ECLI:NL:RBZWB:2025:4594 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 14 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7128
[eiser], uit [plaats], eiser
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.
Inleiding
- In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het CBR van 13 mei 2024. Bij dit besluit is het bezwaar van eiser tegen de niet rijgeschikt verklaring wegens een onvoldoende afgelegde rijtest op grond van het Regelement rijbewijzen en de Regeling eisen geschiktheid 2000 ongegrond verklaard.
1.1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Beoordeling door de rechtbank
- De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
- Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken.
[1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.[2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3.1. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Is het beroep te laat ingediend? 4. Vast staat dat het CBR het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 13 mei 2024 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 24 juni 2024.
4.1. Eiser heeft het beroepschrift met de post verstuurd. Het beroep is bij de rechtbank ontvangen op 11 oktober 2024. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar? 5. Eiser heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Eiser geeft aan dat hij zich heeft vergist in de datums. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. Het in de gaten houden van datums en termijnen is de verantwoordelijkheid van eiser. Dat eiser zich heeft vergist in de datums dient voor zijn rekening en risico te komen.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van L.J. Sijtsma, griffier, op 14 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.
Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.