ECLI:NL:RBZWB:2025:5781 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 27 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-251157-24
vonnis van de meervoudige kamer van 27 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] wonende te [woonplaats]
raadsman mr. M.C.J. Heinen, advocaat te Roosendaal.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 augustus 2025. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. A. Verhoeven, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
-
samen met anderen op 2/3 augustus 2024 in [plaats] 765,8 gram alfa-PVP heeft bereid of bewerkt, dan wel aanwezig heeft gehad;
-
samen met anderen in de periode van 2 tot en met 4 augustus 2024 in [plaats] handelingen heeft verricht die zijn gericht op het voorbereiden of bevorderen van de productie van harddrugs.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging bepleit vrijspraak van de ten laste gelegde feiten. Verdachte wist niet van de aanwezigheid van de alfa-PVP in de auto van [medeverdachte 1] en van een nauwe en bewuste samenwerking is geen sprake. Voor wat betreft de voorbereidingshandelingen wordt opgemerkt dat het vereiste opzet ontbreekt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Feiten en omstandigheden De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 4 augustus 2024 valt de politie kort na middernacht naar aanleiding van een inbraakmelding een loods binnen aan [adres] in [plaats] . Daar treffen ze mevrouw [naam] aan in een koelcel en vinden ze op zolder drie mannen die daar verscholen lagen, te weten [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] .
In een van de koelcellen in die loods wordt een sterke acetongeur waargenomen. In een hoek van die koelcel treft de politie chemicaliën, volgens de etiketten propanol, aceton en zoutzuur, en een hoeveelheid laboratoriumattributen aan. Tot die attributen behoren onder meer een vacuümpomp, een vacuümvat waarin zich een rol huishoudfolie bevindt en drie kartonnen dozen waarvan er één leeg was en de andere twee een glazen 3500 ml schaal bevatten. Ook treft men ketels, jerrycans en gelaatsmaskers aan. Op een tafel in die koelcel ziet de politie een kapotte fles met daarin een kleine hoeveelheid witte substantie. De door de politie op die substantie uitgevoerde indicatieve test geeft als uitslag alfa-PVP, ook aangeduid als flakka. Op een stoel in die koelcel ziet de politie groen ijzerdraad liggen. In de loods bevindt zich een auto, die op naam staat van [medeverdachte 1] . In die auto vindt de politie een glazen schaal, afgesloten met plastic folie en groen ijzerdraad, met daarin een crèmekleurige kristalvormige substantie. Analyse door het NFI wijst uit dat deze substantie alfa-PVP bevat.
Feit 1 De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich, al dan niet samen met anderen, heeft beziggehouden met de productie van alfa-PVP op 2 en/of 3 augustus 2024. Bij de beantwoording van deze vraag overweegt de rechtbank het volgende. Op de telefoon van [medeverdachte 2] zijn filmpjes aangetroffen. De opnames laten een bruine vloeistof in een maatbeker zien die met behulp van een roerstaaf wordt geroerd en onder toevoeging van andere vloeistof kristalliseert tot een gele kristalvormige substantie. Bij de beelden zijn drie verschillende stemmen te horen. Een van die stemmen herkent de politie als die van [medeverdachte 2] . Bij zijn aanhouding in de loods op 3 augustus 2004 draagt verdachte een zwart jack van het merk Adidas met opvallende rode, gele en groene strepen, dat ook te zien is op de hierboven genoemde filmpjes. Op een van de filmpjes is te horen dat een van de stemmen een ander persoon aanspreekt met ‘ [alias] ’.
De politie constateert aan de hand van de na de inval in de loods gemaakte foto’s dat de filmpjes zijn opgenomen in de loods ter plaatse waar de chemicaliën en de laboratoriumattributen zijn gevonden. Tevens stelt de politie vast dat de filmpjes zijn gemaakt op 3 augustus 2024 tussen 11:03:42 uur en 15:32:51 uur. Wanneer op de beelden de vloeistof kristalliseert, zegt een van de stemmen: “763 zit ie nou dus”. Kort na het noemen van dit getal, wordt gezegd: “Ja die is klaar”. Het valt de rechtbank op, dat het genoemde getal dichtbij het aantal gram aan alfa-PVP zit dat is aangetroffen in de auto, te weten 765,8 gram. Volgend op de hierboven genoemde conversatie wordt er gesproken over afdekken: “Je dekt het nooit helemaal af met dat schenktuitje”, “beste zou nog zijn vershoudfolie”, “als je dit nou pakt en eromheen trekt”. De politie constateert dat het ijzerdraad dat om de in de auto aangetroffen glazen schaal (afgedekt met plastic folie) zit, lijkt op het ijzerdraad dat is aangetroffen op de stoel in de koelcel.
Op basis van deze overwegingen, bezien in onderlinge samenhang en in combinatie met de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en een onbekend gebleven derde zich op 3 augustus 2024 hebben beziggehouden met de productie van de in de auto aangetroffen 765,8 gram alfa-PVP bevattende substantie. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking bij het bereiden en vervaardigen van de alfa-PVP en daarom is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen.
Feit 2 Ten aanzien van feit 2 dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte zich, al dan niet samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen gericht op de productie van alfa-PVP.
Voor de beantwoording van deze vraag overweegt de rechtbank het volgende.
Op de telefoon van [medeverdachte 2] zijn chats aangetroffen tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] waarin besproken wordt ‘het’ een keer goed en professioneel aan te pakken samen met ‘ [alias] ’, waarbij [medeverdachte 3] aangeeft dat hij een leegstaand pand met koelcellen ter beschikking heeft, “En staat. Leeg. Is helemaal. Verstopt. Kom je niet. Zomaar”. [medeverdachte 3] verklaart bij de politie dat de loods aan [adres] van zijn vader is, dat het een voormalig slachthuis betreft en dat hij [verdachte] , mevrouw [naam] en [medeverdachte 1] en diens auto toegang tot de loods heeft verschaft en [medeverdachte 2] daar toen ook gezien heeft. Ook verklaart [medeverdachte 3] dat hij had opgevangen dat [verdachte] misschien wel flakka zou kunnen maken. Bij de aangetroffen spullen in de koelcel is een grijze lege verpakking aangetroffen met daarop als ontvangstadres de naam en het adres van [verdachte] . Tevens wordt de naam en het adres van [verdachte] aangetroffen op een lege doos waarin eenzelfde type vacuümpomp had gezeten als in de koelcel werd aangetroffen.
Op basis van deze overwegingen, bezien in onderlinge samenhang en in combinatie met hetgeen hiervoor onder 1 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat de loods en de in de tenlastelegging genoemde goederen aangewend zouden worden voor de productie van alfa-PVP en met dat doel nauw en bewust samenwerkte met anderen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging met anderen plegen van voorbereidingshandelingen gericht op de productie van alfa-PVP.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 op 3 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en vervaardigd, 765,8 gram, van een materiaal bevattende Alfa-PVP, zijnde Alfa-PVP een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2 omstreeks de periode van 2 augustus 2024 tot en met 4 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
-
het opzettelijk bereiden, en/of
-
het opzettelijk vervaardigen
van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
-
zich en/of een ander gelegenheid en/of middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
-
voorwerpen, enstoffen, voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten het:
-
huren/regelen van een loods, en
-
bestellen van chemicaliën, en
-
het voorhanden hebben van chemicaliën (Propanol 99,7%, TM62 Isopropylalalcohol, chemisch zuiver, Gedestilleerd water, demiwater, Aceton 99,60%, Zoutzuur 30%, Pyrrolidine, aceton, 2-propanol, Ethylacetaat), en
-
het voorhanden hebben van gelaats-/gasmaskers en een vacuümvat en een vacuümpomp en labsteunen en een mixer en roerwerk en handschoenen en ketels en glaswerk en pH strips en een rondbodemkolf en een pH meter.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van voorarrest. Zij heeft daarbij rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), en gaat uit van eendaadse samenloop.
6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt, gelet op de bepleite vrijspraak, primair geen straf aan verdachte op te leggen. Subsidiair wordt verzocht te volstaan met een schuldigverklaring zonder straf, dan wel een geheel voorwaardelijke straf, gelet op de gezondheidstoestand van verdachte.
6.3 Het oordeel van de rechtbank Ernst van het feit Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het bereiden en vervaardigen van ruim 765 gram alfa-PVP (flakka). Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen, gericht op de productie van deze drug. Het is algemeen bekend dat deze drug een zeer verslavende werking heeft en ernstige gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers daarvan. Met zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie en de daarop volgende handel van en in harddrugs, hetgeen vaak gepaard gaat met andere criminaliteit.. Verdachte heeft bij zijn handelen enkel oog gehad voor zijn eigen belang. De rechtbank rekent de verdachte dit alles aan.
De persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 1 juli 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld. De rechtbank constateert dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Strafoplegging De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor de rechtspraak zoals die zijn afgesproken in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het uitgangspunt voor het bereiden dan wel vervaardigen van harddrugs, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden indien sprake is van georganiseerd verband. Er is geen oriëntatiepunt voor het treffen van voorbereidingshandelingen. Gelet op de nauwe samenhang tussen de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een voortgezette handeling op basis van één ongeoorloofd wilsbesluit, zodat aan verdachte slechts één verwijt zal worden gemaakt. Nu de door de verdediging gestelde gezondheidstoestand van verdachte niet nader met stukken is onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding om van het voornoemde uitgangspunt van vijf maanden af te wijken.
Conclusie Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47, 56 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
-
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de voortgezette handeling van feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod; feit 2: medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid of middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden;
-
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, en mrs. V.M. Schotanus en L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 augustus 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
9 Bijlage I
De tenlastelegging
1 hij op of omstreeks 2/3 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 765,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Alfa-PVP, zijnde Alfa-PVP een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; ( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2 hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2024 tot en met 4 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
-
het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
-
het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
-
het opzettelijk vervaardigen
van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
-
een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
-
zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
-
voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte en/of zijn/haar mededaders, wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten het:
-
huren/regelen van een loods, en/of
-
bestellen van chemicaliën, en/of
-
het voorhanden hebben van chemicaliën (Propanol 99,7%, TM62 Isopropylalalcohol, chemisch zuiver, Gedestilleerd water, demiwater, Aceton 99,60%, Zoutzuur 30%, Pyrrolidine, aceton, 2-propanol, Ethylacetaat), en/of
-
het voorhanden hebben van gelaats-/gasmaskers en/of een vacuümvat en/of een vacuümpomp en/of labsteunen en/of een mixer en/of roerwerk en/of handschoenen en/of ketels en/of glaswerk en/of pH strips en/of rondbodemkolf en/of een pH meter.
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )