ECLI:NL:RBZWB:2025:5129 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 6 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11744309 \ VV EXPL 25-46
Vonnis in kort geding van 6 augustus 2025
in de zaak van
[de werknemer] wonende te [plaats 1] eisende partij in conventie verwerende partij in reconventie hierna te noemen: [de werknemer] gemachtigde: mr. W. Schilstra
tegen
de besloten vennootschap [de werkgever] B.V. gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 2] gedaagde partij in conventie eisende partij in reconventie hierna te noemen: [de werkgever] gemachtigde: mr. S.M.B.W. Oosterbeek
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding met producties 1 t/m 14;
-
de conclusie van eis in reconventie;
-
de producties 1 t/m 18 van [de werkgever] ;
-
de op 23 juli 2025 ontvangen productie nr. 15 van [de werknemer] ;- de mondelinge behandeling van 23 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn
gemaakt;- de spreekaantekeningen van [de werknemer] ;- de spreekaantekeningen van [de werkgever] .
2 De feiten
2.1. [de werkgever] ontwikkelt en verkoopt complete productielijnen voor de snoepgoedindustrie.
2.2. Een van [de werkgever] ’ klanten is het in [plaats 3] (VS) gevestigde [bedrijf] LLC (hierna: [bedrijf] ). [bedrijf] levert zoetwaren, noten, snacks en gemengde droge ingrediënten aan de voedingsindustrie.
2.3. Op 1 augustus 2019 is [de werknemer] op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden bij [de werkgever] in dienst getreden. In een brief van 25 augustus 2020 aan [de werknemer] bevestigde [de werkgever] dat het dienstverband per 1 september 2020 werd omgezet naar een dienstverband voor onbepaalde tijd. Verder werd in die brief, die [de werknemer] ‘voor akkoord’ heeft ondertekend, het volgende beding opgenomen:
“De werknemer zal zonder toestemming van de werkgever gedurende de duur van deze arbeidsovereenkomst en binnen een tijdvak van twee jaar na beëindiging van deze arbeidsovereenkomst niet in welke vorm dan ook een zaak gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van [de werkgever] vestigen, drijven, mede drijven of doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook in of daarvoor op welk wijze dan ook werkzaam zijn, al dan niet in dienstbetrekking bij concurrenten en/of cliënten die de werkgever in zijn verkooppakket heeft opgenomen of redelijkerwijs als concurrerend beoordeelt, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook hebben, dat op verbeurde van een direct opeisbare boete van € 5.000,-- per gebeurtenis en tevens € 500,-- voor iedere dag, dat hij/zij in overtreding is, te betalen aan [de werkgever] , onverminderd het recht van [de werkgever] om volledige schadevergoeding te vorderen van de werknemer. In afwijking van het bepaalde in artikel 7:650 BW zal deze boete aan de werkgever ten goede komen.”.
2.4. Het dienstverband is door opzegging vanwege [de werknemer] beëindigd per 1 april 2025.
2.5. Nadat [de werknemer] [de werkgever] op de hoogte had gesteld van zijn voornemen om bij [bedrijf] in dienst te treden liet [de werkgever] op 28 februari 2025 in een e-mail aan [de werknemer] weten dat hij zonder toestemming van [de werkgever] niet in dienst kon zijn van klanten van [de werkgever] en dat hij een boete verschuldigd zou zijn in het geval dat hij toch zonder toestemming bij een klant van [de werkgever] zou gaan werken.
2.6. [de werkgever] heeft een eindafrekening van het loon van [de werknemer] opgemaakt. Daaruit volgt een loonaanspraak van netto € 14.967,70. [de werkgever] heeft daarvan € 5.000,- en € 622,36 aan [de werknemer] uitbetaald.
3 Het geschil
in conventie en in reconventie
3.1. [de werknemer] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
( i) het concurrentiebeding, inclusief het daarin opgenomen boetebeding, geheel te schorsen op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW, althans daaromtrent (een) zodanige voorziening(en) te treffen als redelijk te achten is (zijn);
( ii) [de werkgever] te bevelen over te gaan tot betaling aan [de werknemer] van een bedrag van € 21.244,24 bruto (gelijk aan € 9.345,34 netto) ten aanzien van de eindafrekening van de arbeidsovereenkomst, het brutobedrag te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW, de wettelijke rente over de eindafrekening ex artikel 6:119 BW vanaf de opeisbaarheid van de vordering en de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf de dag van dagvaarding, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
subsidiair:
( iii) het concurrentiebeding, inclusief het daarin opgenomen boetebeding, gedeeltelijk te schorsen op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW voor zover het [bedrijf] betreft, zodat het [de werknemer] zou vrijstaan om per direct in dienst te treden bij [bedrijf] , althans daaromtrent (een) zodanige voorziening(en) te treffen als redelijk te achten is (zijn);
meer subsidiair: (iv) het concurrentiebeding, inclusief het daarin opgenomen boetebeding, gedeeltelijk te schorsen op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW voor zover het specifiek betrekking heeft op de indiensttreding van [de werknemer] in de positie van Principal Project Management Engineer bij [bedrijf] , althans daaromtrent (een) zodanige voorziening(en) te treffen als redelijk te achten is (zijn);
en in alle gevallen:
( iv) [de werkgever] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. [de werkgever] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van gevorderde voorlopige voorzieningen en veroordeling van [de werknemer] in de kosten van de procedure.
3.3. In reconventie vordert [de werkgever] om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
3.4. [de werknemer] concludeert tot afwijzing van deze vorderingen, althans tot matiging van het voorschot op de boetes tot nihil dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
4 De beoordeling
in conventie
4.1. Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [de werknemer] ten tijde van dit vonnis bij die voorzieningen een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorzieningen gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Ontvankelijkheid
4.2. [de werknemer] stelt dat hij een spoedeisend belang bij zijn vorderingen heeft. Doordat [de werkgever] niet toestaat dat hij bij [bedrijf] in dienst treedt is hij zonder inkomen. Daarom heeft hij er ook belang bij dat hij op een zo kort mogelijke termijn het resterende bedrag van de eind-afrekening ontvangt, aldus [de werknemer] . [de werkgever] betwist niet dat [de werknemer] een spoedeisend belang heeft bij een voorlopig oordeel over het beperkend beding.
4.3. Geoordeeld wordt dat [de werknemer] voldoende spoedeisend belang heeft bij een voorlopig oordeel omtrent de werking van het beding dat partijen zijn overeengekomen en zoals dat bij 2.3 hierboven is geciteerd. Hoewel [de werknemer] zich, zoals [de werkgever] ook opmerkt, zelf in de positie heeft gebracht dat hij thans zonder werk en inkomen zit en daargelaten dat hij ook in een andere betrekking dan bij [bedrijf] een inkomen zal kunnen verwerven, heeft hij klaarblijkelijk zijn zinnen gezet op een baan bij [bedrijf] . Dat hij de zekerheid wil dat [de werkgever] dit niet kan verhinderen, ook al gaat het slechts om een voorlopig oordeel, maakt dat hij voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde uitspraak. Daar komt bij dat [de werknemer] ook uitbetaling vordert van naar zijn mening nog verschuldigd loon en emolumenten, zijnde een vordering die volgens vaste rechtspraak naar zijn aard spoedeisend is. [de werknemer] kan daarom in zijn vorderingen worden ontvangen.
Schorsing beding
4.4. Het belangrijkste onderwerp van geschil is het meergenoemde beding dat onderdeel is van arbeidsovereenkomst die tussen partijen heeft bestaan. [de werknemer] noemt dit steeds het concurrentiebeding, terwijl [de werkgever] het steevast aanduidt als beperkend beding. Hoe dan ook genoemd, op grond van dat beding is [de werknemer] gedurende 2 jaren na de beëindiging van het dienstverband bij [de werkgever] beperkt in zijn mogelijkheden om elders werkzaam te zijn.
4.5. Krachtens artikel 7:653 lid 1 BW is een beding in een arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de arbeidsovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn slechts geldig indien de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan en het beding schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werk-nemer. Daarvan is hier sprake. Een dergelijk (concurrentie- of beperkend) beding is bedoeld ter bescherming van het bedrijfsdebiet van de werkgever, dat wil zeggen ter bescherming van de door inzicht, inspanning en kennis door de werkgever opgebouwde know-how, alsmede haar reputatie of goodwill, tegen de mogelijkheid dat de (gewezen) werknemer werkzaamheden van gelijke aard voor zichzelf of ten behoeve van een andere werkgever gaat verrichten.
4.6. [de werknemer] vordert primair dat bij wijze van voorlopige voorziening het concurrentie-beding, inclusief het daarin opgenomen boetebeding, wordt geschorst omdat hij door dat beding in verhouding tot het te beschermen belang van [de werkgever] , onbillijk wordt benadeeld. Samengevat stelt [de werknemer] ter onderbouwing daarvan dat [de werkgever] en [bedrijf] geen concurrenten zijn van elkaar. [de werkgever] is leverancier van productielijnen (machines) voor de zoetwarenindustrie, terwijl [bedrijf] leverancier is van noten, snacks, zoetwaren en samenstelde droge ingrediënten voor de foodservice-industrie. [bedrijf] is een klant van [de werkgever] . Zij richt zich niet op hetzelfde klantenbestand als [de werkgever] . Zouden echter [de werkgever] en [bedrijf] wel concurrenten zijn, dan nog is er bij zijn overstap geen sprake van aantasting van het bedrijfsdebiet van [de werkgever] . Hij verrichtte bij [de werkgever] voornamelijk specialistische engineeringwerkzaamheden en beschikt niet over bedrijfsgevoelige informatie. Bij zijn werkzaamheden voor [bedrijf] gaat hij zich voornamelijk richten op het leiden van projecten in de [bedrijf] -fabrieken, waaronder het aansturen van personeel en engineerteams en niet op de productie en onderhoud van machines en/of productielijnen. Zijn activiteiten bij [bedrijf] houden geen verband met de activiteiten van [de werkgever] , laat staan dat zij daarmee concurreren. Met de door hem bij [de werkgever] opgedane kennis zal [bedrijf] niet op een voorsprong in de concurrentiestrijd worden gebracht. Zijn belang is het carrièreperspectief bij [bedrijf] met zicht op een hoger loon. Bij [de werkgever] zijn er voor hem geen verdere doorgroeimogelijkheden.
4.7. [de werkgever] erkent dat [bedrijf] geen concurrent is van haar. Zij wijst er evenwel op dat het betreffende beding [de werknemer] ook verbiedt om, al dan niet in dienstbetrekking, werkzaam te zijn bij klanten van [de werkgever] . Niet relevant is of zo’n klant wel of geen concurrent is. [de werknemer] hield zich als Site Manager bij [de werkgever] bezig met het onderhoud aan door [de werkgever] geleverde productielijnen, het verlenen van technische ondersteuning bij verplaatsingen daarvan, het vervangen van cruciale onderdelen en het inregelen van productielijnen om de efficiency te vergroten. [de werkgever] wil haar bedrijfsdebiet beschermen. Voor haar genereren onderhouds-werkzaamheden en technische bijstand voor de productielijnen bij [bedrijf] omzet. Verlies daarvan door de overstap van [de werknemer] naar [bedrijf] tast haar bedrijfsdebiet aan. Met zijn kennis van en ervaring met de productielijnen van [de werkgever] kan hij leiding gaan geven aan lokaal personeel dat substantieel werk uit handen van [de werkgever] kan nemen. [de werkgever] werkt nu reeds aan een productielijn van [de werkgever] in [plaats 3] en zal in de beoogde functie van Principal Project Management Engineer ook werkzaam zijn in de fabriek van [bedrijf] in [plaats 4] , waar vijf productielijnen van [de werkgever] staan. Dat hij geen werkzaamheden die nu door [de werkgever] bij [bedrijf] worden uitgevoerd zou ‘overnemen’ en zijn bij [de werkgever] opgedane informatie niet ten behoeve van [bedrijf] zal gebruiken, zoals hij stelt, is niet geloofwaardig. Van een onbillijke benadeling van [de werknemer] in zijn belangen is geen sprake, aldus [de werkgever] .
4.8. Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter kan het beding niet verhinderen dat [de werknemer] bij [bedrijf] in dienst treedt. Een concurrentie- of beperkend beding zoals hier aan de orde kan namelijk niet zijn bedoeld om een werknemer te allen tijde te verhinderen naar een andere werkgever ‘over te stappen’ maar is bedoeld om het bedrijfsdebiet, de opgebouwde know-how en goodwill van de (huidige) werkgever te beschermen. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan betekent niet onmiddellijk dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer naar een andere onderneming die (deels) in dezelfde of aanverwante markt actief is, in zijn bedrijfsdebiet wordt aangetast. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die hij bij zijn werkgever heeft opgedaan ‘meeneemt’ is inherent aan zijn vertrek. Het concurrentiebeding biedt geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer naar een andere werkgever, maar alleen tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet door zo’n overstap.
Van zo’n aantasting zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante commerciële en technische informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor die in de concurrentieslag met de voormalige werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de voormalige werkgever dat deze klanten naar zijn onderneming overstappen
4.9. [de werknemer] voert aan dat hij bij [bedrijf] een andere functie heeft en andere werkzaamheden uitvoert dan bij [de werkgever] . Als Principal Project Management Engineer bestaan zijn belangrijkste taken en verantwoordelijkheden uit het leiden van projecten in alle [bedrijf] -fabrieken, waaronder het aansturen van personeel en engineerteams. [de werkgever] vreest echter dat zij omzet gaat derven. Zij verricht het onderhoud van haar productielijnen bij [bedrijf] . Doordat [de werknemer] , met de kennis die hij heeft van, en zijn ervaring met de productielijnen bij [bedrijf] , leiding kan gaan geven aan lokaal personeel, kan dat substantieel werk uit handen van [de werkgever] nemen.
4.10. Overwogen wordt dat tegenover het belang van [de werknemer] op een vrije arbeidskeuze, een andere functie met een hoger salaris op een plek waar hij zich naar eigen zeggen meer thuis voelt dan in Nederland, het belang van [de werkgever] staat om (de omzet van) haar onderneming te beschermen. De afweging van die belangen valt in deze procedure uit in het voordeel van [de werknemer] , en wel om de hierna volgende redenen.
4.11. Uit hetgeen [de werkgever] aanvoert volgt niet dat [de werknemer] andere kennis inzake haar onderneming heeft dan die met betrekking tot de installatie en het onderhoud van de door haar verkochte productielijnen. Dat het gaat om specialistische kennis die alleen [de werknemer] heeft is niet gesteld of gebleken. Naar voorlopig oordeel van de kantonrechter zal [de werknemer] met zijn kennis het bedrijfsdebiet van [de werkgever] niet kunnen aantasten. Hierbij staat voorop dat tussen partijen vaststaat dat [bedrijf] geen concurrent van [de werkgever] is; [de werkgever] en [bedrijf] zijn niet met elkaar in concurrentie met betrekking tot opdrachten van derden, waarbij [bedrijf] door middel van [de werknemer] een voordeel zou kunnen hebben van de tot het bedrijfsdebiet van [de werkgever] behorende kennis. Het specialistische onderhoud dat [de werkgever] thans voor [bedrijf] uitvoert, het technisch ondersteunen van [bedrijf] -personeel, het leveren van onderdelen en het efficiënt afstellen van geleverde productielijnen, genereert blijkens de door [de werkgever] ter zitting genoemde bedragen een zodanig substantiële omzet dat niet aannemelijk is dat die (volledig) wegvalt zodra [de werknemer] bij [bedrijf] in dienst treedt. Dat, zoals [de werkgever] opmerkt, [bedrijf] eerder aan haar heeft gevraagd om [de werknemer] op een bepaald project in te zetten hoeft niet te betekenen dat [bedrijf] hem bij een gelijkaardig volgend project als eigen werknemer zal inzetten. Naar eigen zeggen zal [de werknemer] immers bij [bedrijf] een andere functie gaan bekleden. Bovendien stelt [de werkgever] dat haar klanten bij onderhoud vragen om gespecialiseerd personeel omdat zij willen kunnen vertrouwen op de door [de werkgever] geleverde kwaliteit en zij daaraan garanties willen kunnen ontlenen. In het geval dat [de werknemer] voor [bedrijf] hetzelfde werk zou verrichten als hij voor [de werkgever] deed - hetgeen [de werknemer] dus nadrukkelijk stelt niet te gaan doen - kan [bedrijf] op die garantie geen beroep meer doen. Niet gesteld of gebleken is dat [bedrijf] dit risico zou willen nemen. Verder stelt [de werkgever] dat het [bedrijf] niet lukt om haar interne maintenanceteam op orde te brengen en dat zij daarom heeft gevraagd om ‘in house’ ondersteuning van [de werkgever] . Aangezien [de werknemer] naar zeggen van [de werkgever] de laatste anderhalf jaar vrijwel continue werkzaam is geweest bij [bedrijf] valt niet te verwachten dat [bedrijf] na een overstap van hem - en verondersteld dat [de werknemer] hetzelfde werk zou blijven doen - niet langer gebruik zal willen maken van de diensten van [de werkgever] . [de werkgever] heeft immers meer medewerkers bij [bedrijf] aan het werk. Waar [de werknemer] bovendien aanvoert dat de beoogde functie en inhoud van zijn werkzaamheden bij [bedrijf] anders is dan die van Site Manager bij [de werkgever] wordt het niet waarschijnlijk geoordeeld dat op het vlak van de installatie en onderhoud van productielijnen door het mogelijk (gedeeltelijk) wegvallen van omzet het bedrijfsdebiet van [de werkgever] wordt aangetast zodra [de werknemer] bij [bedrijf] in dienst treedt.
4.12. [de werkgever] voert nog aan dat [de werknemer] niet voldoende op zijn woord kan worden vertrouwd. Terwijl hij zegt nog niet voor [bedrijf] te werken werd hij in juni 2025 in [plaats 3] gezien door twee medewerkers van [de werkgever] . Volgens de verklaringen van die medewerkers was het overduidelijk dat [de werknemer] voor [bedrijf] werkte aangezien hij werkkleding droeg die was besmeurd met starch en marshmellow die van [bedrijf] afkomstig was. Daar staat echter tegenover dat [bedrijf] in een brief van 22 juli 2025 heeft bevestigd dat [de werkgever] op dit moment niet bij [bedrijf] in dienst is. Bovendien heeft [de werkgever] ter zitting niet weersproken dat [de werknemer] (nog) geen werkvergunning voor de VS heeft. Aangezien in deze kort gedingprocedure geen plaatst is voor nadere bewijsvoering, wordt aan deze verklaringen, die met elkaar in tegenstrijd lijken, voorbij gegaan.
4.13. Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat [de werknemer] door het betreffende concurrentie- of beperkende beding in zijn recht op vrije arbeidskeuze onbillijk wordt beperkt in verhouding tot het te beschermen belang van [de werkgever] ,. Met een hoge mate van waarschijnlijkheid is te verwachten dat in een eventuele bodemprocedure de rechter op dezelfde wijze oordeelt. Voor zover het beding de indiensttreding van [de werknemer] bij [bedrijf] verhindert zal het dan ook worden geschorst. Dit betekent dat de subsidiaire vordering van [de werknemer] wordt toegewezen.
Loonvordering
4.14. De vordering van [de werknemer] tot betaling van, kort gezegd, achterstallig loon wordt niet toegewezen. Het gaat hier volgens [de werknemer] om opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen, een vergoeding voor reisuren, ADV-uren en vakantiebijslag. Hij stelt nog € 9.345,34 netto tegoed te hebben. [de werkgever] weerspreekt dit. Volgens haar zijn bedragen in mindering op de eindafrekening uitbetaald, heeft een verrekening plaatsgevonden met privé-opnamen van de aan [de werknemer] ter beschikking gestelde creditcard, is er een loonbeslag geweest en zijn door hem bedragen niet door middel van bonnen verantwoord.
4.15. Met betrekking tot een gevraagde voorziening in kort geding, die bestaat uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. Onderzocht moet worden of het bestaan van de vordering van [de werknemer] voldoende aannemelijk is, alsook of sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Tevens moet voorafgaand aan de eventuele toewijzing van een geldsom in de belangenafweging worden betrokken de vraag naar het restitutierisico in het geval dat de bodemrechter uiteindelijk anders beslist. Nu het hier gaat om een loonvordering, althans een vordering tot betaling van uit hoofde van de arbeidsovereenkomst verschuldigde bedragen, is in beginsel en zoals hierboven reeds opgemerkt, de spoedeisendheid daarvan gegeven. Evenwel kunnen de aanspraken van [de werknemer] , zo die (nog) bestaan, niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld. Zijn vordering bestaat uit verschillende componenten en wordt door [naam] gemotiveerd weersproken. Deze procedure leent zich niet voor nadere bewijslevering. In de omstandigheden van het geval oordeelt de kantonrechter de vordering niet geschikt om in kort geding daarover te beslissen, zodat de gevraagde voorziening wordt geweigerd.
in reconventie
4.16. Stellende dat [de werknemer] in weerwil van het aan hem in het beperkend beding opgelegde verbod, in elk geval in de periode van 9 mei 2025 tot en met 17 juni 2025 bij [bedrijf] heeft gewerkt vordert [de werkgever] het in het beding opgenomen boetebedrag van € 5.000,-, vermeerderd met € 500,- voor elk van de 40 dagen in die periode, ofwel tezamen € 25.000,-. Daarnaast vordert [de werkgever] dat het [de werknemer] tot 1 april 2027 wordt verboden om voor [bedrijf] werkzaam te zijn.
4.17. Gezien die hierna uit te spreken schorsing van het beding kan die laatste vordering, als in strijd daarmee, niet worden toegewezen. Maar ook de boetebedragen die volgens [de werkgever] reeds zijn verbeurd worden niet toegewezen. Vooruitlopend op het verwachte oordeel van de bodemrechter dat het beding wordt vernietigd, in ieder geval voor wat betreft werkzaamheden voor [bedrijf] , is [de werknemer] wegens de terugwerkende kracht van die vernietiging
5 De proceskosten
in conventie
5.1. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt [de werkgever] veroordeeld in de kosten van de procedure. Die kosten worden vastgesteld op:
-
dagvaarding € 147,42
-
griffierecht € 90,00
-
salaris gemachtigde € 814,00
Totaal € 1.051,42
5.2. Op de vordering van [de werknemer] wordt over de proceskosten de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toegewezen, met dien verstande dat [de werkgever] die rente eerst verschuldigd wordt vanaf de vijftiende dag nadat zij door [de werknemer] tot betaling van de proceskosten is aangeschreven en zij die kosten niet voordien heeft aan hem heeft voldaan.
in reconventie
5.3. Gezien de als gevolg van de uitkomst van de procedure in conventie, beperkte omvang van het debat in reconventie, worden de proceskosten gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6 De beslissing
De kantonrechter, recht sprekend in kort geding:
in conventie
6.1. schorst bij wijze van voorlopige voorziening met ingang van vandaag het tussen [de werkgever] en [de werknemer] overeengekomen concurrentiebeding zoals dat is opgenomen in de brief van [de werkgever] van 25 augustus 2020 voor zover dit beding [de werknemer] beperkt om bij [bedrijf] werkzaam te zijn, en wel totdat in een bodemprocedure uitspraak zal zijn gedaan omtrent een vordering als bedoeld in artikel 7:653 lid 3 BW;
6.2. weigert de voorziening voor zover die betreft de vordering tot betaling van loon c.a.;
6.3. veroordeelt [de werkgever] in de proceskosten van € 1.051,42, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de 15e dag nadat [de werkgever] tot betaling van die kosten is aangeschreven, tot aan de dag van de volledige betaling;
6.4. verklaart de veroordeling tot betaling van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
6.5. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.6. wijst de vorderingen van [de werkgever] af;
6.7. compenseert de kosten van de procedure, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en is in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.
Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 juli 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6776, rov. 5.6 en tevens Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 september 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7739, rov. 5.7.
Artikel 3:53 BW.