Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3815 - Raad van State - 13 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:381513 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202306915/1/R2.

Datum uitspraak: 13 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend in De Mortel, gemeente Gemert-Bakel,

appellant,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost­-Brabant van 28 september 2023 in zaak nr. 23/1658 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel.

Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2022 heeft het college [appellant] onder meer en voor zover hier nog van belang opgedragen om de uitrit bij [locatie] te verwijderen en verwijderd te houden. Als hij dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen van € 5.000,00.

Bij besluit van 4 april 2023 heeft het college het tegen deze last onder dwangsom door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard onder aanvulling van de motivering van het besluit van 31 januari 2022. Daarnaast heeft het college [appellant] alsnog opgedragen om de rijbaan van de weg zodanig aan te leggen dat het water op een doelmatige wijze wordt afgevoerd. Als hij dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen van € 10.000,00.

Bij uitspraak van 28 september 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college en [partij A] en[partij B] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Het college en [appellant] hebben een nader stuk ingediend.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht op zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.

Overwegingen

3.1.    In hoger beroep heeft [appellant] een meetrapport van Ploegmakers G.G.I. B.V. van 29 augustus 2024 overgelegd om te onderbouwen dat de afwatering bij de rondweg voldoet. [appellant] heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat het college ten onrechte heeft vastgesteld dat de rondweg op moment van het besluit van 31 januari 2022 niet voldoet aan het vereiste van een doelmatige afwatering. Ten eerste is het meetrapport van tweeëneenhalf jaar later, zodat het niet zonder meer onderbouwt hoe de situatie toen was. Ten tweede wordt in het meetrapport alleen de hoogte van de rondweg zelf gemeten en de richting vermeld waarheen het water stroomt. Dat doet geen afbreuk aan het standpunt van het college dat de afwatering wordt belemmerd door een hoge rand (‘rug’) van de groenvoorziening aan de binnenkant van de rondweg dat de afwatering richting de wadi blokkeert. Op de vele foto’s in het dossier is die rug van de groenvoorziening duidelijk te zien en ook dat grote plassen achter die rug blijven liggen. De Afdeling hecht daarom niet de waarde aan het meetrapport die [appellant] daaraan gehecht zou willen zien.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Minderhoud

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Ahmady-Pikart

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025

638