Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5531 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 30 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:553130 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Zittingsplaats: Breda

Zaaknummer: C/02/432140 / FA RK 25-882

datum uitspraak: 30 juli 2025

beschikking over gezag in de zaak van

[de vrouw], hierna: de vrouw, wonende in [woonplaats 1], advocaat: mr. G.A.P. Avontuur in Oosterhout,

tegen

[de man], hierna: de man, wonende in [woonplaats 2], advocaat: mr. R.M. Potma in Mijdrecht,

over de minderjarige:

  • [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008, hierna: [minderjarige],

Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1 Het procesverloop

1.1 In het dossier zitten de volgende stukken:

  • het op 18 februari 2025 ontvangen verzoek met bijlagen;

  • het op 13 juni 2025 ontvangen verweerschrift met bijlage;

  • de brieven van mr. Avontuur van 11 maart 2025 met bijlage en 20 juni 2025 met bijlagen;

  • de brief van mr. Potma van 18 maart 2025.

1.2 Het verzoek is mondeling behandeld op 26 juni 2025. Bij die behandeling zijn gekomen partijen, met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.

1.3 Op 16 juni 2025 heeft de rechter met [minderjarige] gesproken over het verzoek. 2. De feiten

2.1 Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 18 oktober 2023 is de echtscheiding uitgesproken en deze beschikking is op 1 november 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand die daarvoor zijn bedoeld.

2.2 Tijdens het huwelijk van partijen is [minderjarige] geboren.

2.3 [minderjarige] verblijft bij de vrouw.

2.4 Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige].

2.5 Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

2.4 Partijen zijn bij de echtscheiding een convenant en ouderschapsplan overeengekomen. Deze zijn aan de beschikking van 18 oktober 2023 gehecht. In het ouderschapsplan van 25 september 2023 staat onder het kopje zorgverdeling dat [minderjarige] aan haar ouders heeft aangegeven dat zij volledig bij moeder wil wonen. Ouders hebben hier in gezamenlijk overleg mee ingestemd.

3 Het verzoek en de standpunten

3.1 De vrouw verzoekt te bepalen dat zij belast zal zijn met het eenhoofdig gezag over [minderjarige].

3.2 De man is het niet eens met het verzoek van de vrouw en verzoekt dit verzoek af te wijzen.

3.3 Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4 De beoordeling

4.1. In artikel 1:253n lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter op verzoek van de ouders die niet met elkaar zijn getrouwd of een van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen. Dan kan als de omstandigheden zijn veranderd sinds de ouders samen het gezag hebben gekregen of als de rechtbank van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan toen hij het gezamenlijk gezag heeft vastgesteld. In dat geval beslist de rechtbank wie van de ouders voortaan alleen het gezag over het kind krijgt. In artikel 1:253n lid 2 BW staat dat artikel 1:251a lid 1 BW van toepassing is. In dat artikel staat dat de rechter kan beslissen dat het gezag over een kind naar één ouder gaat als er een onacceptabel risico is dat, als allebei de ouders het gezag houden, dit kind erg klem komt te zitten tussen die ouders en het er niet naar uitziet dat dit binnen korte tijd verbetert of als een verandering van het gezag op een andere manier in het belang van het kind noodzakelijk is.

4.2. De vrouw heeft aan haar verzoek het volgende ten grondslag gelegd. Tijdens het huwelijk van partijen ontstond er een klimaat waarbij zij en de kinderen voortdurend op hun hoede waren voor een woedeaanval van de man. Nadat de man medicatie kreeg is het een periode beter gegaan. Toen partijen gingen scheiden, hebben zij nog een tijd samen met de kinderen in de echtelijke woning gewoond. Het contact tussen [minderjarige] en de man was op dat moment nog redelijk. Na het vertrek van de man uit de woning begin mei 2024 is er een omslag gekomen en is het contact verbroken tussen [minderjarige] en de man. [minderjarige] ervoer het gedrag van de man als dwingend en dit bracht oud leed uit haar jeugd naar boven. Zij heeft daarvoor EMDR-therapieën gevolgd. [minderjarige] wil van de man de ruimte krijgen om te kunnen helen van alles wat er is gebeurd, maar zij heeft gelet op het gedrag van de man niet het gevoel dat zij deze ruimte krijgt. Zij heeft aan de man gevraagd om afstand te nemen door niet te appen, kaarten te sturen etc, maar hij stopt hier niet mee. Voor [minderjarige] voelt dit als een inbreuk op haar leven, en dit brengt aanzienlijke spanningen bij haar teweeg. Het is inmiddels zo ver gekomen dat zij bang is geworden voor de man. Voor [minderjarige] voelt het gezag dat de man heeft als een laatste drukmiddel dat hij gebruikt om maar te blijven proberen contact met haar te zoeken. Zo mailt de man veel naar haar school en eist informatie over haar leerjaar. Omdat [minderjarige] bang is dat de informatie bij de man terechtkomt, belemmert dit haar om zich op school te uiten. De vrouw heeft overwogen om de situatie af te wachten tot de 18e verjaardag van [minderjarige], maar de situatie is voor [minderjarige] onhoudbaar. Het is ook op nadrukkelijke wens van [minderjarige] dat de vrouw het verzoek heeft ingediend. [minderjarige] wil gehoord worden door de man in haar wens om vrij te zijn. Zij wil dat de man haar loslaat. De vrouw is van mening dat aan de in de wet gestelde voorwaarden voor wijziging van het gezag is voldaan. Een wijziging van het gezag is in het belang van [minderjarige] noodzakelijk. Gelet op de ongefundeerde verwijten die de man de vrouw maakt over ouderverstoting, is er ook het risico dat [minderjarige] klem en verloren dreigt te raken tussen partijen bij voortduring van het gezamenlijke gezag.

4.3. De man voert aan dat hij zich vanaf zijn vertrek uit de echtelijke woning steeds meer verstoten voelt uit het leven van [minderjarige]. Daarvoor was het contact nog goed. Van de vrouw heeft hij na mei 2024 geen informatie meer gekregen over de kinderen. De (huidige) mate van weerstand van [minderjarige] richting hem baart hem zorgen. Hij probeert juist het contact te (be)houden door bijvoorbeeld het sturen van verjaardagskaarten. Hij vreest dat hij bij een wijziging van het gezag nog verder uit beeld raakt. Omdat hij graag op de hoogte wil worden gehouden van de ontwikkeling van [minderjarige] voelt hij zich genoodzaakt om informatie bij derden op te vragen. Het is zeker niet zijn bedoeling dat [minderjarige] dit ervaart als een inbreuk op haar leven. Hij vindt het moeilijk dat er geen contact is. Voor zijn gevoel heeft hij al een enorme afstand genomen. Hij wil graag dat het goed gaat met [minderjarige] en is emotioneel heel betrokken bij haar. Als het verzoek zou worden toegewezen, is hij bang dat [minderjarige] dit ook zal opvatten als een bevestiging dat zij geen contact meer hoeft te hebben met hem. Hij vindt niet dat er aan de in de wet gestelde voorwaarden is voldaan. Hij misbruikt zijn gezag niet en het is ook niet zo dat door zijn toedoen belangrijke gezagsbeslissingen niet samen genomen kunnen worden. Hij hoopt dat hij met de vrouw onder begeleiding van een professional in gesprek zou kunnen gaan. In zijn ogen speelt de vrouw een belangrijke rol bij de mogelijkheid tot contactherstel met [minderjarige]. Als [minderjarige] zou zien dat er tussen partijen een brug kan worden geslagen en zij weer samen kunnen optrekken, geeft dit op termijn mogelijk ook weer ruimte bij [minderjarige]. Ook vraagt hij zich af of, bij een toewijzing van het verzoek, dit [minderjarige] gaat bieden wat ze verwacht.

4.4. De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling de rechtbank geadviseerd het verzoek tot eenhoofdig gezag toe te wijzen.

4.5. De rechtbank overweegt als volgt. Om het verzoek inhoudelijk te kunnen beoordelen is de eerste vraag die moet worden beantwoord of er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De rechtbank vindt dat hier sprake van is als gevolg van de echtscheiding tussen partijen en het kort daarna verbroken contact tussen de man en [minderjarige]. Vervolgens zal inhoudelijk worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorwaarden voor wijziging van het gezag is voldaan. De vrouw heeft beiden gronden aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Aan het klem-of-verloren criterium is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan. Niet is gebleken dat in de periode tot de 18de verjaardag van [minderjarige] gezagsbeslissingen niet tot stand zullen komen, omdat er tussen partijen geen overleg mogelijk is of dat dit tot ruzies tussen partijen zal leiden. De andere grond voor wijziging van het gezag is als dit in het belang van het kind noodzakelijk is. De rechtbank vindt dat het in het belang is van [minderjarige] als het gezamenlijk gezag eindigt en wel hierom. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad haar visie gegeven op de situatie van [minderjarige]. De rechtbank schaart zich, [minderjarige] gehoord hebbende, achter die visie en ziet hierin grond om tot toewijzing van het verzoek te komen. Er zijn op dit moment twee werkelijkheden: de werkelijkheid van [minderjarige] en de werkelijkheid van de man; de vrouw staat daar tussenin. [minderjarige] geeft heel duidelijk het signaal af richting de man dat hij op afstand moet blijven. Hoewel de man zegt dat hij het anders ervaart, hebben de vrouw en de kinderen negatieve herinneringen en ervaringen over hoe het er in het gezin aan toe ging. Bij [minderjarige] heeft dit veel sporen nagelaten, waarvoor zij ook EMDR-therapie heeft gevolgd. Het lijkt erop dat hetgeen in het verleden is voorgevallen bij [minderjarige] (nog) een open zenuw is, waardoor elk gedrag van de man richting haar door [minderjarige] negatief wordt ervaren en haar belast. De kans is dan ook groot dat als het gezamenlijk gezag wordt voortgezet, [minderjarige] zich nog meer dan zij nu al doet gaat wapenen tegen de indringing van haar vader in haar leven. De rechtbank ziet dat het al een tijd niet zo goed gaat met [minderjarige], die bovendien te kampen heeft met kindeigen problematiek. Met de Raad ziet de rechtbank het risico dat als [minderjarige] zich, in haar beleving, nog meer moet gaan wapenen tegen haar vader, dit verdere nadelige gevolgen zal geven voor haar mentale gezondheid en haar ontwikkeling. Het is ook de eigen innig gevoelde en geuite wens van [minderjarige] dat haar vader niet meer het gezag over haar heeft, zodat zij zich vrij kan voelen van mogelijke inmenging in haar persoonlijke leven. De rechtbank vindt het bij deze omstandigheden belangrijk dat [minderjarige] serieus wordt genomen en wordt gehoord in haar wens. Ook omdat dit de weg kan zijn om [minderjarige] de rust te geven die zij nodig heeft om te helen. De rechtbank begrijpt de zorgen die de man heeft. Hij is bang dat het hele dunne lijntje dat er nog tussen hem en [minderjarige] is, definitief breekt, en dat hij voorgoed uit het leven van [minderjarige] zal verdwijnen. Maar voortzetting van het gezamenlijk gezag geeft voor [minderjarige] nu zulke grote spanningen dat dit op de langere termijn potentieel meer schade veroorzaakt, zowel voor [minderjarige] als in de relatie tussen [minderjarige] en haar vader.

4.6. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt

5 De beslissing

De rechtbank

bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat het gezag over de [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008, voortaan aan de vrouw alleen toekomt;

compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. Bollen, en, in tegenwoordigheid van mr. Schröder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.

Mededeling van de griffier: Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.