Uitspraak inhoud

Bestuursrecht

zaaknummers: BRE 24/3273, 24/3446, 24/3528, 24/3552, 24/4052, 24/4055, 24/4063, 24/4076, 24/4115, 24/4722, 24/4937, 24/5276 en 24/5405

[eiser], uit [plaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen die eiser heeft ingesteld, omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op de volgende aanvragen als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo).

1.1. Omdat de beroepen kennelijk gegrond zijn doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen.[1]

Zijn de beroepen kennelijk gegrond?

3. De beroepen zijn kennelijk gegrond. Eiser heeft de aanvragen ingediend op de datums zoals weergegeven onder 1. Het college moet binnen vier weken beslissen op de aanvragen.[2] Het college heeft de termijnen verdaagd met twee weken. De termijnen waarbinnen het college moet beslissen zijn inmiddels voorbij. Eiser heeft het college na het verstrijken van iedere termijn in gebreke gesteld. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.

Welke beslistermijn wordt aan het college opgelegd?

4. Omdat het college nog geen besluit(en) heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen.

4.1. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. Het college heeft in het verweerschrift van 10 juli 2024 uitgelegd waarom de beslistermijnen niet zijn gehaald. Het college heeft gevraagd om een beslistermijn tot eind januari 2025 en heeft toegelicht welke processtappen genomen moeten worden.

4.2. Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op de verzoeken te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege de (omvang van de) vele verzoeken waarmee het college kampt. De rechtbank acht het door het college geschetste tijdspad niet onredelijk en bepaalt dat het college uiterlijk op 31 januari 2025 op de onder 1. genoemde Woo-verzoeken van eiser dient te beslissen.

Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd? 5. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, het college de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog (een) besluit(en) te nemen en aan het college de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.

7. Omdat de beroepen gegrond zijn moet het college de griffierechten aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:

  • bepaalt dat het college aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;

  • bepaalt dat het college de betaalde griffierechten van € 2.431,- aan eiser moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 9 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.

Dit staat in artikel 4.4 van de Woo.


Voetnoten

Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.

Dit staat in artikel 4.4 van de Woo.