Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6346 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:634622 september 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht
BelastingrechtProcesrecht Belastingen

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 25/3616

[belanghebbende] B.V., uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

de ontvanger van de Belastingdienst.

Inleiding

  1. Belanghebbende heeft verzocht om kwijtschelding van belastingschulden en/of het treffen van een saneringsregeling. Deze verzoeken zijn bij brief van 30 januari 2025 afgewezen. Belanghebbende heeft (administratief) beroep ingesteld tegen deze afwijzing bij de directeur van de Belastingdienst. Dit beroep is bij uitspraak van 16 juni 2025 afgewezen

1.1. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de in bedoelde uitspraak van 16 juni 2025. Zij verzoekt de rechtbank om de Belastingdienst te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan een kwijtscheldings- en saneringsregeling en om de Belastingdienst te veroordelen tot het betalen van een vergoeding van schade die is geleden ten gevolge van de Coronalockdowns.

1.2. Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De belastingrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over kwijtschelding van belastingschulden, het treffen van een saneringsregeling en het toekennen van een schadevergoeding in verband met Coronalockdowns.[1] Slechts met betrekking tot bepaalde beslissingen van de ontvanger is de belastingrechter bevoegd. De beslissing van de ontvanger of de directeur van de Belastingdienst op een verzoek om kwijtschelding en/of het treffen van een saneringsregeling behoort daartoe niet. Er staat daarom geen beroep open bij de belastingrechter en ook niet bij de algemene bestuursrechter. De civiele rechter is ter zake bevoegd.

2.1. Hetzelfde geldt voor zover belanghebbende verzoekt om een schadevergoeding in verband met Coronalockdowns. Voor zover de schade is gelegen in het handelen van de Belastingdienst ter zake van het verzoek om kwijtschelding en/of het treffen van een saneringsregeling, is beroep bij de belastingrechter uitgezonderd, omdat de belastingrechter ook niet bevoegd is over het besluit zelf te oordelen.[2] Voor het overige is ook niet gesteld dat de schade is veroorzaakt door een (ander) besluit van de Belastingdienst, waarover de belastingrechter wel bevoegd zou zijn om te oordelen.

2.2. De rechtbank heeft het beroepschrift niet doorgestuurd naar de bevoegde rechter. Voor een procedure bij de civiele rechter is, in een aantal gevallen, vertegenwoordiging door een advocaat verplicht.

Conclusie en gevolgen

  1. De rechtbank is onbevoegd.

3.1. Belanghebbende heeft geen griffierecht betaald. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om griffierecht terug te geven.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 22 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Dit volgt uit artikel 8:5 van de Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak die behoort bij de Awb. In dat artikel 1 wordt de Invorderingswet 1990 genoemd.

Dat staat in artikel 8:88, tweede lid, van de Awb.


Voetnoten

Dit volgt uit artikel 8:5 van de Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak die behoort bij de Awb. In dat artikel 1 wordt de Invorderingswet 1990 genoemd.

Dat staat in artikel 8:88, tweede lid, van de Awb.