Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 25/3317 WIA

[eiseres], uit [plaats], eiseres

gemachtigde: mr. J. van der Woude,

en

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 21 mei 2025 tegen het besluit van 8 mei 2024 over de toekenning aan eiseres van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).

1.1. Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

  1. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen.[1]

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?

  1. Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 21 mei 2024. Het UWV moet binnen 17 weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is.[2]Het UWV heeft de termijn verlengd met 6 weken. Niet in geschil is dat de termijn waarbinnen het UWV moet beslissen inmiddels voorbij is. Eiseres heeft het UWV op 29 november 2024 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.

Welke beslistermijn moet aan het UWV worden opgelegd?

  1. Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.

Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. Het UWV heeft gevraagd om een langere termijn. Het UWV heeft in het verweerschrift van 22 juli 2025 aangegeven dat de beslistermijn is overschreden en de reden gelegen is in de zeer beperkte capaciteit aan verzekeringsartsen en de daarmee gepaard gaande grote werkvoorraden. Een medisch onderzoek is ingepland op 11 augustus 2025. Daarna is wellicht nog onderzoek door een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan de orde. De rechtbank stelt vast dat het UWV geen termijn geeft waarin zij verwacht een beslissing op het bezwaar te nemen.

4.2. Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op de aanvraag te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige besluitvorming. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV twee maanden de tijd krijgt om alsnog te beslissen op de aanvraag.

Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd? 5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.

6.1. Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:

  • bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier op 28 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.

Dit staat in artikel 112, eerste lid, van de Wet WIA.


Voetnoten

Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.

Dit staat in artikel 112, eerste lid, van de Wet WIA.