Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5790 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 27 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:579027 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/3183

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, het college,

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: **[vergunninghouder],uit [plaats],**vergunninghouder.

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college waarin een omgevingsvergunning voor het realiseren van een Bed & Breakfast (B&B) verleend is. Eiseres voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het beroep.

Procesverloop

  1. Met het bestreden besluit van 13 februari 2024 op het bezwaar van eiseres heeft het college het primaire besluit in stand gelaten waarin het college een omgevingsvergunning heeft verleend aan vergunninghouder voor een bouwactiviteit en het afwijken van het bestemmingsplan.

2.1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

2.2. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.3. De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft aan de kant van eiseres niemand deelgenomen. Namens het college waren op zitting [naam 1] en [naam 2] aanwezig. Vergunninghouder werd op zitting vertegenwoordigd door [naam 3], de eigenaar van het restaurant. Hij werd vergezeld door [naam 4].

2.4. De termijn voor het doen van uitspraak is verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

  1. Het oordeel van de rechtbank is dat het beroep ongegrond is*.* Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

3.1 Het bestreden besluit is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Die wet is vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Op grond van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet blijft het oude recht van toepassing op een besluit op een aanvraag die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend. De aanvraag om een omgevingsvergunning is in deze zaak ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval het oude recht, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

De feiten

4.2. Op 9 juni 2023 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit aangevraagd ten behoeve van het realiseren van een B&B op [adres 1]. Vergunninghouder zelf is gevestigd op [adres 2]. De B&B moet boven het restaurant komen.

4.3. Het college heeft op 11 september 2023 op de aanvraag besloten een omgevingsvergunning te verlenen voor zowel de activiteit bouwen als de activiteit afwijken van het bestemmingsplan Burgh-Haamstede (het primaire besluit).

4.4. Eiseres heeft op 4 oktober 2023 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.

4.5. De bezwaarschriftencommissie heeft op 11 december 2023 het college geadviseerd het bezwaar van eiseres ontvankelijk en gegrond te verklaren.

4.6. Het college heeft op 13 februari 2024 een beslissing op bezwaar genomen (het bestreden besluit). In dit besluit heeft het college het advies van de bezwaarschriftencommissie niet overgenomen. Het bezwaarschrift is ontvankelijk en ongegrond verklaard. Het primaire besluit is in stand gelaten.

Is het beroep van eiseres ontvankelijk?

  1. Eiseres is een rechtspersoon, want ze is een stichting. Voor het antwoord op de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), is bepalend of die rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Met artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft de wetgever blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling (Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, blz. 32-35) veilig willen stellen dat verenigingen of stichtingen als belanghebbende kunnen opkomen, mits een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, rechtstreeks bij het besluit is betrokken.[1]

5.1. Uit de statuten van eiseres volgt dat zij tot doel heeft het bevorderen en in stand houden van de leefbaarheid ten behoeve van alle inwoners van Burgh-Haamstede en directe omgeving, en voorts al hetgeen in de ruimste zin met één en ander verband houdt, daartoe behoort en/of daartoe bevorderlijk kan zijn.

5.2. Dit doel probeert eiseres volgens haar statuten[2] te bereiken door onder meer:

5.3. De rechtbank stelt vast dat hieruit blijkt dat het belang van eiseres een naar haar aard bovenindividueel belang is. Eiseres vecht het bestreden besluit aan, omdat ze meent dat het parkeeroverlast voor het dorp zal opleveren. De rechtbank is van oordeel dat het collectieve belang dat eiseres krachtens haar statutaire doelstelling behartigt, rechtstreeks geraakt wordt door het bestreden besluit. Dat het voeren van juridische procedures niet expliciet in de statuten genoemd wordt, doet daar niet aan af. Voor het behartigen van belangen is procederen soms nodig. Bovendien is de (gedeeltelijk weergegeven) opsomming in de statuten en meer specifiek bij het tweede gedachtestreepje niet volledig. Dit komt tot uitdrukking in de woorden onder andere.

5.4. Om te kunnen bepalen of het belang van eiseres rechtstreeks betrokken is bij het besluit tot vergunningverlening is, naast het statutaire doel, ook van belang of zij feitelijke werkzaamheden verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling. Bij de vaststelling van de feitelijke werkzaamheden moet worden gekeken naar de periode voorafgaand aan het indienen van het bezwaarschrift. Verder geldt dat het enkel in rechte opkomen tegen besluiten in de regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Dat geldt ook voor werkzaamheden die daarmee verband houden.[3]

5.5. Het bezwaarschrift is ingediend op 4 oktober 2023. Dit betekent dat de rechtbank moet beoordelen of eiseres in de periode voorafgaand aan het indienen van het bezwaarschrift, dus tot 4 oktober 2023, voldoende feitelijke werkzaamheden heeft verricht.

5.6. Uit het jaarverslag van 2023 van eiseres, dat te vinden is op een openbare website, ontleent de rechtbank dat eiseres, naast het in rechte opkomen tegen besluiten, in overleg treedt met de gemeente, andere belanghebbenden en organisaties. Ook volgt hieruit dat ze participeert in workshops waarin nagedacht wordt over toerisme, natuur en welzijn in Burgh-Haamstede en dat ze inspreekt bij raadsvergaderingen.[4]

5.7. De rechtbank concludeert hieruit dat eiseres voldoende feitelijke werkzaamheden heeft verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling, waardoor eiseres als belanghebbende is aan te merken. Eiseres is daarom ontvankelijk in haar beroep en de rechtbank komt toe aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.

De beroepsgronden

  1. Volgens eiseres ontstaat er door de B&B, die mogelijk wordt gemaakt door de verleende omgevingsvergunning, onevenredige verkeers- of parkeeroverlast voor de omgeving. Hierdoor wordt niet voldaan aan een van de voorschriften die is opgenomen in de omgevingsvergunning.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Het wettelijk kader

  1. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: (a) het bouwen van een bouwwerk en (c) het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

7.1. De Wabo kent in het eerste lid van artikel 2.10 een verplicht toetsingskader voor bouwactiviteit. Kort gezegd betekent dit dat het college moet toetsen of het bouwplan voldoet aan het bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Indien er geen sprake is van strijd met één van deze weigeringsgronden moet het college de vergunning verlenen. Indien er zich één van deze weigeringsgronden voordoet, is het college in beginsel verplicht de omgevingsvergunning voor het bouwen te weigeren.

7.2. In artikel 30.3.1 van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Burgh-Haamstede (Bestemmingsplan) is opgenomen dat het aanbieden van een B&B in een (bedrijfs)woning is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a. B&B bestaat uit maximaal vijf slaapplaatsen;

b. de woning wordt bewoond door de hoofdbewoner(s);

c. de woning is geschikt voor permanente bewoning;

d. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast ontstaan voor de omgeving;

e. er mogen alleen terughoudende reclame-uitingen geplaatst worden, neonreclame is niet toegestaan;

f. er is geen sprake van een bedrijfswoning binnen de bestemming Bedrijventerrein.

7.3. Op de locatie waar vergunninghouder de B&B wil realiseren ligt de bestemming ‘horeca’ met functieaanduiding ‘bedrijfswoning’. Het is dus op basis van het bestemmingsplan toegestaan om een B&B aan te bieden op [adres 1], mits aan de voorwaarden van artikel 30.3.1 van het bestemmingsplan voldaan wordt. Deze voorwaarden zijn ook opgenomen in de voorschriften die onderdeel uitmaken van de verleende omgevingsvergunning.

Gebrek in bestreden besluit

  1. Ambtshalve constateert de rechtbank een gebrek in het bestreden besluit. Het bestreden besluit laat het primaire besluit, waarin een omgevingsvergunning voor zowel bouwen als het afwijken van het bestemmingsplan verleend wordt, in stand. Uit artikel 30.3.1 van het bestemmingsplan blijkt dat er helemaal geen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig is om een B&B in een (bedrijfs)woning aan te bieden (mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan). Uit de motivering bij het bestreden besluit blijkt dat het college dit zelf ook heeft onderkend. Het college is echter vergeten het bestreden besluit op dat onderdeel aan te passen.

8.1. De rechtbank passeert dit gebrek op grond van artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat geen belanghebbende door dit gebrek benadeeld is. Eiseres is immers nog steeds belanghebbende bij het bestreden besluit, en vergunninghouder moet hoe dan ook aan de voorwaarden van artikel 30 van het omgevingsplan voldoen.

Onevenredige verkeers- of parkeeroverlast door de verleende omgevingsvergunning?

  1. Eiseres heeft aangevoerd dat de parkeerdruk in de omgeving van [adres 1] zo hoog is dat er sprake is van onevenredige verkeers- en parkeeroverlast is. De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond aldus dat de vaststelling dat er geen omgevingsvergunning voor het afwijkend gebruik nodig is, onjuist is omdat vergunninghouder nooit zal kunnen voldoen aan de voorwaarde d van artikel 30.3.1. van het omgevingsplan en er om die reden alsnog een omgevingsvergunning voor van het omgevingsplan afwijkend gebruik nodig is.

9.1. De rechtbank beoordeelt of voldaan wordt aan het voorschrift bij de omgevingsvergunning waarin staat dat geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast mag ontstaan door de B&B. Voor deze beoordeling is het Parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland (het Parapluplan) relevant.

9.2. In artikel 3.1 van het Parapluplan is bepaald dat bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid dient te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het ‘Parkeerbeleid 2017-2020’ of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte. In artikel 3.2 van het Parapluplan staat dat het bevoegd gezag in bepaalde situaties bij omgevingsvergunning kan afwijken van het bepaalde in lid 3.1. Dat is hier niet aan de orde.

9.3. De rechtbank constateert dat de in het bestreden besluit verleende omgevingsvergunning voor bouwen een uitbreiding van het gebruik van het pand [adres 1] mogelijk maakt. Eerst was er op de [adres 1] alleen een bedrijfswoning, door het bestreden besluit kan er ook een B&B gerealiseerd worden. Het college heeft terecht opgemerkt dat volgens vaste jurisprudentie bij de beoordeling of een project in voldoende parkeergelegenheid voorziet om in de parkeerbehoefte ervan te kunnen voorzien alleen rekening moet worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het project. Een eventueel bestaand tekort kan als regel buiten beschouwing worden gelaten.[5]

9.4. Door eiseres wordt niet betwist dat vergunninghouder op eigen terrein twee parkeerplekken heeft. Gelet op artikel 3.1 van het Parapluplan en de hiervoor genoemde jurisprudentie moet dus alleen gekeken worden of de twee parkeerplekken voldoende zijn om in de parkeerbehoefte van de B&B te voorzien.

9.5. Het parkeerbeleid 2017-2020 dat in artikel 3.1 van het Parapluplan genoemd wordt biedt voor deze beoordeling geen aanknopingspunten. In dit beleid zijn namelijk bewust geen parkeernormen opgenomen.[6]

9.6. Om vast te stellen of de twee parkeerplekken voldoende zijn om in de parkeerbehoefte van de B&B te voorzien heeft het college een verkeersdeskundige ingeschakeld. Het advies van de verkeersdeskundige heeft het college niet overgelegd. Toch betrekt de rechtbank dit advies bij haar oordeel, omdat de inhoud van het advies volgt uit de processtukken van het college en deze inhoud door eiseres niet is betwist.

9.7. De verkeersdeskundige heeft naar de situatie gekeken en geoordeeld dat de twee parkeerplaatsen volstaan. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de verkeerskundige dit advies gebaseerd heeft op de aanname dat voor elke slaapkamer die de B&B aanbiedt (2), één parkeerplek nodig is. Dat één van de twee parkeerplekken ook gebruikt wordt ten behoeve van zijn woning door vergunninghouder maakt het advies niet anders. Vergunninghouder is in het advies erop gewezen dat hij zelf ergens anders moet parkeren wanneer beide parkeerplekken nodig zijn voor de gasten van de B&B.

9.8. Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het college terecht heeft aangenomen dat er geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast zal ontstaan door de B&B en dat er geen omgevingsvergunning nodig is voor afwijkend gebruik. De beroepsgrond slaagt niet.

9.9. Ten overvloede constateert de rechtbank dat op zitting bevestigd is dat de B&B in ieder geval ook zal voldoen aan de voorwaarden a en b van artikel 30.3.1. van het bestemmingsplan die ook in de voorschriften van de omgevingsvergunning zijn opgenomen. Op zitting is het bouwplan besproken, waaruit volgt dat de B&B in maximaal 4 slaapplekken zal voorzien. Daarnaast heeft vergunninghouder op zitting herhaald dat hij als hoofdbewoner zal gaan wonen in de woning waar de B&B gevestigd wordt.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft weliswaar een gebrek in het bestreden besluit geconstateerd, maar dit gebrek wordt gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Janzing, griffier, op 28 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1983.

Dorpsraadburghhaamstede.nl

Rb Zeeland-West-Brabant 6 juli 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4694.

Dorpsraadburghhaamstede.nl.

De Afdeling 14 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1470.

Rb Zeeland-West-Brabant 23 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:519.


Voetnoten

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1983.

Dorpsraadburghhaamstede.nl

Rb Zeeland-West-Brabant 6 juli 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4694.

Dorpsraadburghhaamstede.nl.

De Afdeling 14 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1470.

Rb Zeeland-West-Brabant 23 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:519.