Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Bergen op Zoom

Zaaknummer / rekestnummer: 11795596 \ OV VERZ 25-2642

Beschikking van 15 augustus 2025

in de zaak van

1 [verzoekster] , 2. [verzoeker] ,

beiden wonende te [plaats 1] , hierna samen te noemen: verzoekers, in hun hoedanigheid van ouders uitoefenend het gezag over hun minderjarige kinderen: [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2019 en [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2021 (hierna: de minderjarigen),

in de nalatenschap van:

[erflater], overleden te [plaats 2] (Engeland), op [datum 1] 2025, geboren te Polen op [datum 2] 1961, laatstelijk woonachtig te [plaats 2] (Engeland), nader te noemen erflater.

1 De procedure

1.1. Ter griffie van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, team Civiel, locatie Bergen op Zoom, is op 11 juli 2025 ingekomen het verzoekschrift met bijlagen.

1.2. De griffier heeft verzoekers per brief van 29 juli 2025 verzocht nadere informatie te verstrekken. Verzoekers hebben per e-mail, ingekomen op 10 augustus 2025, op dit verzoek gereageerd.

1.3. De beschikking is bepaald op vandaag.

2 Het verzoek

2.1. Het verzoek strekt ertoe de machtiging van de kantonrechter te verkrijgen om namens de minderjarigen de nalatenschap van erflater te verwerpen.

2.2. Uit het verzoekschrift volgt dat verzoekster sub 1 tot de nalatenschap van erflater is geroepen en dat zij, om redenen als vermeld in het verzoekschrift, het voornemen heeft die nalatenschap te verwerpen. Zodra zij dit heeft gedaan erven de minderjarigen van wie verzoekers de wettelijke vertegenwoordigers zijn, mogelijk bij plaatsvervulling. 3. De beoordeling

3.1. Omdat erflater zijn laatste woonplaats in Engeland had en de minderjarigen in Nederland wonen, dient eerst te worden beoordeeld of de kantonrechter rechtsmacht heeft en zo ja, aan de hand van welk recht het verzoek dient te worden beoordeeld.

3.2. Het verzoek tot machtiging voor het verwerpen van een nalatenschap namens een minderjarige moet niet worden aangemerkt als een maatregel inzake erfopvolging, maar als een maatregel betreffende de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Omdat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van de EU-verordening Brussel II-ter[1] bevoegd om van het verzoek kennis te nemen en daarop te beslissen. Aangezien de minderjarigen in [plaats 1] wonen, is de kantonrechter te Bergen op Zoom de relatief bevoegde rechter.

3.3. In artikel 17 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996[2] is bepaald dat de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt beheerst door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. De kantonrechter dient het verzoek dus naar Nederlands recht te beoordelen. Naar Nederlands recht is toestemming van de kantonrechter vereist om namens een minderjarige een nalatenschap te verwerpen,[3] zodat moet worden beoordeeld of die toestemming in de gegeven omstandigheden kan worden verleend.

3.4. De kantonrechter overweegt dat de nalatenschap in Engeland is opengevallen, zodat op de erfopvolging niet de Europese Erfrechtverordening[4] van toepassing is. In dit geval zal aan de hand van het Engels internationaal privaatrecht moeten worden bepaald welk recht, al dan niet ingevolge een door erflater gedane rechtskeuze, van toepassing is op de erfopvolging en of dit recht de mogelijkheid biedt om door middel van het afleggen van een verklaring de aansprakelijkheid voor schulden van de nalatenschap te beperken. Deze vragen liggen in deze procedure niet ter beantwoording voor. Verzoekers dienen zich daaromtrent en over de wijze waarop, de termijn waarbinnen en de plaats waar de nalatenschap kan worden verworpen voor zover nodig (juridisch) te laten informeren.

3.5. De verzochte machtiging zal worden verleend, voor het geval dat verzoekster sub 1 tot de nalatenschap van erflater is geroepen en zij deze verwerpt, en de minderjarigen daardoor in haar plaats als erfgenamen in de nalatenschap van erflater zullen opkomen. Verzoekers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat de nalatenschap negatief is, dan wel dat het positieve saldo, mocht daarvan al sprake zijn, zodanig gering is dat van verzoekers niet kan worden gevergd de afwikkeling van de nalatenschap op zich te nemen.

3.6. De kantonrechter wijst verzoekers erop dat met het verkrijgen van deze machtiging de nalatenschap nog niet namens de minderjarigen is verworpen. Zij zullen daartoe met de machtiging kunnen overgaan, binnen drie maanden na dagtekening van deze beschikking. De machtiging geldt niet meer zodra deze termijn is verstreken. Verzoekers zullen de nalatenschap dan niet meer namens de minderjarigen kunnen verwerpen en kunnen deze dan alleen nog beneficiair aanvaarden.

4 De beslissing

De kantonrechter

verleent verzoekers, in hun hoedanigheid van ouders uitoefenend het gezag over hun minderjarige kinderen: [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2019 en [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2021, machtiging om de nalatenschap van [erflater], geboren te Polen op [datum 2] 1961, laatstelijk woonachtig te [plaats 2] (Engeland) en overleden te [plaats 2] (Engeland), op [datum 1] 2025, namens de minderjarigen te verwerpen;

bepaalt dat deze machtiging wordt verleend voor de duur van drie maanden vanaf de datum van deze beschikking en dat deze daarna niet meer geldt.

Deze beschikking is gegeven door mr. Van der Lende - Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2025.

EU-verordening 2019/1111 van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking).

Het op 19 oktober 1996 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Trb. 1997, 299).

Op grond van artikel 4:193 lid 1, eerste zin van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (BW).

De Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.


Voetnoten

EU-verordening 2019/1111 van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking).

Het op 19 oktober 1996 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Trb. 1997, 299).

Op grond van artikel 4:193 lid 1, eerste zin van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (BW).

De Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.