ECLI:NL:RBZWB:2025:4525 - Intrekken verzoek na mondelinge behandeling leidt tot proceskostenveroordeling - 11 juli 2025
Uitspraak
Essentie
Een werkgever die na de mondelinge behandeling zijn verzoek tot ontbinding intrekt, omdat de procedure door eigen verzuim vertraging opliep en er geen belang meer is, wordt aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij en veroordeeld in de proceskosten conform artikel 237 Rv.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer / rekestnummer: 11462701 \ AZ VERZ 24-46
Beschikking van 11 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker] B.V., te [plaats 1] , verzoekende partij, hierna te noemen: [verzoeker] , gemachtigden: mr. C.C. Zweipfenning en mr. N. Rahimi, Pallas Advocaten,
tegen
STERCK FINANCIËLE ZORGVERLENING B.V., in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [verweerder], te [plaats 2] , verwerende partij, hierna te noemen: de bewindvoerder, gemachtigde: mr. J.J.A. Janssen, FNV Individuele Belangenbehartiging.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het verzoekschrift ontvangen op 20 december 2024
-
het verweerschrift
-
het e-mailbericht van 8 april 2025 van [verzoeker] met overlegging van de producties 22 en 23
-
de mondelinge behandeling van 14 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
-
het aangepaste verzoekschrift
-
het e-mailbericht van mr. Rahimi van 16 juni 2025
-
het verweerschrift ontvangen op 17 juni 2025
-
het e-mailbericht van mr. Janssen van 17 juni 2025
-
het e-mailbericht van mr. Rahimi van 18 juni 2025.
1.2. Vervolgens is beschikking bepaald op vandaag.
2 De feiten
2.1. De heer [verweerder] , geboren [1974] , is sinds 1 juni 2022 in dienst bij [verzoeker] in de functie Key User.
2.2. [verweerder] is sinds 22 augustus 2023 arbeidsongeschikt en bevindt zich tijdens indiening van het verzoekschrift in een tweede spoor-traject.
3 Het verzoek en het verweer
3.1. [verzoeker] heeft bij verzoekschrift van 20 december 2024 verzocht – samengevat – de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden, primair vanwege verwijtbaar handelen (e-grond), subsidiair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), meer subsidiair vanwege een combinatie van omstandigheden genoemd in de e-, en d-grond (i-grond), met toekenning van de transitievergoeding. [verzoeker] heeft verzocht [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [verweerder] respectievelijk de bewindvoerder heeft bij verweerschrift gereageerd op het verzoekschrift.
4 De beoordeling
4.1. Op 14 april 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De kantonrechter heeft partijen daarbij erop gewezen dat uit het verweerschrift is gebleken dat de goederen van [verweerder] onder bewind zijn gesteld. De bewindvoerder is echter niet door [verzoeker] in het verzoekschrift als procespartij opgenomen. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat mr. Janssen slechts namens [verweerder] optreedt. Ingevolge artikel 1:438 BW komt tijdens het bewind het beheer over de onder bewind staande goederen niet toe aan de rechthebbende, maar aan de bewindvoerder. In een geding met betrekking tot een onder bewind gesteld goed dient derhalve de bewindvoerder, en dus niet de rechthebbende, in rechte te worden betrokken. Dit is bevestigd door de Hoge Raad in zijn arrest van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525). De kantonrechter heeft daarop op verzoek van [verzoeker] en met instemming van (de gemachtigde van) [verweerder] de procedure aangehouden om het verzoekschrift op dit punt aan te passen, zodat daarna een nieuwe mondelinge behandeling kan plaatsvinden en de bewindvoerder in de procedure kan worden opgeroepen.
4.2. Nadat van [verzoeker] een aangepast verzoekschrift is ontvangen, heeft [verzoeker] op 16 juni 2025 de procedure ingetrokken. Mr. Janssen heeft namens verweerder verzocht [verzoeker] in de proceskosten te veroordelen. [verzoeker] heeft daartegen bezwaar gemaakt.
4.3. Het geschil in deze procedure betreft enkel nog de vraag of verweerder recht heeft op vergoeding van de proceskosten.
4.4. Conform het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken: kanton, handel en voorzieningenrechter, kan zolang op het verzoekschrift niet is beslist het verzoek worden ingetrokken. Indien bij het verweer een kostenveroordeling is gevraagd en dat verzoek na intrekking wordt gehandhaafd, dient daarop te worden beslist.
4.5. Om tot een veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten te kunnen komen zoals door verweerder is verzocht, moet de kantonrechter beoordelen wie van partijen als de in het ongelijk gestelde partij geldt conform artikel 237 Rv. Om dat in dit geval vast te kunnen stellen moet worden nagegaan om welke reden(en) de intrekking heeft plaatsgevonden.
4.6. [verzoeker] heeft op 18 juni 2025 medegedeeld dat gelet op de lange doorlooptijd van de procedure, de aanhouding, de langdurige arbeidsongeschiktheid en het reeds in gang zetten van de WIA-aanvraag, zij geen belang meer heeft bij voortzetting van de procedure. Ook heeft [verzoeker] aangevoerd dat, gelet op de aard en de beperkte omvang van de wijziging, alsmede het feit dat [verweerder] door de intrekking van het verzoek bereikt wat hij beoogde en voor alle partijen een mondelinge behandeling wordt bespaard, een proceskostenveroordeling niet is gerechtvaardigd. De kantonrechter volgt [verzoeker] hierin niet. Doordat [verzoeker] heeft verzuimd de bewindvoerder direct in rechte te betrekken, heeft de procedure vertraging opgelopen. Gelet op de langdurige arbeidsongeschiktheid van [verweerder] en de WIA-aanvraag, had [verzoeker] vervolgens kennelijk nauwelijks of zelfs geen belang bij een beslissing op de vraag of de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig kon worden ontbonden. Met intrekking van het verzoek heeft verweerder inderdaad bereikt wat zij beoogde, echter zijn daarvoor wel kosten gemaakt. De gemachtigde van verweerder diende namelijk een verweerschrift op te maken en is verschenen op de mondelinge behandeling. Aangezien [verzoeker] de procedure heeft ingetrokken omdat zij geen belang meer heeft bij een beslissing, merkt de kantonrechter [verzoeker] aan als de in het ongelijk gestelde partij. Voorts heeft [verzoeker] pas laat in de procedure het verzoek ingetrokken, zonder de wederpartij hierover in te lichten. Het gevolg hiervan is dat de gemachtigde van verweerder een aangepast verweerschrift heeft ingediend. Dit komt voor rekening en risico van [verzoeker] , omdat zij het – zonder de wederpartij hierover in te lichten – op een late intrekking van de procedure heeft laten aankomen. De kantonrechter acht hiervoor een half procespunt wegens salaris gemachtigde redelijk. De proceskosten van verweerder worden gelet hierop vastgesteld op € 1.150,00 (2,5 punt x € 406,00 en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. verstaat dat [verzoeker] het verzoek heeft ingetrokken,
5.2. veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 1.150,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig hieraan voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.