ECLI:NL:RBZWB:2025:4771 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 22 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-202375-25
beslissing op het verzoek tot schorsing bevel voorlopige hechtenis van de rechtbank, meervoudige raadkamer in strafzaken van 22 juli 2025 (80 Wetboek van Strafvordering jeugdstrafrecht)
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ), inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen: [adres] , nu gedetineerd in [locatie] .
Raadsvrouw mr. E.A.G. van Acker.
Procedure
De raadkamer heeft op 15 juli 2025 de gevangenhouding bevolen en de beslissing op het verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met 7 dagen aangehouden.
De verdediging heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van 15 juli 2025 ter zitting nader onderbouwd met een adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 21 juli 2025 en het deeladvies Elektronische Monitoring van Reclassering Nederland van 18 juli 2025.
De rechtbank heeft de officier van justitie mr. L.A. Pronk, verdachte en de raadsvrouw gehoord.
Beoordeling
Na onderzoek is gebleken dat de ernstige bezwaren en de grond(en) als bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, die tot het bevel tot bewaring van verdachte hebben geleid, ook op dit moment nog bestaan. De rechtbank wijst hiertoe op haar overwegingen zoals opgenomen in het bevel tot gevangenhouding van 15 juli 2025.
Verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis De rechtbank is van oordeel dat het persoonlijk belang van verdachte zwaarder weegt dan het strafvorderlijk belang. Daarbij komt dat de doelen die met voorlopige hechtenis worden nagestreefd door het stellen van voorwaarden aan een schorsing ook kunnen worden bereikt.
Aangaande de door de Raad voor de Kinderbescherming in haar rapport van 21 juli 2025 geadviseerde voorwaarden overweegt de rechtbank als volgt. De geadviseerde voorwaarden worden door de rechtbank overgenomen met uitzondering van het huisarrest en de elektronische monitoring. De rechtbank stelt vast dat de rol die daarin wordt toegekend aan de jeugdreclassering geen uitvoering kan krijgen gelet op het bepaalde in artikel 68 van het Wetboek van Strafvordering. Op grond van die bepaling stopt de voorlopige hechtenis op het moment dat een verdachte uit anderen hoofde rechtens van zijn vrijheid is beroofd. De plaatsing gesloten jeugdzorg vormt een dergelijke vrijheidsberoving. De rechtbank verwijst in dat verband naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam met vindplaats ECLI:RBROT:2016:10195. De beoordeling van de overige voorwaarden en de navolging daarvan in het kader van het strafproces wordt hierdoor niet beïnvloed, nu deze beoordeling eerst zal plaatsvinden wanneer vanuit de civiele jeugdhulp wordt aangegeven dat de verdachte zich niet naar behoren gedraagt, en vormt daarmee een beoordeling achteraf in het kader van het strafproces.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot nakoming van de hieronder vermelde schorsingsvoorwaarden.
De rechtbank neemt artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering in aanmerking.
Beslissing
De rechtbank:
- schorst de voorlopige hechtenis met ingang van 23 juli 2025 te 11:00 uur onder de volgende voorwaarden.
-
Verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis onttrekken, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen.
-
Indien verdachte wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zal verdachte zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging daarvan.
-
Verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of zal een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
-
Verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
-
Verdachte zal verschijnen op iedere oproep van politie en justitie.
-
Verdachte zal bij wijziging van zijn adres het nieuwe adres schriftelijk doorgeven aan de officier van justitie.
-
Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming West te Middelburg;
-
Verdachte zal meewerken aan onderzoek en behandeling op Almata of een soortgelijke instelling;
-
Verdachte zal meewerken aan een passende vervolgplek voor de periode na zijn plaatsing in Almata waar hij zich zal houden aan de regels en afspraken die daar gelden;
-
Verdachte zal meewerken aan school of dagbesteding waar hij zich houdt aan de geldende regels en afspraken;
-
Verdachte zal inzicht geven in zijn sociale contacten;
-
Verdachte heeft een positieve invulling van zijn vrije tijd in de vorm van sport of bijbaan;
-
Verdachte zal meewerken aan urinecontroles;
-
Verdachte zal meewerken aan eventuele trainingen of andere vormen van hulpverlening die de jeugdreclasseerder noodzakelijk acht.
De rechtbank geeft opdracht aan Jeugdbescherming West, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 22 juli 2025 door: mr. B.J. Duinhof, voorzitter, kinderrechter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. J.B. Polak, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier.