Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:9901 - Verzoek om hogere vergoeding geldt als ontbinding van de VSO - 21 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:990121 juli 2025

Essentie

De rechtbank oordeelt dat een verzoek van de werknemer om de in een vaststellingsovereenkomst (VSO) afgesproken vergoeding te verhogen, door de werkgever terecht is opgevat als een ontbindingsverklaring. Hierdoor bestaat de VSO niet meer en kan de werknemer er niet op terugvallen.

Rechtsgebieden

Civiel RechtArbeidsrecht

Uitspraak inhoud

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11618694 VZ VERZ 25-2097

datum uitspraak: 21 juli 2025

Beschikking van de kantonrechter

in de zaak van

Gemeente Rotterdam, vestigingsplaats: Rotterdam, verzoekster, gemachtigde: mr. I. Weltevrede-Plaisier,

tegen

[verweerder], woonplaats: [woonplaats] , verweerder, die zelf procedeert.

Partijen worden hierna “de gemeente” en “ [verweerder] ” genoemd.

1 De procedure

1.1. Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

1.2. Op 19 juni 2025 is de zaak besproken tijdens een zitting op de rechtbank in Dordrecht. Daarbij waren aanwezig:

  • mevrouw [persoon A] , teamleider team Debiteuren van afdeling Accounting en mevrouw [persoon B] , afdelingshoofd van afdeling Accounting met mr. Weltevrede-Plaisier;

  • [verweerder] .

2 De beoordeling

Wat is er gebeurd?

[verweerder] werkt vanaf 7 september 2020 bij de gemeente Rotterdam. De gemeente wil de arbeidsovereenkomst met [verweerder] ontbinden. Primair omdat sprake is van disfunctioneren (d-grond), subsidiair een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en meer subsidiair een combinatie van omstandigheden die in de wet zijn genoemd waardoor het niet redelijk is dat de arbeidsovereenkomst blijft bestaan (i-grond). [verweerder] zegt dat hij ziek is, dat het verzoek niet los staat van de ziekte en daarom moet worden afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat er geen opzegverbod in de weg staat aan het ontbinden van de arbeidsovereenkomst en ontbindt deze. Hierna wordt uitgelegd waarom dit de uitkomst is. De vaststellingsovereenkomst is ontbonden

2.1. Tijdens de zitting hebben de partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten om een einde te maken aan de rechtszaak. Zoals in de wet staat voorgeschreven, wijst de kantonrechter [verweerder] er daarin op dat hij die overeenkomst binnen veertien dagen zonder reden kan ontbinden door een schriftelijk bericht aan de gemeente (artikel 7:670b lid 2 BW). [verweerder] heeft op 1 juli 2025 het volgende bericht aan de gemeente gestuurd:‘Inhoudelijk kan gesteld worden dat er sprake is geweest van verwijtbaar handelen van de kant van de werkgever. Ik beschik over de onderbouwing die in een bodemprocedure relevant zal zijn voor de vraag een billijke vergoeding aan de orde is. Een snelle, minnelijke regeling heeft in mijn ogen voor beide partijen voordelen. Op basis daarvan stel ik voor om de beëindigingsvergoeding te verhogen naar €27.500, zodat partijen dit dossier kunnen afronden zonder verdere juridische stappen.’

2.2. Terecht heeft de gemeente dit bericht aangemerkt als een ontbindingsverklaring, want [verweerder] heropent de discussie die ter zitting werd gevoerd en hij wil alléén een minnelijke regeling als hij € 27.500 extra krijgt; anders zijn verdere juridische stappen nodig. Hij is dus niet tevreden met de gesloten vaststellingsovereenkomst. Door deze verklaring is de vaststellingsovereenkomst dus ontbonden.

2.3. [verweerder] heeft nog aangevoerd, dat hij alleen maar bedoelde te onderhandelen, maar het gaat erom hoe de gemeente deze brief mocht opvatten. Als dat, zoals hier, terecht als een ontbindingsverklaring mocht worden opgevat, kan [verweerder] niet meer terugvallen op de ter zitting bereikte overeenstemming. Deze overeenkomst bestaat namelijk niet meer. [verweerder] kan niet, als het resultaat hem bij nader inzien niet bevalt, zijn ontbinding ongedaan maken.

De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden

2.4. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Er is namelijk voldaan aan de voorwaarden voor opzegging en er geldt geen opzegverbod (artikel 7:671b lid 2 BW). Hierna wordt uitgelegd waarom.

Er is een redelijke grond

2.5. Een voorwaarde voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst is dat daar een redelijke grond voor is (artikel 7:669 lid 1 BW).

2.6. De gemeente stelt dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding waardoor het niet redelijk is als zij de arbeidsovereenkomst moet laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder g BW). Dat is een redelijke grond als de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam is verstoord. De kantonrechter vindt dat hiervan sprake is. Hierna wordt uitgelegd waarom.

2.7. [verweerder] schrijft telkens dat hij ‘wil werken aan onderling vertrouwen’, maar zijn gedrag is en overige schriftelijke verklaringen zijn daar volledig mee in strijd. Een typerend voorbeeld van deze tegenstrijdigheid is dit bericht van [verweerder] : ‘Zoals ik maandag 20 november jl. in mijn mail aan je heb medegedeeld, is de audio uitsluitend voor eigen gebruik. Het opnemen van een zakelijk gesprek is bij wet niet verboden, ook staat hier conform de 'Gedragscode 2016' geen verbod op. Op grond hiervan zal je de audio niet op, of voor, 24 november 2023 ontvangen. Aan ons vertrouwen zou ik graag willen werken. Hopelijk kunnen wij middels de mediators elkaar beter begrijpen.’

2.8. Uit het dossier blijkt verder dat [verweerder] de gemeente de afgelopen jaren meerdere keren beschuldigt van onder andere – of in ieder geval insinueert dat er sprake is van – discriminatie, gebrek aan integriteit en gebrek aan bescherming van de privacy van werknemers. Daaraan verbindt hij meer dan eens het dreigement om ermee naar buiten te treden als de gemeente niet tegemoet komt aan zijn wensen, zoals het betalen van een hoge beëindigingsvergoeding. Dat is niet hoe een goed werknemer zich hoort te gedragen. En de gemeente hoeft dit als werkgever niet te accepteren.

2.9. [verweerder] is het met veel dingen niet eens en klaagt over zijn collega’s en leidinggevenden. Hij verwijt de gemeente vervolgens dat zij hem hierin niet serieus nemen, maar dat klopt niet. Het opstellen van een verbeterplan heeft zeer lang geduurd, omdat de gemeente wel iets deed met de input van [verweerder] . Klachten over gedrag zijn op deugdelijke wijze onderzocht en hieruit is gebleken dat de gemeente of haar werknemers niets hebben misdaan. Er heeft mediation plaatsgevonden, er is een verbetertraject doorlopen en vervolgens zijn stappen gezet om een herplaatsingstraject te starten. De gemeente heeft aan al haar wettelijke plichten ten opzichte van [verweerder] voldaan. Maar [verweerder] wil altijd meer of anders. Zo bepaalt hij zelf aan wie hij vrij vraagt of met wie hij daarover overlegt. Ook komt hij stelselmatig naar kantoor terwijl hij geschorst is. Weliswaar naar eigen zeggen om aan het verweerschrift in deze procedure te werken, maar dat is geen geldige reden om tijdens een schorsing naar kantoor te komen. [verweerder] is niet voor niets geschorst.

2.10. Omdat het verzoek al op de g-grond wordt toegewezen, worden de primaire en de meer subsidiaire grond niet besproken.

[verweerder] kan niet worden herplaatst

2.11. Voor ontbinding is verder vereist dat [verweerder] niet binnen een redelijke termijn kan worden herplaatst in een andere passende functie (artikel 7:669 lid 1 BW). Aan die eis is voldaan. Omdat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] ligt het niet voor de hand dat hij kan worden herplaatst. In dit geval liep er bovendien al een herplaatsingstraject dat niet goed van de grond is gekomen.

Er geldt geen opzegverbod

2.12. Nog een vereiste voor ontbinding is dat er geen opzegverbod geldt waardoor ontbinding niet is toegestaan. Aan die eis is ook voldaan. Er geldt namelijk geen opzegverbod. De bedrijfsarts heeft geoordeeld dat [verweerder] vanaf eind januari 2025 zijn volledige contracturen beschikbaar is. Dat erkent [verweerder] ook. Hij betwist dat dat betekent dat hij beter is/niet meer arbeidsongeschikt. Hij zegt niet dat hij ziek is, maar hij is ook niet formeel beter, aldus [verweerder] . Niet duidelijk is wat [verweerder] bedoelt met ’formeel beter’. Er is geen verschil tussen formeel en informeel beter/ziek. Het klopt dat [verweerder] niet meer volledig heeft gewerkt na zijn ziekte, omdat hij op non-actief is gesteld. Maar, dat betekent niet dat hij in verband met zijn ziekte niet kón werken. Dat kon hij wel. Er stond geen ziekte aan het werken in de weg, maar de schorsing. Zelfs als [verweerder] nog wel voor een klein deel ziek zou zijn geweest zou dat niet aan een ontbinding in de weg staan, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte.

De arbeidsovereenkomst eindigt op 1 september 2025

2.13. Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 1 september 2025 (artikel 7:671b lid 9 BW). Daarbij is rekening gehouden met de opzegtermijn en de duur van deze procedure. De gemeente moet een transitievergoeding betalen

2.14. [verweerder] heeft recht op een transitievergoeding omdat aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan en geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] (artikel 7:673 lid 1 en lid 7 BW). De gemeente koppelt een salaris van € 3.797,00 exclusief vakantiegeld aan schaal 8 trede 8. [verweerder] voert tijdens de zitting aan dat schaal 8 trede 8 inmiddels wel wat hoger is, namelijk een bedrag van € 4.071,00. De partijen zijn het er kennelijk over eens dat het loon van [verweerder] volgens schaal 8 trede 8 bepaald moet worden. Daar past volgens de salaristabel uit de cao gemeenten een loon van € 4.037,00 bij. Op basis van dat bedrag en de duur van de arbeidsovereenkomst is de hoogte van de transitievergoeding € 7.244,77 bruto. Dit bedrag moet de gemeente betalen.

De gemeente en [verweerder] moeten de eigen proceskosten betalen

2.15. De kantonrechter bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad

2.16. Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1. ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 september 2025;

3.2. veroordeelt de gemeente om aan [verweerder] een transitievergoeding van € 7.244,77 bruto te betalen;

3.3. bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen;

3.4. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

3.5. wijst al het andere af.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken. 703