ECLI:NL:RVS:2025:3161 - Raad van State - 15 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
BRS.25.000303
ECLI:NL:RVS:2025:3161
Datum uitspraak: 15 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 20 maart 2025 in zaak nr. NL25.10713 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 18 november 2024 heeft de minister aan appellant een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 20 maart 2025 heeft de rechtbank het tegen het voortduren van de maatregel door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. P.A. Blaas, advocaat in ‘s-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
- De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
1.1. Wat appellant aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
- De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Jiawan, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Jiawan
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2025
1017