ECLI:NL:RBZWB:2025:6073 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 15 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3434 AKW tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2025 in de zaak tussen
en
Procesverloop
- Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 maart 2024 (bestreden besluit).
1.1. De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Namens de Svb heeft mr. M.F. Sturmans digitaal aan de zitting deelgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
- Eiseres is gescheiden van [ex-partner] ([ex-partner]). Eiseres en [ex-partner] hebben samen twee kinderen. Eiseres woont met de kinderen in Nederland. [ex-partner] werkt sinds oktober 2020 in Zwitserland.
2.1. De Svb heeft met een besluit van 20 oktober 2023 (primair besluit) aan eiseres met betrekking tot het tweede kwartaal van 2022 tot en met het vierde kwartaal van 2022 medegedeeld dat van haar Nederlandse gezinsbijslag (bestaande uit kinderbijslag en kindgebonden budget) de vergelijkbare gezinsbijslag uit Zwitserland wordt afgetrokken. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
-
Eiseres stelt in beroep dat zij nooit heeft geweten dat [ex-partner] gezinsbijslag in Zwitserland ontving. Zij heeft dit geld nooit ontvangen. Eiseres is het niet eens met de besluitvorming van de Svb.
-
De rechtbank overweegt dat uit het arrest Wiering van het Hof van Justitie van de Europese Unie blijkt dat gezinsuitkeringen alleen op elkaar in mindering mogen worden gebracht als zij van dezelfde aard zijn. Uitkeringen zijn van dezelfde aard wanneer het voorwerp en de doelstelling alsook de berekeningsgrondslag en de toekenningsvoorwaarden gelijk zijn. Zuiver formele kenmerken zijn voor de classificatie van uitkeringen niet van belang.
-
In het dossier is aangegeven dat vanuit Zwitserland per april 2022 CHF 300,- per kind per maand is betaald en dat [ex-partner] dit aantoonbaar heeft doorbetaald aan eiseres. Niet gebleken is dat de Svb heeft onderzocht of het bedrag vanuit Zwitserland van dezelfde aard is als de Nederlandse gezinsbijslag. Voor de rechtbank is evenmin vast komen te staan dat [ex-partner] aantoonbaar heeft doorbetaald aan eiseres. De kennelijk door [ex-partner] terzake aan het Zwitserse orgaan overgelegde gegevens, ontbreken in het dossier.
Conclusie en gevolgen
- Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit berust op onvoldoende onderzoek en een ondeugdelijke motivering bevat, zodat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:51a van de Awb de Svb in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De rechtbank zal de Svb in de gelegenheid stellen om alsnog te onderzoeken of het in overweging 5. genoemde bedrag van CHF 300,- per kind per maand van dezelfde aard is als de Nederlandse gezinsbijslag, met inachtneming van hetgeen in overweging 4. is overwogen. Tevens wordt de Svb in de gelegenheid gesteld om de in overweging 5. genoemde gegevens, welke kennelijk door [ex-partner] zijn overgelegd aan het Zwitserse orgaan, in te zenden aan de rechtbank.
6.1. De rechtbank zal de termijn waarbinnen de Svb het gebrek kan herstellen bepalen op acht weken. Als de Svb hiervan geen gebruik wil maken, dan dient de Svb dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als de Svb wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen drie weken te reageren op de herstelpoging van de Svb. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
6.2. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
De rechtbank:
-
stelt de Svb in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van wat in deze tussenuitspraak is overwogen;
-
draagt de Svb op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
-
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 15 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak