Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/6133 PW

(gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel),

en

(gemachtigde: mr. P.C.A. Buskens).

  1. Deze uitspraak gaat over de intrekking van de door eisers ontvangen aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). Eisers zijn het daarmee niet eens met. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de SVB terecht de AIO-aanvulling van eisers heeft ingetrokken.

Daarnaast is in deze uitspraak de vraag aan de orde of het beroep ook betrekking heeft op de terugvordering van de AIO-aanvulling.

Procesverloop

  1. Met het besluit van 5 maart 2024 (primair besluit) heeft de SVB de AIO-aanvulling van eisers vanaf 1 juli 2023 ingetrokken. Met een brief van diezelfde datum heeft de SVB eisers geïnformeerd over de gevolgen van de aanpassing van hun AIO-aanvulling. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

Met het bestreden besluit van 28 juni 2024 op het bezwaar van eisers is de SVB bij het primaire besluit gebleven en heeft de SVB € 3.812,77 van eisers teruggevorderd.

2.1. De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.2. De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de SVB. Eisers zijn niet verschenen.

2.3 De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Totstandkoming van het besluit

  1. Eisers ontvangen sinds 8 oktober 2019 een AIO-aanvulling. Eisers hebben over de periodes van 8 oktober 2019 tot en met 23 maart 2022 en van 23 april 2022 tot en met 30 juni 2023 een AIO-aanvulling ontvangen.

3.1. Met het besluit van 27 juni 2023 heeft de SVB de AIO-aanvulling van eisers beëindigd per 1 juli 2023, omdat de overwaarde op hun woning gestegen was boven de vrijstellingsgrens.

Met afzonderlijk besluit van 27 juni 2023 heeft de SVB overwogen dat eisers per 1 juli 2023 een AIO-aanvulling krijgen in de vorm van een lening vanwege de overwaarde op hun woning. Eisers ontvangen deze AIO-aanvulling alleen onder de voorwaarde dat zij meewerken aan het vestigen van een krediethypotheek. Indien eisers de verplichtingen in dat verband niet na komen moeten zij de lening direct en in één keer terugbetalen. De kosten van het vestigen van een krediethypotheek zijn voor rekening van eisers.

3.2. Met het formulier van 5 juli 2023 hebben eisers verklaard medewerking te zullen verlenen aan het vestigen van een krediethypotheek. Met de brief van 24 juli 2023 heeft de SVB eisers geïnformeerd over de notariskeuze. Op 1 augustus 2023 heeft eiser telefonisch medegedeeld akkoord te zijn met de notariskeuze.

Met de brief van 20 december 2023 heeft de SVB aangegeven dat is gebleken dat eisers niet hebben gereageerd op de telefonische en schriftelijke verzoeken van de notaris voor het maken van een afspraak voor het ondertekenen van de hypotheekakte. De SVB heeft aangegeven dat wanneer eisers blijven weigeren om mee te werken aan het vestigen van een krediethypotheek op hun woning en blijven weigeren om de hypotheekakte te ondertekenen, hun recht op AIO- aanvulling zal worden ingetrokken en de uitbetaalde AIO-aanvulling zal worden teruggevorderd. De vordering zal bovendien worden verhoogd met de door de notaris gemaakte kosten.

Op 1 januari 2024 hebben eisers verzocht om bedenktijd tot eind maart 2024.

Met het besluit van 17 januari 2024 heeft de SVB de betaling van de AIO-aanvulling vanaf 1 januari 2024 opgeschort, omdat er tot op heden geen hypotheek op hun woning is gevestigd. Indien eisers niet alsnog voor 29 februari 2024 een hypotheek vestigen, wordt de AIO-aanvulling per 1 juli 2023 ingetrokken en de te veel ontvangen AIO-aanvulling teruggevorderd.

Op 29 februari 2024 heeft eiser telefonisch aangegeven dat hij op dat moment niet wil meewerken aan het vestigen van een hypotheek.

3.3. Met het primaire besluit heeft de SVB de AIO-aanvulling van eisers vanaf 1 juli 2023 ingetrokken, omdat eisers niet hebben meegewerkt aan het vestigen van een krediethypotheek op hun woning.

Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

Met de brief van 5 maart 2024 heeft de SVB aangekondigd dat eisers € 3.812,77 terug moeten betalen. Dit bedrag bestaat uit € 3.441,90 aan te veel ontvangen AIO-aanvulling over de periode juli 2023 tot en met december 2023 en € 370,87 aan notariskosten.

Bestreden besluit

3.4. Met het bestreden besluit heeft de SVB de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Bij besluit van 27 juni 2023 heeft de SVB duidelijk gemaakt wat de voorwaarden voor de lening en de gevolgen van gebrek aan medewerking zijn. Eisers hadden tot 25 juli 2023 de tijd om na te denken of zij hieraan mee wenste te werken. De SVB heeft op 5 juli 2023 al de verklaring ontvangen dat eisers bereid waren hieraan mee te werken. Dat eisers daarna onvoldoende reageerden op brieven en telefoontjes van zowel de notaris als de SVB en vervolgens om een lange bedenktijd vroegen, ziet de SVB als gebrek aan medewerking en reden tot intrekking van de lening. Ook in bezwaar heeft eiser niet aangegeven dat hij nog voor een lening in aanmerking wenst te komen en alsnog aan de voorwaarden zal voldoen. Het feit dat eisers inkomen onvoldoende is om rond te komen, vormt geen aanleiding om de lening door te betalen zonder krediethypotheek. De SVB ziet geen dringende redenen om van de intrekking af te zien en acht deze ook niet kennelijk onredelijk of onevenredig.

De SVB heeft de brief van 5 maart 2024 alsnog aangemerkt als een primair terugvorderingsbesluit, omdat op de voorkant van de brief al staat dat eisers het bedrag van € 3.812,77 moeten terugbetalen. Op het draagkrachtformulier van 25 juni 2024 hebben eisers het saldo van hun bankrekeningen niet ingevuld. Eisers hebben daarop aangegeven dat zij per 21 juni 2024 hun woning aan hun zoon hebben geschonken en dat hij de openstaande hypotheek heeft betaald en overige kosten. Eisers hebben hier geen bewijs van meegezonden. Op het moment dat eisers van de SVB vernamen dat zij een bedrag van € 3.812,77 moesten terugbetalen beschikten zij nog over een eigen woning. Eisers hadden deze woning ook kunnen aanwenden om de vordering te voldoen. Eisers hadden de woning voor een bedrag aan hun zoon kunnen verkopen, waarmee zij de vordering hadden kunnen betalen. Dat eisers er voor hebben gekozen om hun woning weg te schenken terwijl de SVB een vordering op hen heeft, ziet de SVB als een frustratie van de verhaalsmogelijkheid voor een gerechtvaardigde terugvordering. De SVB ziet daarin dan ook geen reden om van de terugvordering af te zien. De SVB ziet geen dringende redenen om van de terugvordering af te zien en acht deze ook niet kennelijk onredelijk of onevenredig.

Beroepsgronden

  1. Eisers hebben aangevoerd dat zij geen medewerking meer kunnen verlenen aan het vestigen van een krediethypotheek op de woning, omdat zij op 21 juni 2024 de woning hebben overgedragen.

Verder hebben eisers aangevoerd dat in de concept-akte van hypotheek méér wordt geregeld dan uitsluitend het vestigen van een recht van hypotheek tot zekerheid van terugbetaling van de lening van maximaal € 50.089,69. Volgens de concept-akte zou ten behoeve van de SVB hypotheek worden gevestigd tot een bedrag van € 70.125,57. Voorts zou een pandrecht worden gevestigd op alle roerende zaken die bestemd zijn om de woning van eisers duurzaam te dienen en worden onder meer een beding van niet-verandering, een huurbeding, een beheersbeding, een beding van ontruiming, een beding van kennisgeving van schade en een opzeggingsbeding opgenomen. Deze voorwaarden of bedingen zijn niet inhoudelijk met eisers besproken of afgesproken. Eisers hadden op basis van de toekenningbeslissing van 27 juni 2023 dan ook niet de verplichting om mee te werken aan het passeren en inschrijven van een hypotheekakte met een inhoud zoals omschreven in de concept-akte.

Verder hebben eisers aangevoerd dat de brief van 5 maart 2024 geen primair terugvorderingsbesluit betreft, maar slechts een voornemen tot terugvordering. Daarnaast hebben eisers aangevoerd dat een deel van het bedrag dat wordt teruggevorderd, namelijk € 370,87, betrekking heeft op notariskosten. Dit bedrag heeft dus geen betrekking op verstrekte bijstand en kan niet als zodanig worden teruggevorderd middels een bestuursrechtelijk terugvorderingsbesluit. De notariskosten zijn ongevraagd door de SVB voorgeschoten. Eisers hebben geen opdracht gegeven aan de notaris en zij hebben nooit ingestemd met enige akte of concept-akte van het betreffende notariskantoor.

Juridisch kader

  1. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

Is eiseres ontvankelijk in haar beroep? 6. Op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Awb dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.

6.1. Hoewel het bezwaarformulier is ingediend namens eiser, neemt de rechtbank aan dat ook namens eiseres bezwaar is gemaakt, zoals door hun gemachtigde is betoogd. Alle besluiten en correspondentie in het dossier zijn aan eisers gezamenlijk gericht. Ter zitting hebben beide partijen aangegeven dat er van uit is gegaan dat eisers gezamenlijk bezwaar hebben gemaakt. Eiseres is dan ook ontvankelijk in haar beroep.

Heeft de SVB de AIO-aanvulling op goede gronden ingetrokken? 7. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de SVB op goede gronden de AIO-aanvulling van eisers over de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023 heeft ingetrokken. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.

7.1. In de brief van 1 juli 2025 heeft de SVB aangegeven dat geen intrekkingsbesluit had hoeven worden genomen, omdat op grond van artikel 58, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet de leenbijstand enkel beëindigd en teruggevorderd had hoeven worden.

Hoewel dit op zichzelf correct is, doet dit niet af aan het feit dat de SVB met het primaire besluit de AIO-aanvulling heeft ingetrokken. Op grond van artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Participatiewet was de SVB hiertoe bevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank is het intrekkingsbesluit dan ook op rechtsgevolg gericht en is sprake van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.

7.2. De SVB heeft de AIO-aanvulling ingetrokken, omdat eisers niet hebben meegewerkt aan het vestigen van een krediethypotheek op de eigen woning.

7.3. Met het onder 3.1 genoemde toekenningsbesluit staat in rechte vast dat aan eisers met ingang van 1 juli 2023 AIO-aanvulling in de vorm van een geldlening is verleend en dat daaraan door de SVB de verplichting is verbonden dat eisers meewerken aan het vestiging van een krediethypotheek op de eigen woning. Partijen zijn het er over eens dat eisers hieraan niet hebben meegewerkt, zodat de SVB de AIO-aanvulling naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden heeft ingetrokken.

Aan bespreking van de stelling van eisers dat zij niet meer willen meewerken aan de vestiging van de hypotheek vanwege de hoogte daarvan en de inhoud van de hypotheekakte komt de rechtbank niet toe. Het meewerken aan het vestigen van de hypotheek vloeit voort uit de verplichting die aan eisers zijn opgelegd bij het toekenningsbesluit. Eisers hebben hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend, zodat deze verplichting in rechte onaantastbaar is geworden.

Heeft het beroep ook betrekking op de terugvordering? 8. De rechtbank volgt de SVB niet in het standpunt dat de brief van 5 maart 2024 is aan te merken als een primair terugvorderingsbesluit. Op de tweede pagina van deze brief staat namelijk dat de SVB van plan is het bedrag van € 3.812,77 van eisers terug te vragen, maar dat zij hierop eerst nog mogen reageren en dat zij hiertegen nog geen bezwaar kunnen maken. Verder staat vermeld dat eisers enkele weken na hun reactie een beslissing over het bedrag dat ze moeten betalen zullen ontvangen en dat ze daartegen wel bezwaar kunnen maken. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze brief gezien de inhoud dan ook niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, omdat die brief niet is gericht op enig rechtsgevolg. Dit is in lijn met rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)[1].

Nu de brief van 5 maart 2024 niet is aan te merken als een besluit, heeft de SVB het bezwaar van eisers hiertegen ten onrechte ontvankelijk geacht.

Conclusie en gevolgen

  1. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Gelet op de overwegingen onder 8. zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen voor zover dat betrekking heeft op de terugvordering van de AIO-aanvulling. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en het bezwaar van eisers tegen de brief van 5 maart 2024 niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.

Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op de intrekking van de AIO-aanvulling niet wordt vernietigd en dus in stand wordt gelaten.

9.1. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eisers te worden vergoed.

9.2. De rechtbank zal de SVB veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 4 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1:3

  1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

(…)

Artikel 6:13 Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.

Artikel 7:1

  1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:

a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,

b. het besluit aan goedkeuring is onderworpen,

c. het besluit een goedkeuring of een weigering daarvan inhoudt,

d. het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4,

e. het besluit is genomen op basis van een uitspraak waarin de bestuursrechter met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onderdeel a, heeft bepaald dat afdeling 3.4 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft,

f. het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit,

g. het besluit is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in de bij deze wet behorende Regeling rechtstreeks beroep dan wel het besluit anderszins in die regeling is omschreven.

(…)

Artikel 8:1 Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Participatiewet

Artikel 34

  1. Onder vermogen wordt verstaan:

a. de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden. De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering;

b. middelen die worden ontvangen in de periode waarover algemene bijstand is toegekend, voorzover deze geen inkomen betreffen als bedoeld in de artikelen 32 en 33.

  1. Niet als vermogen wordt in aanmerking genomen:

a. bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn;

b. het bij de aanvang van de bijstand aanwezige vermogen voorzover dit minder bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens, genoemd in het derde lid;

c. spaargelden opgebouwd tijdens de periode waarin bijstand wordt ontvangen;

d. het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf, bedoeld in artikel 50, eerste lid, voorzover dit minder bedraagt dan € 63.900,00;

(…)

Artikel 47a

  1. De Sociale verzekeringsbank heeft tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen aan:

a. alleenstaanden en alleenstaande ouders die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt;

b. gehuwden, van wie beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt dan wel van wie één echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;

hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

  1. De artikelen 1 tot en met 6, hoofdstuk 2, met uitzondering van artikel 18, hoofdstuk 3, de paragrafen 5.1 en 5.2, hoofdstuk 6 en de artikelen 79, 80 en 81 zijn van toepassing op de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, door de Sociale verzekeringsbank, tenzij in deze paragraaf anders is bepaald.

Artikel 48 (…)3. Het college kan aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening verplichtingen verbinden die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan deze bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen. (…)

Artikel 50

  1. De belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, heeft recht op bijstand voor zover tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring, van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen in redelijkheid niet kan worden verlangd.

  2. Indien voor de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, recht op algemene bijstand bestaat, heeft die bijstand de vorm van een geldlening:

a. indien de bijstand over een periode van een jaar, te rekenen vanaf de eerste dag waarover bijstand wordt verleend, naar verwachting meer bedraagt dan het netto minimumloon, bedoeld in artikel 37, eerste lid; en

b. voorzover het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf hoger is dan het vermogen, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel d.

Artikel 54

  1. Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, kan het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten:

a. vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of

b. vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.

  1. Het college doet mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.

  2. Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

  3. Als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, kan het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

Artikel 58

  1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  2. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kan kosten van bijstand terugvorderen, voorzover de bijstand:

a. anders dan in het eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

b. in de vorm van geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;

(…)

Zie de uitspraak van de CRvB van 16 april 2004 (ECLI:NL:CRVB:2004:AO8070).


Voetnoten

Zie de uitspraak van de CRvB van 16 april 2004 (ECLI:NL:CRVB:2004:AO8070).