ECLI:NL:RBZWB:2025:5841 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 29 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6661 WIA
uitspraak van 29 augustus 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser,
gemachtigde: mr. E. Akdeniz,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.
Inleiding
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1 Het UWV heeft met het besluit van 22 oktober 2021 (primair besluit) de WIA-uitkering van eiser omgezet van een loongerelateerde uitkering in een vervolguitkering met ingang van 21 december 2021.
1.2 Met het bestreden besluit van 13 augustus 2024 heeft het UWV het primair besluit herroepen en is bepaald dat eiser met ingang van 21 december 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De WIA-uitkering van eiser wordt met ingang van 25 september 2024 beëindigd.
1.3. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens het UWV mr. E. Lipman.
1.5 De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.
Beoordeling door de rechtbank
- Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per 21 december 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
- De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
- Eiser is werkzaam geweest als operator. Voor dat werk is hij op 24 januari 2019 uitgevallen vanwege lichamelijke klachten.
4.1 Bij besluit van 2 februari 2021 heeft het UWV per 21 januari 2021 aan eiser een WIA-uitkering toegekend. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eiser 36,98% arbeidsongeschikt is. In dit kader heeft [arts 1] op 28 januari 2021 een rapportage uitgebracht. De arts heeft gerapporteerd dat eiser bekend is met whiplashtrauma met angstklachten en obstructief slaapapneu syndroom (OSAS). De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 28 januari 2021. Er zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
4.2 Bij primair besluit van 22 oktober 2021 is de uitkering omgezet in een vervolguitkering, waarbij is uitgegaan van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-45%. Eiser en zijn ex-werkgever hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
4.3 Bij de beslissing op bezwaar werd eiser per 21 december 2021 33,47% arbeidsongeschikt geacht. Omdat dit minder is dan 35% heeft het UWV de WIA-uitkering, rekening houdend met de uitlooptermijn, met ingang van 25 september 2024 beëindigd.
Eisers standpunt
- Eiser heeft aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat hij enkel telefonisch is beoordeeld door een niet geregistreerd verzekeringsarts en er te lange tijd is verstreken om tot een zorgvuldig onderzoek te komen. Het UWV heeft onvoldoende rekening gehouden met zijn klachten en er zijn per 21 december 2021 onvoldoende beperkingen aangenomen. Daardoor is de arbeidsdeskundige van onjuiste informatie uitgegaan. Er was sprake van volledige arbeidsongeschiktheid en in ieder geval was het arbeidsongeschiktheidspercentage meer dan 33,47%. Eiser was niet in staat de geduide functies te verrichten.
Het medisch onderzoek
- Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op het rapport van een arts van het UWV. In de beroepsfase is eiser gezien door een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b).
6.1 [arts 2] heeft het dossier bestudeerd en telefonisch contact gehad met eiser op 13 juni 2024. Hij heeft op 14 juni 2024 gerapporteerd dat eiser aangaf dat het inmiddels veel beter met hem gaat en dat hij 40 uur per week als productmanager werkt en geen tramadol meer gebruikt. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser op en na 21 december 2021 zijn neergelegd in de FML van 14 juni 2024. De arts acht eiser niet langer beperkt ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico en beroepsmatig vervoer, omdat geen sprake meer is van gebruik van tramadol. De overige beperkingen zijn overgenomen uit de FML van 28 januari 2021.
6.2 Verzekeringsarts b&b [arts 3] heeft eiser gezien op het spreekuur, hem lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat er per 25 september 2024 geen sprake meer is van ziekte/gebrek. De functionele mogelijkheden van eiser per 21 december 2021 zijn volgens hem door de primaire arts juist vastgesteld.
6.3 Tussen partijen is op zichzelf niet in geschil dat eiser per 24 september 2024 niet meer in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat hij weer volledig aan het werk was en er geen beperkingen in het functioneren als gevolg van ziekte meer waren. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn beperkingen per 21 december 2021 zijn onderschat en hij een hogere uitkering had dienen te krijgen.
6.4 De rechtbank is met eiser en het UWV van oordeel dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Aan het primair besluit lag geen actueel medisch onderzoek ten grondslag. In de bezwaarfase is onderzoek door een arts verricht, waarbij enkel een telefonisch spreekuur heeft plaatsgehad. Dit betekent dat eiser niet door een verzekeringsarts is gezien en onderzocht. Het bestreden besluit is hiermee onvoldoende zorgvuldig voorbereid en komt om deze reden voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal hierna beoordelen of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
6.5 De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek door de verzekeringsarts b&b, ondanks het onwenselijk lange tijdsverloop, voldoende zorgvuldig is geweest. Hij was op de hoogte van de klachten van eiser. De verzekeringsarts b&b heeft naar die klachten onderzoek verricht, zowel per datum van het bestreden besluit als per 21 december 2021. De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien, hem psychisch en lichamelijk onderzocht en dossieronderzoek verricht. Daarmee zijn naar het oordeel van de rechtbank geen onderzoeksactiviteiten gemist.
6.6 De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b afdoende heeft gemotiveerd dat op 21 december 2021 geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Eiser voldeed niet aan de criteria van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten om geen benutbare mogelijkheden aan te nemen. Eiser was op dat moment niet bedlegerig, niet opgenomen in een ziekenhuis of zorginstelling, was niet ADL-afhankelijk, er was geen sprake van sterk wisselende mogelijkheden en niet was gebleken van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren.
6.7 Eiser stelt zich op het standpunt dat onvoldoende beperkingen zijn opgenomen in de FML en heeft daarbij gewezen op de belemmeringen die hij ervoer en die zijn opgenomen in de medische rapportage van [arts 1] van 28 januari 2021. De rechtbank stelt vast dat in de FML van 28 januari 2021 met die belemmeringen rekening is gehouden. De toen aangenomen beperkingen zijn door de primaire arts in de FML van 14 juni 2024, met uitzondering van de items 1.8.6 (verhoogd persoonlijk risico) en 2.11 (beroepsmatig vervoer), per 21 december 2021 overgenomen.
6.8 De verzekeringsarts b&b heeft voldoende gemotiveerd dat de fysieke beperkingen als gevolg van whiplashklachten die de primaire arts heeft gesteld passend zijn bij de onderliggende fysieke problematiek en dat voldoende rekening is gehouden met de verminderde belastbaarheid. Er waren geen aanwijzingen voor ernstige fysieke problematiek. Aanvullend beeldonderzoek liet geen afwijkingen zien en de gestelde beperkingen zijn passend bij de uitslagen van het aanvullend onderzoek dat werd verricht. Eiser heeft niet gespecificeerd welke verdere beperkingen zouden moeten worden toegevoegd of verzwaard. Hij heeft zijn standpunt dat hij meer beperkt was ook niet met nadere medische stukken onderbouwd.
6.9 De verzekeringarts b&b heeft gemotiveerd waarom de beperkingen verhoogd persoonlijk risico en beroepsmatig vervoer per 21 december 2021 niet meer zijn aangenomen. Daartoe is gesteld dat eiser al langere tijd tramadol gebruikte, waardoor hij op 21 december 2021 op deze medicatie was ingesteld. Bij het psychisch onderzoek tijdens de WIA-beoordeling waren er geen aanwijzingen voor verminderde concentratie- en aandachtsfunctie als gevolg van de onderliggende problematiek. Er waren geen aanwijzingen voor slaperigheid gedurende het dagelijks functioneren of tijdens het gesprek. Niet is gebleken dat die situatie per 21 december 2021 wezenlijk anders was. De rechtbank kan deze motivering volgen. Eiser heeft deze motivering ook niet voldoende (met nadere medische stukken) weerlegd.
De beroepsgrond slaagt niet.
Het arbeidsdeskundig onderzoek door het UWV
7.1 Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: assembleerder installatie, motoren, voertuigen (Sbc-code 265110), conciërge, huismeester, huisbewaarder (Sbc-code 261010) en assemblagemedewerker elektrotechnische producten (Sbc-code 267041). Op basis van deze functies concludeert de arbeidsdeskundige dat sprake is van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 33,47% .
7.2 Eiser heeft geen specifieke gronden tegen de geschiktheid van de geduide functies aangevoerd. Zijn standpunt dat hij niet in staat was de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals eerder overwogen vindt de rechtbank die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.3 Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 25 september 2024.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid.
De rechtbank is echter voorts van oordeel dat het UWV het gebrek in beroep voldoende heeft hersteld. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit, maar laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
8.1 Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-. Omdat het beroep gegrond is, dient het UWV aan eiser eveneens het griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het bestreden besluit;
-
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
-
veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser;
-
draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier op 29 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bijlage wettelijk kader
Wet WIA
Artikel 4, eerste lid.Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Artikel 5 Gedeeltelijk arbeidsgeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.