 Paragraaf 5.1.4.2 is van toepassing op het toelaten:

a. op een locatie van een activiteit, anders dan het wonen, die geluid veroorzaakt op een geluidgevoelig gebouw dat is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit; of

b. van een geluidgevoelig gebouw waarop geluid wordt veroorzaakt door een activiteit, anders dan het wonen, die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

2 In afwijking van het eerste lid is paragraaf 5.1.4.2:

a. niet van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen op een industrieterrein waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld;

b. niet van toepassing op het geluid op een niet-geluidgevoelige gevel;

c. met uitzondering van de artikelen 5.58 en 5.59 niet van toepassing op een geluidgevoelig gebouw dat op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit is toegelaten voor een duur van niet meer dan tien jaar;

d. niet van toepassing op het geluid door activiteiten die worden verricht op een industrieterrein waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld, met uitzondering van windturbines, windparken, civiele buitenschietbanen, militaire buitenschietbanen en militaire springterreinen;

e. niet van toepassing op het geluid door spoorvoertuigen op spoorwegemplacementen die onderdeel zijn van een hoofdspoorweg of een bij omgevingsverordening aangewezen lokale spoorweg; en

f. niet van toepassing op verkeer op wegen, vaarwegen en spoorwegen.

§ 5.1.4.4. Trillingen

Artikel 5.79. (toepassingsbereik)

1 Deze paragraaf is van toepassing op het toelaten:

a. op een locatie van een activiteit, anders dan het wonen, die trillingen in een frequentie van 1 tot 80 Hz veroorzaakt in een trillinggevoelige ruimte van een trillinggevoelig gebouw, dat is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit; of

b. een trillinggevoelig gebouw waarop trillingen in een frequentie van 1 tot 80 Hz worden veroorzaakt door een activiteit, anders dan het wonen, die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

2 In afwijking van het eerste lid is deze paragraaf:

a. niet van toepassing op een trillinggevoelige ruimte in een trillinggevoelig gebouw dat geheel of gedeeltelijk is gelegen op een industrieterrein waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld;

b. met uitzondering van de artikelen 5.82 en 5.83 niet van toepassing op een trillinggevoelig gebouw dat op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit is toegelaten voor een duur van niet meer dan tien jaar;

c. met uitzondering van de artikelen 5.82 tot en met 5.85 niet van toepassing op:

1°. activiteiten die in hoofdzaak in de openbare buitenruimte worden verricht; en

2°. evenementen die niet plaatsvinden op een locatie voor evenementen; en

d. niet van toepassing op verkeer op wegen, vaarwegen en spoorwegen.

§ 5.1.4.6. Geur

§ 5.1.4.6.1. Algemene bepalingen

Artikel 5.90. (toepassingsbereik)

1 Paragraaf 5.1.4.6 is van toepassing op het toelaten:

a. op een locatie van een activiteit, anders dan het wonen, die geur veroorzaakt op een geurgevoelig gebouw, dat is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit; of

b. van een geurgevoelig gebouw waarop geur wordt veroorzaakt door een activiteit, anders dan het wonen, die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

2 In afwijking van het eerste lid is paragraaf 5.1.4.6, met uitzondering van artikel 5.92, niet van toepassing als het gaat om de geur door een activiteit op een geurgevoelig gebouw dat is toegelaten voor een duur van minder dan tien jaar.

§ 12.1.5. Vergunningvrije bouwwerken en vergunningvrij gebruik voor huisvesting in verband met mantelzorg

Artikel 12.8. (vergunningvrije gebouwen en mantelzorgwoningen bruidsschat niet geluidgevoelig)

Bij de toepassing van afdeling 3.5 en de paragrafen 5.1.4.2a.2, 5.1.4.2a.3, 5.1.4.2a.5 en 5.1.4.2a.6 wordt een geluidgevoelig gebouw niet in aanmerking genomen als het gaat om:

a. een bijbehorend bouwwerk dat alleen is toegelaten op grond van artikel 22.36, aanhef en onder a, onder 1° of 2°, van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de wet; of

b. een bouwwerk waarin huisvesting in verband met mantelzorg alleen is toegelaten op grond van artikel 22.36, aanhef en onder c, van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de wet.

Artikel 12.9. (uitsluiting niet gerealiseerde vergunningvrije bouw- en gebruiksmogelijkheden van eerbiedigende werking)

1 In afwijking van artikel 5.78r, tweede lid, is paragraaf 5.1.4.2a.4 wel van toepassing op:

a. een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in artikel 22.36, onder a, onder 1°, van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de wet, dat op het tijdstip van vaststelling van het omgevingsplan niet is gebouwd;

b. een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in artikel 22.36, onder a, onder 2°, van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de wet; en

c. huisvesting in verband met mantelzorg als bedoeld in artikel 22.36, onder c, van het tijdelijke deel van het omgevingsplan.

2 Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het gaat om op het tijdstip van vaststelling van het omgevingsplan bestaande huisvesting in verband met mantelzorg als in het omgevingsplan wordt bepaald dat alleen die vorm van wonen is toegelaten.

Artikel 12.10. (bestaande mantelzorgwoningen blijvend niet geluidgevoelig)

Bij de toepassing van afdeling 3.5 en de paragrafen 5.1.4.2a.2, 5.1.4.2a.3, 5.1.4.2a.5 en 5.1.4.2a.6 wordt een geluidgevoelig gebouw dat voor de datum, bedoeld in artikel 22.4 van de wet, in gebruik is genomen voor huisvesting in verband met mantelzorg en waar alleen die vorm van wonen is toegelaten niet in aanmerking genomen.

Omgevingsplan gemeente Zuidplas

Artikel 22.36 Binnenplanse vergunningvrije activiteiten van rechtswege in overeenstemming met dit omgevingsplan

Onverminderd de overige bepalingen van deze afdeling en de bepalingen van afdeling 22.3 zijn in ieder geval in overeenstemming met dit omgevingsplan:

a. het bouwen, in stand houden en gebruiken van een bijbehorend bouwwerk of een uitbreiding daarvan als bedoeld in artikel 22.27, onder a, als in aanvulling op de in dat onderdeel gestelde eisen ook wordt voldaan aan de volgende eisen:

(…)

c. het gebruiken van een bestaand bouwwerk voor huisvesting in verband met mantelzorg.