ECLI:NL:RBZWB:2025:4368 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 10 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11807
beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende
(gemachtigde: mr. G.J.M.E. de Bont),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
De verzoeken
- De inspecteur heeft met dagtekening 9 februari 2024 een verweerschrift met bijlagen ingediend, waarvan de volgende bijlagen geschoond zijn en als volgt zijn te omschrijven:
De hoofdzaak heeft, kort gezegd, betrekking op de vraag of de inspecteur terecht een informatiebeschikking heeft vastgesteld ten behoeve van de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2017 tot en met 2022.
1.1. De inspecteur heeft daarnaast bij brief van 9 februari 2024 de rechtbank verzocht om geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb en heeft de ongeschoonde versies van de onder 1 genoemde bijlagen aan de geheimhoudingskamer van de rechtbank verstrekt. Bij het verzoek zijn ook 13 stukken gevoegd die de inspecteur in het geheel geheim wenst te houden. Deze stukken zijn te omschrijven als ‘aangiften vennootschapsbelasting’.
1.2. Met dagtekening 27 juni 2024 heeft de inspecteur een aanvulling op het verweerschrift met bijlagen ingediend, waarvan de volgende bijlagen geschoond zijn en als volgt zijn te omschrijven:
1.3. De inspecteur heeft daarnaast bij brief van 27 juni 2024 de rechtbank verzocht om geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb en heeft de ongeschoonde versies van de onder 1.2 genoemde bijlagen aan de geheimhoudingskamer van de rechtbank verstrekt.
1.4. Met dagtekening 27 september 2024 heeft de inspecteur een aanvulling op het verweerschrift met bijlagen ingediend, waarvan de volgende bijlagen geschoond zijn en als volgt zijn te omschrijven:
1.5. De inspecteur heeft daarnaast bij brief van 27 september 2024 de rechtbank verzocht om geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb en heeft de ongeschoonde versies van de onder 1.4 genoemde bijlagen aan de geheimhoudingskamer van de rechtbank verstrekt.
1.6. De inspecteur heeft de verzoeken toegelicht en heeft als gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb een aantal hoofdredenen opgegeven. Deze redenen houden kort weergegeven het volgende in:
1.7. Bij brieven van 17 april 2024 en 30 juni 2025 heeft belanghebbende gereageerd op het verzoek om geheimhouding en verklaard niet akkoord te gaan met geheimhouding dan wel beperkte kennisneming van de stukken.
Overwegingen
Geen zitting
- Belanghebbende heeft verzocht om een behandeling op een zitting van de geheimhoudingskamer. De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen.
[1] De geheimhoudingskamer komt tot dit oordeel omdat belanghebbende zich voldoende op schrift heeft kunnen uitlaten over de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding en een zitting in het kader van deze geheimhoudingsprocedure weinig zal toevoegen.
Kader voor beoordeling
2.1. De omstandigheid dat een stuk behoort tot de op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb brengt in beginsel met zich dat dit stuk in zijn geheel en ongeschoond dient te worden overgelegd. Hetgeen is bepaald in artikel 8:29 van de Awb biedt aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van (delen van) stukken te weigeren (geheimhouding) of de geheimhoudingskamer mede te delen dat uitsluitend de rechter die de hoofdzaak beslist (de hoofdkamer) kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).
2.2. Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid worden betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming van (delen) van die stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van de verzoeken
2.3. De geheimhoudingskamer stelt voorop dat de beoordeling of een stuk is aan te merken als een op de zaak betrekking hebbend stuk in de zin van artikel 8:42 van de Awb en door de inspecteur moet worden overgelegd toebehoort aan de hoofdkamer. In het onderstaande toetst de geheimhoudingskamer alleen of geheimhouding van de (gedeeltelijk) geheimgehouden stukken gerechtvaardigd is, waarbij wordt verondersteld dat deze stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn.
2.4. De geheimhoudingskamer heeft kennisgenomen van de (gedeeltelijk) geheimgehouden stukken en van de geschoonde stukken van de hoofdzaak. De (gedeeltelijk) geheimgehouden stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming tegenover de afweging van de inspecteur om (delen van) de stukken geheim te houden. De geheimhoudingskamer oordeelt ten aanzien van de geheimgehouden stukken hieronder in het algemeen als volgt. Voor een specifieke beoordeling per geheimgehouden stuk verwijst de geheimhoudingskamer naar de bijlage bij deze uitspraak. Soms is in een specifiek geval afgeweken van de algemene beoordeling die hieronder wordt weergegeven.
Juridisch intern beraad (reden A) en effectieve controle- en behandelstrategie (reden B)
2.5. Ten aanzien van de geheimgehouden delen waarvan de inspecteur stelt dat sprake is van juridisch intern beraad overweegt de geheimhoudingskamer dat de vrijheid en vertrouwelijkheid van juridisch intern beraad van de Belastingdienst een belang kan zijn dat geheimhouding van stukken kan rechtvaardigen. Dat kan anders zijn indien de inhoud van die stukken ook bijvoorbeeld niet bij belanghebbende bekende feitelijke informatie bevat, waardoor het verdedigingsbelang van belanghebbende in het gedrang zou kunnen komen. Dit geldt ook voor de geheimgehouden delen waarvan de inspecteur stelt dat het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle- en/of behandelstrategie zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van die delen. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer is, gelet op de aard en inhoud van de onleesbaar gemaakte passages, in beginsel geheimhouding gerechtvaardigd van de (delen van) stukken die zien op juridisch intern beraad en op het belang van een effectieve controle- en behandelstrategie.
(Persoons)gegevens van derden en informatie over derden (reden C)
2.6. Op verschillende pagina’s van de geschoonde stukken zijn (persoons)gegevens van derden, waaronder namen van natuurlijke personen en rechtspersonen, RSIN-nummers, postadressen en e-mailadressen om redenen van privacy onleesbaar gemaakt. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer is dit in beginsel gerechtvaardigd, omdat ook daarvoor geldt dat geheimhouding van die gegevens aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende in deze zaak bij kennisneming daarvan. Voor wat betreft het onleesbaar maken van de RSIN-nummers merkt de geheimhoudingskamer aanvullend op dat belanghebbende weliswaar aandeelhouder van deze vennootschappen is, maar geen bestuurder. Onder die omstandigheid kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat het voor wat betreft de RSIN-nummers om feitelijke informatie gaat die reeds bij belanghebbende bekend is, zodat de geheimhouding daarvan op die grond niet gerechtvaardigd is. Daarbij heeft de geheimhoudingskamer mede in acht genomen dat de namen van de vennootschappen wel ongeschoond zijn weergegeven, indien bekend is dat belanghebbende daarvan aandeelhouder is.
2.7. De geheimhoudingskamer stelt daarnaast vast dat sommige passages overige informatie over en van derden bevatten. Dit is bijvoorbeeld aan de hand als tijdens een (intern) overleg de (fiscale) aangelegenheden van zowel belanghebbende als van derden zijn besproken. Ook als deze passages zien op juridisch intern beraad (reden A), een effectieve controle- en behandelstrategie (reden B) of persoonlijke opvattingen en niet voor de individuele zaak relevante informatie (reden D) over deze derden, is de geheimhouding reeds gerechtvaardigd en door de rechtbank weergegeven onder reden C. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat in die gevallen het belang van de privacy van derden in beginsel aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende in deze zaak bij kennisneming daarvan. Daarbij overweegt de geheimhoudingskamer dat het woonplaatsonderzoek en het boekenonderzoek bij de vennootschap(pen) mogelijk verweven waren, maar dat de geschoonde passages geen betrekking hebben op de situatie van belanghebbende in privé. Verder kan ook ten aanzien van de feitelijke informatie die in deze stukken is opgenomen niet met zekerheid worden vastgesteld dat het om informatie gaat die reeds bij belanghebbende bekend is.
Persoonlijke opvattingen en niet voor de individuele zaak relevante informatie (reden D)
2.8. De inspecteur heeft geen beroep gedaan op deze reden, anders dan in het kader van informatie over derden. De geheimhoudingskamer heeft deze passages reeds hiervoor behandeld onder reden C.
Persoonsgegevens van (belasting)ambtenaren (reden F)
2.9. Op verschillende pagina’s van de geschoonde stukken zijn persoonsgegevens van Nederlandse en buitenlandse (belasting)ambtenaren, waaronder namen, telefoonnummers en e-mailadressen, om redenen van privacy onleesbaar gemaakt. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang van bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in beginsel aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbende heeft bij kennisneming van deze gegevens. De inspecteur heeft – in tegenstelling tot zijn toezegging in de begeleidende brieven – de persoonsgegevens in de geheimgehouden stukken echter niet met zogenaamde ‘NN-nummers’ anoniem aangeduid en geen met deze nummers corresponderende lijst aan de geheimhoudingskamer overgelegd. Daardoor zijn de ambtenaren niet individualiseerbaar en zouden zij niet als ‘te horen personen’ in de hoofdzaak kunnen worden aangewezen. Voor de onleesbaar gemaakte passages geldt daarom dat sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen, mits de inspecteur alsnog de geheim te houden persoonsgegevens voorziet van NN-nummers die corresponderen met een, nog aan de geheimhoudingskamer te overleggen, lijst met namen van de ambtenaren.
2.10. Voor enkele specifiek (in de bijlage) vermelde passages geldt dat sprake is van bij belanghebbende feitelijk bekende informatie of van informatie die eenvoudig openbaar te vinden is. De geheimhoudingskamer ziet geen gewichtige reden om die informatie geheim te houden.
Aangiften vennootschapsbelasting
2.11. De inspecteur heeft verzocht om gehele geheimhouding van de stukken die zijn omschreven als ‘aangiften vennootschapsbelasting (zie 1.1) met een beroep op reden C. De geheimhoudingskamer stelt vast dat de inspecteur de gegevens uit die aangiften (ook) heeft gebruikt voor het opstellen van het ‘Memo [belanghebbende]’ en dat in het beroepschrift is vermeld dat de aangiften die ten grondslag aan dat memo hebben gelegen als op de zaak betrekking hebbende stukken zouden moeten worden overgelegd. Het belang van belanghebbende om (in ieder geval) kennis te nemen van de namen van de vennootschappen en de jaartallen waarop de aangiften betrekking hebben weegt naar het oordeel van de geheimhoudingskamer zwaarder dan het belang van geheimhouding van deze gegevens. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat de namen van die vennootschappen ook in andere stukken voorkomen en dan niet zijn geschoond. De namen van de vennootschappen en de jaartallen van de aangiften zijn dan ook ten onrechte onleesbaar gemaakt.
2.12. Het onleesbaar maken van de RSIN-nummers en van de inhoudelijke gegevens in de aangiften is echter wel gerechtvaardigd. Hiervoor geldt namelijk dat het in dit geval gaat om gegevens van derden, waarbij het niet om feitelijke informatie hoeft te gaan die reeds bij belanghebbende bekend (zie ook 2.6). Onder die omstandigheid weegt geheimhouding van die gegevens aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbende in deze zaak bij kennisneming van die gegevens.
2.13. De conclusie is dat de aangiften vennootschapsbelasting in het geheel geschoond mogen worden overgelegd, met uitzondering van de namen van de vennootschappen en de jaartallen van de aangiften. Vanuit praktisch oogpunt biedt de geheimhoudingskamer de inspecteur de gelegenheid om in plaats van de geschoonde aangiften een lijst te overleggen met de namen en jaartallen van de betreffende aangiften, welke de geheimhoudingskamer zal controleren met de namen en jaartallen van de geschoonde aangiften.
Conclusie en gevolgen
- Het voorgaande betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van delen van de in 1, 1.1, 1.2 en 1.4 vermelde bijlagen deels gerechtvaardigd is. Voor een specifieke beoordeling per bijlage verwijst de geheimhoudingskamer (nogmaals) naar de bijlage bij deze uitspraak. De inspecteur wordt door de geheimhoudingskamer in de gelegenheid gesteld schriftelijk aan de rechtbank mede te delen welke consequenties hij aan de beslissing van de geheimhoudingskamer verbindt. Dat betekent dat de inspecteur de keuze moet maken de tussenbeslissing van de geheimhoudingskamer (geheel) na te leven of dat niet (geheel) te doen, in welk laatste geval hij de uit toepassing van artikel 8:31 van de Awb mogelijkerwijs voortvloeiende consequenties zal moeten aanvaarden.
[2]
Beslissing
De geheimhoudingskamer:
Deze beslissing is genomen door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 10 juli 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.
Bijlage bij de tussenuitspraak in het geding tussen [belanghebbende] en de inspecteur, door de rechtbank geregistreerd onder het zaaknummer BRE 23/11807
Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1593, r.o. 3.31.
HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3600.