ECLI:NL:RBZWB:2025:5012 - Vernietiging ontslag op staande voet wegens falende reïntegratieverplichtingen - 31 juli 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank vernietigt een ontslag op staande voet wegens het niet nakomen van reïntegratieverplichtingen. De werkgever heeft niet bewezen passend werk te hebben aangeboden. Bovendien had de werkgever bij twijfel over de ziekmeldingen van de werkneemster een deskundigenoordeel bij het UWV moeten aanvragen.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer / rekestnummer: 11696168 \ AZ VERZ 25-29
Beschikking van 31 juli 2025
in de zaak van
[werkneemster], te [plaats 1] , verzoekende partij, hierna te noemen: [werkneemster] , gemachtigde: mr. S.H.F. Kerckhoffs en [naam 1] ,
tegen
[werkgever] B.V., te [plaats 2] , verwerende partij, hierna te noemen: [werkgever] , gemachtigde: mr. T. Franken.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het verzoekschrift, met producties,
-
het verweerschrift, met producties,
-
de mondelinge behandeling van 3 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2. De beschikking is bepaald op vandaag.
2 De feiten
2.1. [werkneemster] , geboren [geboortedag] 1986, is op 28 juli 2014 in dienst getreden bij [werkgever] . Zij was als uitzendkracht werkzaam met een Fase C contract op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [werkneemster] was laatstelijk werkzaam in de functie van Medewerker gltb, tegen een loon van € 630,37 bruto per week, exclusief vakantiegeld.
2.2. In december 2021 is [werkneemster] zwanger geraakt. Tijdens deze zwangerschap is [werkneemster] ziek geworden door complicaties die verband hielden met de zwangerschap. Zij heeft haar werkzaamheden in juni 2023 gedeeltelijk hervat.
2.3. In september 2023 is [werkneemster] zwanger geraakt van haar tweede kind. Tijdens deze zwangerschap zijn dezelfde complicaties opgetreden als bij de eerste zwangerschap, waarna [werkneemster] in november 2023 opnieuw arbeidsongeschikt is geraakt.
2.4. De bedrijfsarts heeft in de adviezen van 31 juli 2024 en 6 september 2024 geoordeeld dat [werkneemster] aangepaste taken kan uitvoeren en dat zij mag opbouwen in passende arbeid, te beginnen met 3 x 3 uur per dag, met een dag ertussen.
2.5. Op 9 september 2024 heeft [werkgever] een beëindigingsovereenkomst aangeboden aan [werkneemster] . [werkneemster] heeft deze niet getekend.
2.6. De loondoorbetalingsverplichting van [werkgever] is geëindigd per 24 september 2024.
2.7. Op 31 oktober 2024 heeft het UWV de door [werkgever] gevraagde toestemming voor het ontslag van [werkneemster] (op grond van artikel 7:669 lid 1 juncto lid 3 aanhef onder b BW) geweigerd. De reden daarvoor was dat de bedrijfsarts had aangegeven binnen enkele maanden volledig herstel te verwachten.
2.8. Op 12 november 2024 heeft [werkgever] [werkneemster] een schriftelijke waarschuwing toegezonden. In de waarschuwing is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Vorige week op 07/11/2024 hebben we je gebeld en je geïnformeerd over de start van de re-integratie op [locatie] op maandag 11/11/2024. Helaas heb je je afgemeld omdat je ziek bent.
Op 31/07/2024 heeft de bedrijfsarts met je afgesproken dat je gaat opbouwen met werkzaamheden in passende arbeid. Dit omdat je herstelverwachting is dat je binnen afzienbare tijd volledig arbeidsgeschikt wordt verwacht.
Sindsdien hebben we drie keer afspraken gemaakt over het starten van de re-integratie; starten op 26/08/2024, 16/09/2024 en 11/11/2024 gaat starten met re-integratie. Alle deze keren ben je niet gestart met werken en meld je je af omdat je te ziek bent. Je geeft aan dat je ziek bent maar de bedrijfsarts geeft aan dat je geschikt bent om te werken. Je kan je niet afmelden omdat je aangeeft ziek te zijn. Tevens toon je geen initiatief om je werkgever te informeren over de voortgang en wanneer je wel kunt gaan re-integreren. We hebben op 08/11/2024 en op 12/11/2024 geprobeerd je te bellen maar we krijgen geen contact. De telefoon gaat niet over maar we krijgen direct een in gesprek toon. We wijzen je erop dat zolang je in dienst bent van [werkgever] BV je altijd bereikbaar moet zijn voor [werkgever] BV.
Je ontvangt hierbij een derde officiële waarschuwing voor het niet meewerken aan de re-integratie. Doordat je niet mee wilt werken is de kans aanwezig dat je WIA uitkering wordt afgekeurd.”
2.9. Op 16 januari 2025 is er via Whatsapp contact geweest tussen [werkgever] en [werkneemster] :
[werkgever] : “Hi [werkneemster] , When I can call you to talk about your reintegration?**[naam 2] [werkgever] ”
[werkneemster] : “Hello, I’m feeling really bad right now and I can’t start my reintegration.”
2.10. Per e-mail van 21 januari 2025 heeft [werkgever] [werkneemster] uitgenodigd voor een gesprek op 27 januari 2025 op het kantoor in [plaats 2] . Per e-mail van 23 januari 2025 heeft [werkneemster] aangegeven niet naar [plaats 2] toe te kunnen komen omdat ze zich te ziek voelt.
2.11. Per e-mail van 17 februari 2025 van [werkgever] [werkneemster] een e-mail gestuurd om een afspraak te maken op 25 februari 2025 op het kantoor van [werkgever] om haar ziekte te bespreken. [werkneemster] heeft per e-mail van 21 februari 2025 gereageerd en daarin aangegeven dat ze niet naar [plaats 2] kan komen, maar dat zij per telefoon of e-mail bereikbaar is.
2.12. Op 28 februari 2025 heeft [werkgever] [werkneemster] een e-mail gestuurd met, voor zover van belang, de volgende inhoud:
“As you did not respond to my earlier question as to why you could not come to the office for a conversation regarding your employment agreement and re-integration activities, I called you on 25-2-2025 to discuss. I hereby confirm what we discussed:
(…) You have been asked several times for a time period of several months to cooperate with your reintegration, but you have failed to do so until now without a clear and valid reason.
I have indicated that you now have two options:
(…) I would like to see your choice by Monday the 3rd of March 2025 at the latest.”
2.13. Per brief van 6 maart 2025 heeft [werkgever] [werkneemster] uitgenodigd om op 10 maart 2025 te verschijnen op het kantoor in [plaats 2] voor een gesprek. [werkneemster] is niet op de afspraak verschenen.
2.14. Per brief van 12 maart 2025 heeft [werkgever] [werkneemster] op staande voet ontslagen.
3 Het verzoek en het verweer
3.1. [werkneemster] verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen en [werkgever] te veroordelen tot betaling van loon. Volgens [werkneemster] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig, omdat een dringende reden ontbreekt. Zij voert daartoe aan dat het schenden van re-integratieverplichtingen op zichzelf staand geen dringende reden vormt voor ontslag op staande voet. Het had op de weg van [werkgever] gelegen een andere route te kiezen, zoals het toepassen van een loonstop of het indienen van een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter. Ontslag op staande voet is een te vergaand middel. [werkgever] heeft daarbij onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke belangen van [werkneemster] , welke belangen dienen te prevaleren boven de belangen van [werkgever] .
3.2. [werkgever] voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij voert daartoe aan dat sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt. [werkneemster] heeft niet meegewerkt aan haar re-integratie en heeft daarnaast al het contact met [werkgever] afgehouden. Dit is in strijd met goed werknemerschap. Omdat de loondoorbetalingsverplichting reeds was gestopt, had een loonstop geen effect gesorteerd. Ten aanzien van de persoonlijke belangen van [werkneemster] merkt [werkgever] op dat [werkneemster] al vijf maanden geen loon meer ontvangt en hier geen punt van heeft gemaakt. Kennelijk heeft zij haar loon niet nodig voor bestaanszekerheid.
3.3. De stellingen van partijen zullen hierna, voor zover van belang, nader worden besproken.
4 De beoordeling
5.1. Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of [werkgever] moet worden veroordeeld tot (door)betaling van loon.
5.2. Een ontslag op staande voet is een uiterst middel om een arbeidsovereenkomst te beëindigen gelet op de grote (financiële) gevolgen daarvan voor de werknemer. Een ontslag op staande voet is daarom alleen geldig als daarvoor een dringende reden aanwezig is en het ontslag onverwijld is gegeven onder onverwijlde mededeling van de dringende reden aan de wederpartij. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren
5.3. [werkgever] heeft aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd dat [werkneemster] niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen en dat zij niet heeft gereageerd op de verzoeken van [werkgever] om in gesprek te treden, dan wel dat zij deze oproepen zonder grond heeft geweigerd. De kantonrechter is van oordeel dat de door [werkgever] genoemde redenen het gegeven ontslag niet rechtvaardigen en overweegt daartoe als volgt.
5.4. Krachtens de artikelen 7:658a en 7:660a BW is, kort weergegeven, de werkgever verplicht maatregelen gericht op re-integratie te nemen indien de werknemer ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten en is de werknemer onder meer gehouden gevolg te geven aan door de werkgever of een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan in het kader van de re-integratie getroffen maatregelen, alsmede passende arbeid te verrichten.
5.5. Niet gebleken is dat [werkgever] [werkneemster] – na de mededeling van de bedrijfsarts dat [werkneemster] kon starten met het uitvoeren van aangepaste werkzaamheden – passend werk heeft aangeboden. Weliswaar heeft [werkgever] ter zitting gesteld dat zij aan [werkneemster] receptiewerkzaamheden heeft aangeboden, maar dit is door [werkneemster] weersproken; volgens haar ging het om schoonmaakwerkzaamheden waartoe zij op dat moment niet in staat was. [werkgever] heeft haar stelling vervolgens niet nader onderbouwd, zodat niet kan worden vastgesteld dat zij passend werk heeft aangeboden. Alleen hierom kan van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet wegens schending van re-integratieverplichtingen al geen sprake zijn.
5.6. Daarnaast volgt uit de overgelegde correspondentie tussen partijen dat [werkneemster] over de gehele periode dat zij is opgeroepen voor werk, aan [werkgever] heeft medegedeeld dat zij te ziek was om te werken. Ter zitting heeft [werkneemster] onweersproken gesteld dat zij ook gereageerd heeft op de brieven en contactmomenten, waarvan [werkgever] [werkneemster] verwijt niet te hebben gereageerd. Indien [werkneemster] haar verplichtingen al niet had nageleefd, wat gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen niet is gebleken, had van [werkgever] mogen worden verwacht dat zij een deskundigenoordeel aanvraagt bij het UWV. Dat [werkgever] dat niet heeft gedaan omdat er mogelijk een WIA keuring aan de orde was, maakt dat niet anders.
5.7. Het voorgaande betekent dat het op 12 maart 2025 gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en zal worden vernietigd. De arbeidsovereenkomst is dus niet geëindigd door het ontslag op staande voet.
5.8. Het verzoek van [werkneemster] tot doorbetaling van het loon zal worden afgewezen omdat [werkneemster] niet heeft onderbouwd waarom zij nog recht zou hebben op loon terwijl er geen loondoorbetalingsverplichting meer bestaat.
5.9. De proceskosten komen voor rekening van [werkgever] , omdat zij overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [werkneemster] worden vastgesteld op € 1.206,00 (€ 257,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
6 De beslissing
De kantonrechter
6.1. vernietigt het ontslag op staande voet,
6.2. veroordeelt [werkgever] in de proceskosten van € 1.206,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [werkgever] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
6.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
6.4. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Mulders en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2025.
art. 7:677 lid 1 BW jo art. 7:678 lid 1 BW.