Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3374 - Raad van State - 23 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:337423 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202501542/1/V3.

Datum uitspraak: 23 juli 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[appellant],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 10 maart 2025 in zaak nr. NL25.9777 in het geding tussen:

appellant

en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2024 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.

Bij uitspraak van 10 maart 2025 heeft de rechtbank het met een kennisgeving vanwege de minister tegen het voortduren van de bewaring aanhangig gemaakte beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door

mr. A. Habib-Portier, advocaat in Oss, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).

2.       Wat appellant in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.

3.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.

w.g. De Poorter

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Vos

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025

644-1149