Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10861 - Kantonrechter oordeelt: studiekostenbeding voor verplichte scholing is nietig - 29 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1086129 augustus 2025

Essentie

De kantonrechter oordeelt dat een studiekostenbeding nietig is als de scholing, zoals CO-vakmanschap, verplicht is voor de werkgever om aan te bieden op grond van artikel 7:611a lid 2 BW. De kosten mogen dan niet op de werknemer worden verhaald bij beëindiging van het dienstverband.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11541648 CV EXPL 25-3115

datum uitspraak: 29 augustus 2025

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van

Evelo B.V., vestigingsplaats: Zevenbergen (gemeente Moerdijk), eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gemachtigde: mr. drs. J.J.F.M. Konings,

tegen

[persoon A], woonplaats: [woonplaats] , gedaagde in conventie, eiser in reconventie, die zelf procedeert.

De partijen worden ‘Evelo’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1 De procedure

1.1. Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

1.2. Op 31 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting met partijen besproken. Namens Evelo was daarbij aanwezig de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ), [naam functie] , bijgestaan door mr. A.A.N. den Drijver namens de gemachtigde. [persoon A] is ook verschenen, vergezeld door zijn broer.

2 De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1. [persoon A] is op 1 mei 2023 in dienst getreden bij Evelo in de functie van installatie-monteur. [persoon A] heeft de arbeidsovereenkomst per 31 december 2023 opgezegd.

2.2. Evelo stelt dat [persoon A] de door Evelo betaalde studiekosten van € 2.568,18 op grond van de tussen partijen gesloten studiekostenovereenkomst moet terugbetalen, dat [persoon A] op grond van de arbeidsovereenkomst een boete van € 4.900,50 is verschuldigd vanwege 81 keer met de bedrijfsbus gemaakte privéritten en dat [persoon A] materiaal en gereedschap van Evelo heeft ontvreemd en daarvoor een vergoeding van € 4.207,51 is verschuldigd. Evelo eist dat [persoon A] wordt veroordeeld tot betaling van deze bedragen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. [persoon A] is het niet eens met de eis. Hij voert (onder andere) aan dat hij slechts 15 privéritten met de bedrijfsbus heeft gemaakt en dat hij geen gereedschap heeft ontvreemd. [persoon A] heeft de van Evelo ten behoeve van een privé klus bij een kennis geleende persbekkenset weer ingeleverd. Wel heeft [persoon A] voor deze klus een set wandbeugels en koppelingen van Evelo gebruikt. Deze materialen moeten nog verrekend worden. [persoon A] eist op zijn beurt dat Evelo een bedrag van € 2.030,14 netto aan loon met betrekking tot de eindafrekening aan hem betaalt.

2.3. De kantonrechter wijst in conventie een bedrag van € 750,- aan boetes met betrekking tot de 15 privéritten met de bedrijfsbus en een (vervangende schade)vergoeding van het materiaal en gereedschap tot een bedrag van € 3.141,17 toe. In reconventie wijst de kantonrechter het gevorderde loon van € 2.030,14 netto toe. Dit betekent dat [persoon A] na verrekening nog een bedrag van € 1.861,03 aan Evelo moet betalen, vermeerderd met rente en incassokosten. Hierna wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissing gekomen is. In conventie en in reconventie

De studiekostenovereenkomst is nietig; [persoon A] hoeft geen studiekosten te betalen

2.4. Partijen hebben op 26 april 2023 een studiekostenovereenkomst gesloten. In artikel 7:611a lid 2 BW is (kort gezegd) bepaald dat wanneer de werkgever verplicht is zijn werknemers scholing te verstrekken om het werk waarvoor zij zijn aangenomen uit te voeren, de werkgever deze scholing kosteloos moet aanbieden aan de werknemers. Evelo heeft tijdens de zitting verklaard dat de door [persoon A] gevolgde opleiding CO-vakmanschap en de cursus VCA verplicht was. Dit betekent dat de studiekosten-overeenkomst, waarbij de scholingskosten worden verhaald op [persoon A] , nietig is (artikel 7:611a lid 4 BW). De gevorderde terugbetaling van de scholingskosten van € 2.568,18 wordt reeds hierom afgewezen.

[persoon A] heeft de bedrijfsbus 15 keer privé gebruikt; hij moet een boete van € 750,- betalen

2.5. Evelo heeft tijdens de arbeidsovereenkomst een bedrijfsbus aan [persoon A] ter beschikking gesteld. In de door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst is bepaald dat deze bus alleen voor zakelijk verkeer mag worden gebruikt en dat [persoon A] een boete van € 50,- per keer is verschuldigd als hij de bus privé gebruikt. Evelo heeft gesteld dat [persoon A] de bus in totaal 81 keer voor privédoeleinden heeft gebruikt. [persoon A] heeft erkend dat hij de bus 15 keer privé heeft gebruikt en dat hij hiervoor boetes is verschuldigd. Voor wat betreft de overige ritten heeft [persoon A] aangevoerd dat hij mondeling met [persoon B] had afgesproken dat hij de bus ook mocht gebruiken om drie keer per week bij zijn ouders te eten, omdat dat adres op de route ligt van het vestigingsadres van Evelo in Zevenbergen en de woning van [persoon A] in Rotterdam en daarom een tussenstop was. [persoon B] heeft deze afspraak weliswaar betwist, maar [persoon A] heeft tijdens de zitting onweersproken aangevoerd dat de afstand tussen het vestigingsadres van Evelo en zijn woning 30 tot 35 kilometer bedraagt en dat de tussenstop bij zijn ouders slechts 4 tot 5 kilometer extra was. Gelet op dit zeer geringe aantal extra kilometers is de kantonrechter van oordeel dat dit in redelijkheid als woon-werkverkeer moet worden aangemerkt en dat [persoon A] hiervoor dus geen boete is verschuldigd. Het voorgaande leidt ertoe dat [persoon A] een boete van in totaal € 750,- (15 privéritten x € 50,-) moet betalen. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, omdat Evelo over deze boete geen btw aan de belastingdienst hoeft af te dragen.

[persoon A] moet € 3.141,17 voor de materialen en het gereedschap betalen

2.6. [persoon A] heeft erkend dat hij ten behoeve van een privé klus bij een kennis op vrijdag 8 december 2023 een set wandbeugels van Evelo heeft meegenomen en gemonteerd en dat de waarde van deze beugels nog verrekend moet worden. Partijen zijn het erover eens dat dit de laatste post op de factuur van Evelo van 6 maart 2024 ad € 116,18 betreft. [persoon A] moet dit bedrag dus betalen aan Evelo. Daarnaast staat vast dat [persoon A] voor deze klus een complete persbekkenset van Evelo heeft gebruikt. [persoon A] heeft aangevoerd dat hij deze set weer heeft teruggebracht bij Evelo, maar hij heeft hierover tegenstrijdige verklaringen afgelegd. In de conclusie van antwoord heeft [persoon A] aangevoerd dat hij de persbekkenset op maandag 18 december 2023 heeft ingeleverd bij Evelo. Dat zou betekenen dat [persoon A] de set nog ruim een week in zijn bezit heeft gehouden. Tijdens de zitting heeft [persoon A] echter tot vier keer toe aangevoerd dat hij de set al op maandag 11 december 2023 heeft teruggebracht bij Evelo. Uit de door Evelo overgelegde rittenregistratie van de bedrijfsbus blijkt dat [persoon A] die dag niet met de bus heeft gereden. Hij kan de persbekkenset toen dus niet hebben teruggebracht bij Evelo. Het is bovendien opmerkelijk dat [persoon A] in december 2023 niets heeft gecommuniceerd via (bijvoorbeeld) WhatsApp over (de gesteld verstrekte toestemming voor) het gebruik van de persbekkenset voor een privé klus en de teruggave daarvan. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat [persoon A] in het licht van de gemotiveerde stellingen van Evelo onvoldoende (consistent en eenduidig) heeft aangevoerd dat hij de persbekkenset na de klus weer bij Evelo heeft ingeleverd. Dit betekent dat [persoon A] gehouden is om het gereedschap aan Evelo te vergoeden. Partijen zijn het erover eens dat de nieuwwaarde van deze set in totaal € 3.361,10 is (€ 1.349,- + € 401,94 + € 1.610,16), dat de set een jaar oud was en dat het afschrijvingspercentage van dit gereedschap 10% per jaar bedraagt. Dit leidt ertoe dat [persoon A] 90% van € 3.361,10, derhalve € 3.024,99 is verschuldigd, vermeerderd met de waarde van de set beugels van € 116,18. In totaal moet [persoon A] dus € 3.141,17 aan Evelo betalen. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, omdat Evelo over deze schadevergoeding geen btw aan de belastingdienst hoeft af te dragen.

Evelo moet € 2.030,14 netto aan loon betalen

2.7. Partijen zijn het er over eens dat [persoon A] nog recht heeft op een bedrag van € 2.030,14 netto aan loon uit hoofde van de eindafrekening. Partijen wensen dat dit bedrag verrekend wordt met het door [persoon A] te betalen bedrag van in totaal € 3.891,17 (€ 750,- + € 3.141,17). Dit betekent dat [persoon A] nog € 1.861,03 aan Evelo moet betalen.

[persoon A] moet incassokosten van € 279,18 betalen

2.8. De door Evelo gevorderde incassokosten worden toegewezen tot een bedrag van € 279,18, passend bij de toewijsbare hoofdsom, omdat Evelo genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat dit moet worden betaald en [persoon A] dat niet heeft betwist. Evelo heeft de gevorderde btw over de incassokosten tijdens de zitting ingetrokken.

[persoon A] moet rente betalen

2.9. De rente wordt toegewezen over een bedrag van € 1.861,03 vanaf (de verzuimdatum) 14 maart 2024 (8 dagen na de factuur van 6 maart 2024) en over de buitengerechtelijke kosten van € 279,18 vanaf de dag van dagvaarding. Evelo heeft genoeg gesteld waaruit volgt dat deze rente moet worden betaald en [persoon A] heeft dat niet betwist.

De proceskosten worden gecompenseerd

2.10. De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, omdat partijen over en weer (deels) in het (on)gelijk worden gesteld. Dit betekent dat partijen hun eigen kosten dragen.

Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad

2.11. Dit vonnis wordt voor wat betreft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Evelo dat eist en [persoon A] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3 De beslissing

De kantonrechter:

in conventie en in reconventie

3.1. veroordeelt [persoon A] om aan Evelo te betalen € 1.861,03 aan hoofdsom en € 279,18 aan buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.861,03 vanaf 14 maart 2024 en over € 279,18 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;

3.2. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

3.3. verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;

3.4. wijst al het andere af.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken. 764