Uitspraak inhoud

Team straf 1

Parketnummer: 83/205996-21 Datum uitspraak: 22 juli 2025 Tegenspraak (279 Sv)

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres], raadsman mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 2 juli 2025, 4 juli 2025 en 22 juli 2025.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. van der Kallen heeft gevorderd:

4 Waardering van het bewijs

4.1. Bewijswaardering

4.1.1. Standpunt verdediging ten aanzien van het primair ten laste gelegde De door de verdachte verstrekte inloggegevens voor de administratie van [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) zijn door de curator gewijzigd, waardoor de verdachte niet in staat is geweest de administratie bij te werken en (verder) te verstrekken aan de curator. Hij is ook geruime tijd ziek geweest, waardoor hij niet in staat was de administratie bij te werken of te verstrekken. Daarnaast heeft de verdachte aangeboden de fysieke administratie aan de curator te verstrekken. Dit werd echter geweigerd. Door deze feiten en omstandigheden heeft de verdachte niet kunnen voldoen aan de afgifteplicht en kan zijn opzet daarop niet bewezen worden, zodat hij moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair was er geen sprake van medeplegen met de [medeverdachte] nu er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.

4.1.2. Beoordeling Volgens de aangifte is aan de verdachte en zijn medebestuurder gevraagd de volledige administratie van [bedrijf] terstond af te geven. Dat is niet gebeurd. Vast staat dat [bedrijf] op 28 november 2017 failliet is verklaard en de administratie van de vennootschap digitaal bijgewerkt was tot medio 2017. De fysieke administratie die blijkens de verklaring van de verdachte kennelijk wel voorhanden was en die ook zou zien op de periode na medio 2017, is nooit verstrekt. Het door de verdachte en de verdediging geschetste alternatieve scenario dat de resterende, fysieke administratie (niet terstond maar wel binnen redelijke termijn) is aangeboden aan de curator en dat de curator die niet in ontvangst wilde nemen, is niet aannemelijk geworden. Dit volgt niet uit de verklaringen van de curatoren en uit het tapgesprek van 5 augustus 2019 tussen de verdachte en de medeverdachte (TAP-017), waarin de verdachten – ruim acht maanden na het faillissement en na de (herhaalde) verzoeken van de curator – onderling contact hebben over het bewust niets melden aan de curator.

Dat de verdachte geruime tijd ziek is geweest, doet geen afbreuk aan het bovenstaande. Hij heeft immers ook nadat hij weer gerevalideerd was, de administratie niet verstrekt.

Uit het feit dat verdachte en [medeverdachte] beiden bestuurders waren van [bedrijf], zij samen bij de curator zijn geweest en uit voornoemd tapgesprek, volgt de nauwe en bewuste samenwerking die de verdachte en [medeverdachte] hadden omtrent het niet-aanleveren van administratie bij de curator, zodat ook dat onderdeel van de tenlastelegging bewezen kan worden verklaard.

4.1.3. Conclusie Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.

4.2. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 november 2017 tot en met 15 januari 2020 te Uithoorn en/of Hoofddorp en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf], welke vennootschap bij vonnis van de rechtbank Amsterdam op 28 november 2017 in staat van faillissement is verklaard, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator heeft verstrekt, immers, heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet terstond nadat de curator(en) hier (meermalen) om had(den) verzocht de (gehele) administratie (onder meer factu(u)r(en) en/of de (gehele)(digitale) boekhouding en/of bankafschriften en/of correspondentie en/of (een kopie van) lopende overeenkomsten en/of de meest recente crediteurenlijst en/of debiteurenlijst en/of een voorraadlijst en/of overzicht overige activa en/of jaarstukken vanaf de oprichtingsdatum) aan de curator(en) in het faillissement van voornoemde rechtspersoon verstrekt;

5 Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

Medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon, tijdens het faillissement van de rechtspersoon, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekken.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

Ernst en gevolgen van het feit De verdachte heeft zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan faillissementsfraude door als bestuurder van een gefailleerde vennootschap de administratie van die vennootschap niet te verstrekken aan de curator.

Dat is een kwalijk feit. De verdachte heeft het de curator zeer lastig, zo niet onmogelijk, gemaakt om het faillissement op een effectieve en juiste wijze af te wikkelen. Uit de het tapgesprek tussen de verdachte en de medeverdachte blijkt zelfs de boze opzet hierop. Dat hele faillissement kan hen “aan hun reet roesten”. Wat het feit verder nog extra kwalijk maakt, is dat het dossier aanwijzingen bevat dat de verdachte en de medeverdachte gelden uit de onderneming hebben onttrokken ten behoeve van zichzelf. Gelet op de onvolledigheid van de administratie valt dit nu niet meer te controleren en daardoor worden mogelijk de schuldeisers benadeeld. Dit soort handelen tast daarnaast ook het vertrouwen tussen ondernemers onderling aan, hetgeen juist van essentieel belang is voor een goed functionerend handelsverkeer.

Persoonlijke omstandigheden De verdachte is in Nederland niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Passende straf Gezien de ernst van het feit is in beginsel een taakstraf van aanzienlijke omvang een passende straf. De rechtbank dacht daarbij aan een taakstraf van 120 uur. Er moet echter ook worden meegewogen dat de redelijke termijn waarbinnen de verdachte zou moeten zijn berecht, fors is overschreden. Dit hangt mede samen met het gegeven dat het onderzoek in deze zaak onderdeel is van een veel groter onderzoek, maar dat is in geen enkel opzicht aan de verdachte te wijten. De rechtbank zal daarom volstaan met een taakstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis bij het niet-voldoen van de taakstraf.

8 Vordering benadeelde partij

8.1. Beoordeling Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], namens [bedrijf], ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 615.644,41 aan materiële schade, te weten het gehele tekort in het faillissement. De benadeelde partij is niet verschenen tijdens de inhoudelijke mondelinge behandelingen.

In overeenstemming met wat de officier van justitie en de verdediging hebben betoogd, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Het is niet komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met bewezen verklaarde feit.

Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

8.2. Conclusie In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 344a van het Wetboek van Strafrecht.

10 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van40 (veertig) dagen;

verklaart de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;

veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter, en mrs. J.J. Klomp en J.C. Tijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 november 2017 tot en met 15 januari 2020 te Uithoorn en/of Hoofddorp en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

als bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf], welke vennootschap bij vonnis van de rechtbank Amsterdam op 28 november 2017 in staat van faillissement is verklaard, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator heeft verstrekt,

immers, heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet terstond nadat de curator(en) hier (meermalen) om had(den) verzocht de (gehele) administratie (onder meer factu(u)r(en) en/of de (gehele)(digitale) boekhouding en/of bankafschriften en/of correspondentie en/of (een kopie van) lopende overeenkomsten en/of de meest recente crediteurenlijst en/of debiteurenlijst en/of een voorraadlijst en/of overzicht overige activa en/of jaarstukken vanaf de oprichtingsdatum) aan de curator(en) in het faillissement van voornoemde rechtspersoon verstrekt;

subsidiair:

Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 15 januari 2020 te Uithoorn en/of Hoofddorp en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

als bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf], welke vennootschap bij vonnis van de rechtbank Amsterdam op 28 november 2017 in staat van faillissement is verklaard, voor of tijdens het faillissement opzettelijk niet heeft voldaan aan of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de vereffening wordt bemoeilijkt,

immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet nadat de curator(en) hier (meermalen) om had(den) verzocht de (gehele) administratie (onder meer factu(u)r(en) en/of de (gehele)(digitale) boekhouding en/of bankafschriften en/of correspondentie en/of (een kopie van) lopende overeenkomsten en/of de meest recente crediteurenlijst en/of debiteurenlijst en/of een voorraadlijst en/of overzicht overige activa en/of jaarstukken vanaf de oprichtingsdatum) aan de curator(en) in het faillissement van voomoemde rechtspersoon verstrekt, ten gevolge waarvan de curator(en) niet (goed) in staat zijn de oorzaak van het faillissement te onderzoeken en/of de eventuele baten vast te stellen en/of de belangen van de schuldeisers te behartigen;