ECLI:NL:RBZWB:2023:9150 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 17 december 2023
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3554
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,
(gemachtigde: mr. L.C.G. Hoenselaar-Bots),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg,
(gemachtigde: mr. J.A. Mohuddy).
Als derde partij heeft deelgenomen: De gemeenteraad van de gemeente Geertruidenberg.
Inleiding
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van 24 mei 2023 waarin een van rechtswege verkregen omgevingsvergunning is herroepen en de omgevingsvergunning alsnog is geweigerd vanwege strijd met het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning zag op het realiseren van vier appartementen boven [bedrijf] aan de [adres] te [plaats] .
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Namens eiseres waren [ingenieur] , [naam 1] en haar gemachtigde aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en haar gemachtigde. De derde partij was niet aanwezig.
Beoordeling door de rechtbank
Eiseres heeft op 30 april 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van vier appartementen boven [bedrijf] aan de [adres] te [plaats] .
Bij besluit van 15 juni 2022 heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd voor het bouwen van een bouwwerk, het afwijken van het bestemmingsplan en het verstoren of wijzigen van een beeldbepalend pand.
Eiseres heeft op 26 juli 2022 bezwaar gemaakt tegen de weigering. In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat het college op 15 juni 2022 niet bevoegd was om de omgevingsvergunning te weigeren, omdat de omgevingsvergunning voor die datum van rechtswege is verkregen. De Vaste commissie van advies voor bezwaarschriften Geertruidenberg (de commissie) heeft het college op 23 november 2022 geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren en de weigering te vernietigen. Volgens de commissie was het college op 15 juni 2022 niet bevoegd om de aanvraag te weigeren omdat op 11 oktober 2021 een vergunning van rechtswege was verkregen.
In een beslissing op bezwaar van 21 december 2022 heeft het college het bezwaar gegrond verklaard en de weigering van de omgevingsvergunning van 15 juni 2022 ingetrokken. Het college heeft daarnaast de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekendgemaakt.
De gemeenteraad heeft op 1 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen de van rechtswege verkregen vergunning.
Bij bestreden besluit heeft het college dat bezwaar gegrond verklaard, de van rechtswege verleende vergunning herroepen en in plaats daarvan de aangevraagde omgevings-vergunning geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan.
Eiseres heeft daar op 3 juli 2023 beroep tegen ingesteld.
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
3.1 Het college heeft de van rechtswege verleende vergunning in het bestreden besluit ingetrokken en heeft de omgevingsvergunning voor het realiseren van de vier appartementen geweigerd, vanwege strijd met het [bestemmingsplan] en het Paraplubestemmingsplan Parkeren – deel 1.
3.2 In [bestemmingsplan] is de enkelbestemming ‘Gemengd – 1’ en de functieaanduiding ‘horeca’ aan het overgrote deel van het perceel toegekend. Aan een klein deel van het perceel is de enkelbestemming ‘Centrum’ toegekend. Volgens het college is het bouwen van vier woningen in het hoofdgebouw in strijd met de planregels
3.3 Daarnaast acht het college het initiatief in strijd met Paraplubestemmingsplan Parkeren – deel 1, omdat op eigen terrein niet kan worden voldaan aan de op grond van het Parkeerbeleidsplan “Parkeren doen we zo” geldende parkeernorm van 6 parkeerplaatsen voor kleine goedkope huurappartementen in het centrum.
4. Welke gronden heeft eiseres daartegen aangevoerd?
Eiseres heeft – kort samengevat – aangevoerd dat het bestreden besluit een tweede beslissing op bezwaar is en dat het college niet bevoegd was om twee keer een beslissing op bezwaar te nemen. Dit acht eiseres in strijd met het stelsel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod van détournement de pouvoir. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat het college de omgevingsvergunning ten onrechte heeft geweigerd, omdat geen sprake is van strijd met het [bestemmingsplan] en dat met toepassing van de kruimelgevallenregeling toestemming kan worden verleend voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan voor zover daar wel sprake van zou zijn. Het college heeft dat in een vergelijkbaar geval ook gedaan. De strijdigheid met Paraplubestemmingsplan Parkeren – deel 1 staat ook niet aan het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg, omdat daar ontheffing van kan worden verleend.
5. Wat is de omvang van het geding?
5.1 Ter beoordeling is aan de rechtbank een besluit voorgelegd over het weigeren van een omgevingsvergunning voor het realiseren van vier appartementen. Gelet daarop kunnen de beroepsgronden alleen betrekking hebben op dat besluit. Voor zover eiseres heeft bedoeld om in haar beroepschrift beroepsgronden aan te voeren tegen de op 16 februari 2022 verleende omgevingsvergunning aan [bedrijf] voor het afwijken van het bestemmingsplan, vallen deze gronden buiten de omvang van het geding en zijn deze niet beoordeeld door de rechtbank.
5.2 Eiseres heeft de bezwaargronden tegen de primaire weigering van 15 juni 2021 herhaald en ingelast als beroepsgronden in deze procedure. Het college doet in het verweerschrift een beroep op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)
6. Heeft het college twee keer op hetzelfde bezwaar beslist?
6.1 Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit een tweede beslissing op bezwaar is en dat het college niet bevoegd was om twee keer een beslissing op bezwaar te nemen. De oorspronkelijke weigering van 15 juni 2022 is volgens eiseres het primaire besluit en op 21 december 2022 is op het daartegen gerichte bezwaar beslist. Het bezwaar van de gemeenteraad had het college aan moeten merken als beroepschrift en door moeten zenden naar de rechtbank. Het college had in de beslissing op bezwaar van 12 december 2022 ook de mogelijkheid om te motiveren dat de vergunning niet verleend had mogen worden en had deze alsnog kunnen weigeren. De tweede beslissing op bezwaar is in strijd met het stelsel van de Awb dat ervanuit gaat dat tegen een besluit slechts éénmaal bezwaar open staat. De tweede beslissing op bezwaar is daarnaast in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Gelet op het doorlopen van de bezwarenprocedure mocht eiseres er – behoudens een eventueel beroep – vanuit gaan dat de vergunning van rechtswege in stand zou blijven. Eiseres heeft daaraan toegevoegd dat het college in strijd met het verbod van détournement de pouvoir heeft gehandeld, door de gemeenteraad te verzoeken bezwaar te maken tegen de van rechtswege verleende vergunning om op die manier de overschrijding van de beslistermijn te repareren.
6.2 Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in de beslissingen op bezwaar van 21 december 2022 en 24 mei 2023 niet twee keer op bezwaar beslist tegen hetzelfde primaire besluit. In de beslissingen op bezwaar heeft het college beslist op bezwaarschriften gericht tegen twee afzonderlijke primaire besluiten. In de beslissing op bezwaar van 21 december 2022 heeft het college beslist op het bezwaar van eiseres tegen het bij primair besluit van 15 juni 2022 weigeren van de omgevingsvergunning. In de beslissing op bezwaar van 24 mei 2023 (bestreden besluit) heeft het college beslist op het bezwaar van de gemeenteraad tegen de op 11 oktober 2021 van rechtswege verleende omgevings-vergunning. Naar het oordeel van de rechtbank dient dit als afzonderlijk primair besluit te worden aangemerkt. In de beslissing op bezwaar van 21 december 2022 wordt niet besloten tot het verlenen van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning, omdat die op 11 oktober 2021 al was verleend. In die beslissing op bezwaar wordt ten aanzien van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning uitsluitend besloten dat deze nog moest worden bekendgemaakt op grond van artikel 4:20c, eerste lid, van de Awb. Dit heeft vervolgens op 11 januari 2023 plaatsgevonden. Uit het systeem van de Awb volgt naar het oordeel van de rechtbank dat tegen het primaire besluit bestaande uit de van rechtswege verleende omgevingsvergunning eerst bezwaar moet worden gemaakt, alvorens daartegen beroep kan worden ingesteld.
6.3 Gelet op het voorgaande is de rechtbank niet gebleken van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en acht de rechtbank de jurisprudentie van de ABRvS
6.4 Naar het oordeel van de rechtbank is ook niet gebleken van handelen door het college in strijd met het verbod van détournement de pouvoir uit artikel 3:3 van de Awb. In die bepaling staat dat het bestuursorgaan de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. De rechtbank is met het college van oordeel dat uit de Awb volgt dat het college verplicht en niet bevoegd was om de omgevingsvergunning naar aanleiding van het bezwaar van de gemeenteraad te heroverwegen en op het bezwaar van de gemeenteraad te beslissen. Daarnaast is niet gebleken van wet- of regelgeving die eraan in de weg staat dat het college de gemeenteraad op de hoogte stelt dat een omgevingsvergunning van rechtswege is verleend. Uit artikel 169, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet blijkt juist dat het college hierover verantwoording moet afleggen aan de gemeenteraad en daar actief inlichtingen over moet verstrekken aan de gemeenteraad. Naar het oordeel van de rechtbank stond het de gemeenteraad als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, tweede lid, van de Awb vrij om bezwaar te maken tegen de van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Uit artikel 1:2, tweede lid, van de Awb blijkt immers dat de aan bestuursorganen toevertrouwde belangen als hun belangen worden beschouwd. In artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening is de goede ruimtelijke ordening als belang aan de gemeenteraad toevertrouwd.
7. Is het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan?
7.1 Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Standpunt eiseres
7.2 Eiseres heeft aangevoerd dat het bouwen van de vier appartementen niet in strijd is met de bestemming ‘Gemengd-1’ die in het [bestemmingsplan] aan het perceel is toegekend, omdat uit de bestemmingsomschrijving volgt dat wonen binnen die bestemming is toegestaan. Of het beoogde gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan, moet volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS
Beoordeling rechtbank
7.3 Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de aanvraag om een omgevingsvergunning in het primair en bestreden besluit ten onrechte uitsluitend getoetst aan [bestemmingsplan] . Op het moment van de beslissing op bezwaar gold [bestemmingsplan] in samenhang met Paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg. Uit vaste rechtspraak van de ABRvS
7.4 Gelet op het voorgaande had het college de aanvraag ten tijde van het bestreden besluit ex nunc moeten toetsen aan [bestemmingsplan] in samenhang met Paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd dat de aanvraag aan beide bestemmingsplannen heeft getoetst, omdat uit het bestreden besluit alleen volgt dat is getoetst aan [bestemmingsplan] . De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat het college in het verweerschrift in beroep alsnog voldoende heeft gemotiveerd dat het bouwen van de appartementen op de verdieping ook in strijd is met die samenhangende bestemmingsplannen. In Paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg is [bestemmingsplan] op een aantal punten gewijzigd, maar is de planregel blijven gelden dat het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen niet is toegestaan.
7.5 Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan ook in strijd is met de in Paraplubestemmingsplan Parkeren - deel 1 opgenomen planregel dat een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden.
8. Heeft het college toestemming voor die strijdigheden kunnen weigeren?
8.1 Het college heeft besloten om geen toestemming te verlenen voor die strijdigheden met het planologisch regime.
Standpunt eiseres
8.2 Eiseres heeft in dat kader aangevoerd dat het college toestemming had kunnen verlenen voor strijd met het bestemmingsplan met toepassing van de kruimelgevallenregeling, voor zover daar wel sprake van zou zijn. Het realiseren van de vier appartementen boven de horeca-inrichting is in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening, omdat uit de akoestische onderzoeken blijkt dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de appartementen kan worden gegarandeerd. Door middel van een aantal bouwtechnische aanpassingen kan worden gegarandeerd dat de bewoners geen overlast ondervinden en dat de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer niet worden overschreden. Het college stelt ook ten onrechte dat voor de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening uitgegaan moet worden van de horeca-categorieën uit de omgevingsvergunning van 16 februari 2022. Gelet op de eerder door eiseres benoemde jurisprudentie (zie r.o. 7.2) had het college ex tunc moeten toetsen aan het planologisch regime voor de horeca-inrichting, zoals dat gold ten tijde van de aanvraag. Volgens eiseres is in [bestemmingsplan] aan het perceel slechts de functieaanduiding ‘horeca’ opgenomen. In dat bestemmingsplan is niet aangegeven tot welke categorie deze horeca behoort. Volgens eiseres blijkt uit het feitelijk gebruik, de plantoelichting en rechtspraak van de ABRvS dat horeca tot en met categorie 2 is toegestaan in de horeca-inrichting onder de woningen. Het deel van het pand waarin de feestzalen zijn gevestigd is bestemd als ‘horeca categorie 3’. Los van de horeca-categorieën uit het bestemmingsplan kan volgens eiseres uit een uitspraak van de ABRvS
Beoordeling rechtbank
8.3 Tussen partijen is niet in geschil dat het realiseren van de appartementen kan worden aangemerkt als het kruimelgeval uit onderdeel 9 van artikel 4 van die bijlage. In dat onderdeel staat (voor zover relevant) als zodanig aangewezen: het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein. Tussen partijen is wel in geschil of het college voldoende heeft gemotiveerd dat het verlenen van toestemming voor het afwijken van het bestemmingsplan door middel van de kruimelgevallenregeling in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening. Meer specifiek is in geschil of het initiatief al dan niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidsoverlast voor de toekomstige bewoners van de appartementen.
8.4 Het college is op grond van de Wabo alleen bevoegd om toestemming te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan, wanneer dat in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is.
8.5 Uit vaste rechtspraak van de ABRvS blijkt dat bij een onderzoek naar de geluidbelasting in het kader van de goede ruimtelijke ordening, dient te worden uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden.
8.6 Het college heeft in het bestreden besluit – met verwijzing naar een notitie geluid van de omgevingsdienst van 12 augustus 2022 (hierna: notitie) – onderbouwd gemotiveerd dat onaanvaardbare geluidsoverlast voor de toekomstige bewoners van de appartementen redelijkerwijs niet kan worden uitgesloten en dat de goede ruimtelijke ordening daarom niet kan worden gegarandeerd. Gelet daarop heeft het college de omgevingsvergunning naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs kunnen weigeren. Op basis van de notitie geluid heeft het college kunnen oordelen dat eiseres door middel van de akoestische rapporten van Kupers & Niggebrugge BV van 16 maart 2022 en 21 juli 2022 onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de toekomstige bewoners geen onaanvaardbare geluidsoverlast zullen ervaren. In het rapport van 16 maart 2022 is vastgesteld welke equivalente muziekgeluidniveaus bij weergave van muziek met het standaard popmuziekcentrum binnen het café toelaatbaar zijn en waarbinnen nog steeds wordt voldaan aan artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In het rapport van 21 juli 2022 is dit ook vastgesteld ten aanzien van de zalen. In de notitie heeft een geluidsdeskundige van de omgevingsdienst deze rapporten beoordeeld en is de geluidsdeskundige tot de conclusie gekomen dat in de rapporten niet wordt vastgesteld of de feitelijke exploitatie van de horeca-inrichting aansluit op die toelaatbare muziekgeluidniveaus. De rechtbank leest in de rapporten ook niet dat dit is vastgesteld. De geluidsdeskundige acht deze muziekgeluidniveaus niet toereikend voor de aanwezige skihut en feestzalen met live muziek.
8.7 Omdat het college redelijkerwijs heeft kunnen besluiten tot weigering van de omgevingsvergunning vanwege het niet voldoen aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening, heeft het college ook redelijkerwijs niet hoeven beoordelen of toestemming kon worden verleend voor de afwijking van de parkeernorm uit het Paraplubestemmingsplan parkeren – deel 1.
9. Is het bestreden besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel?
9.1 Eiseres heeft aan het voorgaande toegevoegd dat het college de omgevingsvergunning in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft geweigerd, omdat uit een uitspraak van de ABRvS van 3 mei 2023
9.2 Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel is vereist dat sprake is van juridisch relevante gelijke gevallen die op ongelijke wijze worden behandeld. Naar het oordeel van de rechtbank schrijft het college in het verweerschrift terecht dat de zaak uit de uitspraak van 3 mei 2023 geen juridisch relevant gelijk geval is, omdat daar sprake was van naburige woningen en niet bovenliggende woningen. De rechtbank heeft daar ook bij in aanmerking genomen dat die uitspraak zag op een andere locatie en dat ten aanzien van iedere locatie aan de hand van de specifieke feiten en omstandigheden van die locatie moet worden beoordeeld of kan worden voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.
10. Conclusie
10.1 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
10.2 Omdat de rechtbank toepassing heeft gegeven aan artikel 6:22 van de Awb, ziet de rechtbank aanleiding om het college op te dragen het griffierecht aan eiseres te vergoeden.
10.3 De rechtbank zal het college daarnaast veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 837, en wegingsfactor 1).
De beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 18 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 7:11, tweede lid, van de Awb Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
Artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wabo Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien: de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12.
Artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 2.7 van het Bor Als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet worden aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II. Artikel 4, aanhef en onderdeel 9, bijlage II bij het Bor Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking: het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.
[bestemmingsplan]
Artikel 5.2.1, onder c, van de planregels Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
Paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg
Artikel 2.1 van de planregels Met dit plan worden alle bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen, die op het moment van inwerkingtreding van dit plan zijn vastgesteld, herzien op de wijze zoals beschreven in Hoofdstuk 2. Voor het overige blijven de vigerende bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen onverminderd en ongewijzigd van toepassing.
Artikel 2.2 van de planregels De in artikel 1.3 tot en met 1.8 opgenomen begrippen worden in alle onderliggende plannen als bedoeld in artikel 2.1 van toepassing verklaard. Voor zover een begrip reeds in een onderliggend bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan voorkomt, wordt dit vervangen door de begripsbepaling in dit plan.
Artikel 3.1.2, onder a, van de planregels Daar waar in de in artikel 2.1 bedoelde ruimtelijke plannen conform een bestemmingsomschrijving 'wonen' is toegestaan, worden de gebruiksregels als volgt aangevuld woningsplitsing is niet toegestaan.
Paraplubestemmingsplan Parkeren
Artikel 4.2.2 van de planregels Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De toename van de parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de beleidsregels "Parkeren doen we zo!". Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
Artikel 5.2.1, onder c, van de planregels.
ABRvS 6 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1789, r.o. 2.
Artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb.
ABRvS 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:734, r.o. 5.1.
ABRvS 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2787, r.o. 5.1.
Artikel 1:2, tweede lid, van de Awb en ABRvS 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2816, r.o. 3.3.
Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo.
Artikel 2.10, eerste lid, onder c en tweede lid, in samenhang met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
ABRvS 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1226.
ABRvS 16 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3046 en ABRvS 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:192.
ABRvS 28 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:39882.
ABRvS 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2189, r.o. 14.2.
Artikel 5.1, onder a, van de planregels.
Artikel 5.2.1, onder c, van de planregels.
ABRvS 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1226, r.o. 2.3.
Zie ook: ABRvS 3 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2249, r.o. 3.6.
Artikel 2.1 en 2.2. van Paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg.
Artikel 4.1.2. van Paraplubestemmingsplan parkeren – deel 1.
ABRvS 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1742.
Artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo.
ABRvS 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2117, r.o. 6.3.
Artikel 1 van de [bestemmingsplan] .
ABRvS 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1742.