Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10807 - Rechtbank Rotterdam - 10 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1080710 september 2025

Uitspraak inhoud

vonnis

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/675146 / HA ZA 24-214

Vonnis van 10 september 2025

in de zaak van

[eiser], wonende te Oostvoorne, eiser, advocaat mr. T.S.G. Joemman te Rotterdam,

tegen

[gedaagde], wonende te Oostvoorne, gedaagde, advocaat mr. W.L. Timmers te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1. [eiser] is een zeer ervaren loods. Hij heeft in die hoedanigheid enige tijd in Oman (Sohar) gewerkt.

2.2 In Oman heeft hij in opdracht van IMCO (International Maritime College Oman) in 2022 een cursus verzorgd voor Omani loodsen. Deze cursus had het MOTC&IT (Ministery of Transport, Communication and Information Technology) als pilot training courseverplicht gesteld. Daartoe heeft hij een boek of syllabus (hierna: het boekwerk) samengesteld waarbij hij een voorwoord heeft geschreven. Het boekwerk is niet professioneel uitgegeven of ingebonden.

2.3 In de overeenkomst van opdracht die hij in dat kader met IMCO op 26 mei 2022 heeft gesloten wordt voor zover van belang bepaald: WHEREAS > IMCO is a College and Institute for education and training in the fields of seafaring, ports, transport and logistics and petrochemical and process engineering. > IMCO wishes to engage EJV([eiser], opm rb) for services as further specified in this Agreement. > The Parties wish to enter into this Agreement to set out rates and other conditions applicable when providing such services. IT IS HEREBY AGREED AS FOLLOWS 1. Subject

1.1. EJV shall provide, within the framework a "Pilot Training Course" & "Ship Handling & Bridge Teamwork Course" the following services: • Train Pilots & OSMC Officers during course timeframe. (…) 4. Applicable Law and Jurisdiction

4.1. This Agreement and any dispute or claim arising out of or in connection with it shall be governed by and construed in accordance with Oman law. (…)

5.3. Parties shall maintain the ownership of any intellectual property in their possession, even if used for the creation of their contribution under this Agreement. Each Party shall be owner of the intellectual property of the elements that they created in the execution of activities under this Agreement. IMCO shall have right of use/license of the elements created in the execution of the activities under this Agreement for unlimited duration.

2.4 Het boekwerk is in het Engels geschreven en heet Manoeuvring ships on paper. Het boekwerk begint met een voorwoord (preface). Dit luidt: Dear reader, The paper you're holding in your hands is the product of about thirty years of ‘collecting enthusiasm' of pilots, who were (and some are) involved in training apprentice pilots. [naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 4], [naam 5] , [naam 6], [naam 7] and I were teaching the topics ‘theory of manoeuvring’ and ‘manoeuvring in practice’ to trainee pilots in the Netherlands. All of us collected papers on subjects that interested us and that could clarify ships behaviour to our trainees. We tested in real and even made our own models to prove things. All this information, I put together in this paper. It is definitely not the first book on the subject and it will not be the last, but I think that most other books on the subject are written for the captains and mates more than pilots. Often ships behaviour in waves is explained extensively and the same time the famous Becker rudder is just mentioned in five sentences and one illustration. Extensive chapters on anchoring are written and azipods are ignored. I don't intend to explain how to manoeuvre a ship. Manoeuvring is even nowadays a skill that must be learned in practise. Trainee pilots learn the job on the spot from their older colleagues. Computers could not change that. Valuable input can come from simulators and from manned models. But in the end a trainee pilot will learn on a bridge, standing next to an older pilot. Especially when this pilot (and the captain) allow him to do the manoeuvring and allow him to make mistakes (as long as no damage is done). In this paper I explain why ships behave as they do. Why makes a bulk carrier the turn into a basin without any problem and why needs a container vessel with the same deadweight a push from the tug. Why is a Becker rudder far more effective than an ordinary one. When a pilot comes on board and the capitain says: ‘Pilot, the ship’s got a Jastram rudder’, the pilot can respond: ‘I heard of them’, instead of looking puzzled. And so on. I hope you will read all these thoughts with pleasure and I wish you a career with lots of water under your keel. Yours sincerely, [eiser].

2.5 [gedaagde] is eveneens een zeer ervaren loods, die in Oman als zodanig heeft gewerkt. Hij was daar gedurende enige tijd de leidinggevende van [eiser].

2.6 [gedaagde] heeft, toen [eiser] weer terug naar Nederland was gegaan, een keer dezelfde cursus voor IMCO (tussen eind augustus 2023 en 7 september 2023) verzorgd, ten behoeve van drie cursisten. Hij heeft daartoe met IMCO een overeenkomst gesloten die overeenkomstige afspraken bevatte als in 2.3 weergegeven.

2.7 Voor die cursus heeft hij gebruik gemaakt van het boekwerk van [eiser]. De tekst daarvan was ongewijzigd gelaten, maar de titel is veranderd in The theory of manoeuvring ships, het voorwoord is enigszins aangepast en de foto op de voorkant is vervangen door twee foto’s. Op de voorkant (onder de tweede foto) is *by [gedaagde]*gezet.

2.8 Het aangepaste voorwoord luidt: Dear student, salaam aleikum. The paper you're holding in your hands is the product of about thirty years of 'collecting enthusiasm’ of pilots, who were (and some are) involved in training apprentice pilots. [naam 1], [naam 2], [naam 7], [eiser] and I were teaching the topics 'Theory of Manoeuvring' and 'Manoeuvring in practice’ to trainee pilots in the Netherlands and some other countries. Some of us are also working as simulator trainer on the MARIN institute in Wageningen, a leading nautical center in the Netherlands. All of us collected papers on subjects that interested us and that could clarify ships behavior to our trainees. We tested in real and even made our own models to prove things. And of course our long experience of being pilot on all kind of ships! It is definitely not the first book on the subject and it will not be the last, but we think that most books on the subject are written for the Captains and mates more than pilots. Often ships behavior in waves is explained extensively and the same time the famous Becker rudder is just mentioned in five sentences and one illustration, extensive chapters on anchoring are written and Azipods are ignored. We don’t intend to explain how to manoeuvre a ship. Manoeuvring is even nowadays a skill that must be learned in practice. Trainee pilots learn the job on the spot from their older colleagues. Computers will never change that. Valuable input can come from simulators and from manned models. But in the end a trainee pilot will learn on a bridge, standing next to an experienced pilot. Especially when this pilot (and the Captain) allow him to do the maneuvering and allow him to make mistakes (as long as no damage is done of course). Sometimes handling a ship is a kind of an instinct. In this paper it's explained why ships behave as they do. Why makes a bulk carrier the turn into a basin without any problem and why needs a container vessel with the same deadweight a push from the tug. Why is a Becker rudder far more effective than an ordinary one. When a pilot comes on board and the Captain says: 'Pilot, the ship’s got a Jastram rudder’, the pilot can respond: ’I heard of them’, instead of looking puzzled. Or that his CPP is less effective than a fixed propeller. I hope you will read all these thoughts with pleasure and I wish you safe sailings and a lot of enjoyment in this fantastic job. Yours sincerely, [gedaagde]

2.9 In het kader van het onderwijs aan loodsen in Nederland van STODEL (Stichting Opleiding en Deskundigheidsbevordering Registerloodsen) wordt al jaren het STODEL compendium gebruikt. De versie uit 2019 is getiteld “Theorie van het manoeuvreren”. Tientallen afbeeldingen, teksten en illustraties in het boekwerk zijn ontleend aan het STODEL compendium uit 2019 (en voorgaande versies). [eiser] heeft zelf het hoofdstuk azimuth-schroeven in dat compendium geschreven.

2.10 Een schriftelijke verklaring d.d. 7 april 2024 luidt voor zover van belang als volgt (‘jij’ in deze verklaring is [gedaagde], die [naam 8] gevraagd heeft zijn verklaring op papier te zetten):

Ik ben [naam 8] en ik werk sinds 2012 voor IMCO en mijn functie is manager. Hierna wat er is gebeurd. Jij hebt inderdaad een cursus gegeven voor IMCO. Dat was van 27 augustus 2023 tot en met 7 september 2023 in Oman. IMCO heeft jou gevraagd de cursus te geven op onze locatie in Sohar. Dat heb jij 1 keer gedaan voor 3 cursisten en niet vaker. IMCO heeft de cursisten lesmateriaal gegeven dat [eiser]([eiser], opm. rb)in zijn eerdere cursussen voor IMCO gebruikte. Ons secretariaat heeft dat gekopieerd en voorzien van gaatjes en dergelijke. Een echt ingebonden boek is het niet en dat was het ook niet toen [eiser] de cursus gaf. IMCO mag dat lesmateriaal ook gebruiken. Dat staat in zijn contract en hebben we dus gedaan. Dat materiaal was ook goedgekeurd voor de cursus en daarom moest jij dat gebruiken als docent. Jij bent als docent bevoegd verklaard door het Ministry of Transport, Communications and IT of Oman. Wij hebben jou zeker niet gevraagd zulk lesmateriaal te maken. Daar werd je ook niet voor betaald. Je hebt, op ons verzoek, de introductiepagina en voorpagina aangepast als docent en die heeft IMCO toegevoegd aan het lesmateriaal. IMCO had niet de bedoeling om daarmee te doen alsof jij het lesmateriaal zou hebben gemaakt. Dit was meer bedoeld als introductie van jou als docent waarna het echte lesmateriaal kwam.

3 Het geschil

3.1. [eiser] vordert samengevat – I Voor recht te [laten] verklaren dat door het gebruik van de in de dagvaarding genoemde inbreukmakende teksten c.q. boekwerk inbreuk heeft gemaakt en maakt op de auteursrechten van eiser en onrechtmatig heeft gehandeld en handelt; II Gedaagde te bevelen om zich met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten en andere intellectuele eigendomsrechten van eiser, op straffe van een dwangsom; III Gedaagde te bevelen om zich onmiddellijk na betekening van dit vonnis te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van eiser, waaronder maar niet beperkt tot de verveelvoudiging en/of openbaarmaking van de in de Dagvaarding genoemde tekst/boekwerk in enige vorm op straffe van een dwangsom. IV Gedaagde te bevelen om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis een rectificatie, zowel in het Nederlands als in het Engels, (te laten verklaren dat gedaagde een inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van eiser) en te versturen naar de volgende betrokken/relevante partijen: o [naam 9]. o [naam 8]. o [naam 10]. E-mail adres: [e-mailadres 1] o [naam 11]. E-mail adres: [e-mailadres 2] [eiser] moet worden meegekopieerd in deze e-mail berichten. E-mail adres: [e-mailadres 3] V Gedaagde te bevelen om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis een rectificatie te plaatsen in het Algemeen Dagblad. VI Gedaagde te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan eiser voor de schade die is ontstaan als gevolg van het gebruik van de inbreuk makende teksten c.q. boekwerk nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente. VII Gedaagde te veroordelen in de buitengerechtelijke juridische kosten ad € 822,80, VIII Gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding ex. art. 1019h Rv te vermeerderen met de wettelijke rente, en in de nakosten.

Ter zitting is de vordering onder V ingetrokken.

3.2. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1. Nu beide partijen Nederlanders zijn die thans in Nederland wonen is deze rechtbank bevoegd, zoals partijen ook tot uitgangspunt nemen.

Partijen twisten over het toepasselijk recht. Daarop wordt hierna, bij de verschillende grondslagen, teruggekomen.

Kern van de verwijten

4.2 In feite zijn er, zoals ter zitting nader is toegelicht, twee aspecten die voor [eiser] van belang zijn; zijn vorderingen zijn daarop gebaseerd.

Het eerste is het voorwoord en in het bijzonder het door [gedaagde] vrijwel ongewijzigd overnemen van de tekst van [eiser], maar daaronder zijn, [gedaagde]’s, naam vermelden in plaats van de naam van [eiser]. Dat acht [eiser] in strijd met zijn persoonlijkheidsrecht (art. 25 Aw) en jegens hem onrechtmatig.

Het tweede verwijt ziet op inbreuk op zijn exploitatierechten, tot uitdrukking komend in het gebruiken van het boekwerk (met voorwoord) waarop [eiser] rechthebbende is en het meegeven daarvan aan (een) cursist(en). Dat is in het bijzonder schadelijk vanwege de voorgenomen exploitatie van het boekwerk in de toekomst; [eiser] is van plan het boekwerk commercieel te laten uitgeven en daarvoor in Nederland en bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk € 40 per exemplaar te vragen.

Persoonlijkheidsrecht-het voorwoord

4.3 [eiser] gaat uit van toepasselijkheid van Nederlands recht. [gedaagde] betwist dat Nederlands recht van toepassing is, nu alle relevante gedragingen zich in Oman hebben afgespeeld.

De rechtbank kan in het midden laten welk recht van toepassing is, nu de handelingen van [eiser] zowel naar Nederlands recht als naar dat van Oman niet toelaatbaar zijn. Dat wordt als volgt toegelicht.

4.4 Dat het voorwoord een werk, in de zin van een persoonlijke, creatieve schepping, van [eiser] is staat als zodanig, terecht, tussen partijen niet ter discussie. Het gaat dus om een werk in auteursrechtelijke zin, zowel naar Nederlands recht als naar het in dit opzicht in de kern gelijke Omaanse recht. [gedaagde] heeft grote delen van dat voorwoord letterlijk overgenomen. Nu [gedaagde] de tekst slechts beperkt heeft aangepast maar daaronder wel zijn naam heeft gezet in plaats van die van [eiser] is dat strijdig met art. 25 Aw. Daardoor wordt immers niet alleen de indruk gewekt dat [gedaagde] de maker is, maar blijkt bovendien niet langer dat [eiser] dat is. Het recht van Oman kent in art.5 van de Law on Copyright and Neighboring Rights (promulgated by Royal Decree No. 65/2008) bescherming van de “moral rights” van de maker van het werk. Die bepaling geeft een gelijksoortige bescherming als art. 25 Aw. In het midden kan daarbij blijven of aan alle Omaanse vormvoorschriften is voldaan, nu de remedie die wordt gevraagd bestaat uit een verklaring voor recht en een vergoeding van immateriële schade, waarvoor de lex fori geldt, dus Nederlands recht. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat die remedies naar het recht van Oman niet beschikbaar zijn.

4.5 [gedaagde] heeft met verwijzing naar de verklaring van [naam 8] (zie 2.10) gesteld dat IMCO hem had opgedragen de cursus te verzorgen en het voorwoord aan te passen en dat niet hij, [gedaagde], maar IMCO dat voorwoord heeft toegevoegd aan het lesmateriaal. Daarom zou niet [gedaagde] maar hoogstens IMCO kunnen worden aangesproken.

Dat verweer faalt. Uit de brief van [naam 8] blijkt dat het de bedoeling was dat [gedaagde] het voorwoord zo zou aanpassen dat duidelijk werd dat hij, en niet [eiser], in het najaar van 2023 als docent zou optreden. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan, hoewel dat eenvoudig mogelijk was geweest en hij redelijkerwijs ook had moeten begrijpen dat het belangrijk was dat de ondertekening niet de indruk zou wekken dat hij, [gedaagde], het materiaal had samengesteld en het voorwoord had geschreven terwijl dat in feite door [eiser] was gebeurd. Daarom is [gedaagde] zelf, persoonlijk, aansprakelijk.

4.6 [gedaagde] heeft (met een verklaring van een cursist onderbouwd) gesteld, en [eiser] heeft niet betwist, dat hij later aan de cursisten duidelijk heeft gemaakt dat [eiser] het boekwerk had samengesteld en daarbij het voorwoord had geschreven. Dat doet aan de oorspronkelijke schending niet af en de naamsvermelding in het boekwerk is niet aangepast, zodat dit niet voldoende is om vordering I af te wijzen. Voor het overige wordt daarop later teruggekomen.

4.7 Dat het voorwoord niet als zelfstandig werk geëxploiteerd kan worden, zoals [gedaagde] nog stelt, doet niet ter zake omdat het hier om schending van een persoonlijkheidsrecht gaat.

4.8 Vordering I is daarmee in zoverre toewijsbaar dat voor recht zal worden verklaard dat [eiser] door zijn naam onder het voorwoord te zetten zonder er melding van te maken dat [eiser] de maker van dat voorwoord was inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser].

4.9 Het tweede deel van vordering I is gegrond op onrechtmatige daad. Daarop is ingevolge art.4 lid 3 van Rome II Nederlands recht van toepassing, nu het geschil een nauwe band met Nederland heeft. IMCO heeft immers banden met Nederland en beide partijen zijn Nederlander en wonen in Nederland. Naar Nederlands recht is het hiervoor beschreven aanpassen van de ondertekening van het voorwoord door [gedaagde] niet alleen in strijd met art. 25 Aw maar ook onrechtmatig omdat het in strijd is met wat in het maatschappelijk verkeer betaamt. Aan de hiervoor gegeven redenen wordt nog toegevoegd dat [gedaagde], die [eiser] kende, met hem had kunnen overleggen over de wijze waarop de instructies van IMCO zouden worden opgevolgd. Dat had van hem in redelijkheid ook verwacht mogen worden, nu voor [gedaagde] duidelijk moet zijn geweest dat het voorwoord een heel persoonlijk verhaal van [eiser] was en dat [eiser] bezwaar zou hebben tegen deze aanpak. Daarbij weegt de hiervoor onder 4.6 bedoelde nadere toelichting wel mee, maar de normoverschrijding wordt daarmee niet weggenomen. Dat zou overigens naar het recht van Oman niet anders zijn.

Ook dat deel van vordering I is dus toewijsbaar.

De vermelding “by [gedaagde]” op de voorkant, op de onderkant van de tweede foto, speelt daarbij overigens geen rol. Deze foto stond niet op de voorkant van het door [eiser] gemaakte boekwerk. [gedaagde] heeft gesteld, en [eiser] heeft dat niet betwist, dat hij die foto zelf heeft gemaakt. Dat zijn naam als fotograaf op die foto staat maakt voor voormelde afweging geen verschil.

Exploitatierechten- inbreuk

4.10 [eiser] stelt dat hij rechthebbende is op het gehele boekwerk (inclusief het voorwoord) en dat [gedaagde] aan hem, [eiser], voorbehouden handelingen heeft gepleegd door deze voor het onderwijs te gebruiken en daarvan een kopie aan een of meer cursisten mee te geven. Hij meent dat Nederlands recht van toepassing is. [gedaagde] betwist dat Nederlands recht van toepassing is, nu alle relevante gedragingen zich in Oman hebben afgespeeld en het verbod dat wordt gevraagd gelet op de toelichting van [gedaagde] ziet op, in elk geval Oman, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Het beginsel van de lex protectionis (art 8 lid 1 Rome II) brengt dan mee dat het recht van in elk geval die drie landen toegepast moet worden.

4.11 [gedaagde] betwist verder dat het boekwerk auteursrechtelijke bescherming toekomt (het is een bundeling teksten van met name anderen, grotendeels bestaande uit niet beschermbare wiskundige formules, natuurkundige wetten, technische beschrijvingen en didactische uitwerkingen daarvan), dat [eiser] rechthebbende is (dat is IMCO, nu het boekwerk in haar opdracht en onder werktijd is gemaakt), dat [eiser] bevoegd is tot handhaving en exploitatie (opdrachten/volmachten van de makers van de teksten ontbreken) en dat hij voorbehouden handelingen heeft verricht/ verveelvoudigd heeft (dat was IMCO). Ook wijst hij (subsidiair) op de eeuwigdurende licentie aan IMCO en de onderwijsexceptie.

4.12 De stellingen van [eiser] zijn, gelet op deze verweren, onvoldoende onderbouwd om zijn vorderingen in dit opzicht, naar Nederlands recht beoordeeld, toe te kunnen wijzen. De rechtbank licht dit toe.

[eiser] heeft niet het gehele boekwerk in het geding gebracht. Hij heeft wel erkend dat het boekwerk bestaat uit een compilatie van allerlei teksten en dat een deel daarvan wis- en natuurkundige wetten en principes weergeeft, die als zodanig niet beschermd zijn. Ten aanzien van één concrete tekst (die slechts een zeer beperkt deel van het boekwerk vormt) staat vast dat [eiser] die geschreven heeft en van andere teksten stelt hij dat hij toestemming van de maker heeft, maar onduidelijk is of dat op alle teksten slaat en voor welk doel die toestemming is verleend. Er zou verder een bronvermelding zijn opgenomen, maar details worden niet vermeld. De rechtbank kan zich in die situatie geen behoorlijk beeld vormen van het boekwerk. Verder is er, gelet op de niet aanstonds falende verweren, zoveel onduidelijkheid over de inhoud daarvan dat er niet, zeker niet zonder meer, vanuitgegaan kan worden dat [eiser] rechthebbende op het gehele boekwerk is (al dan niet als verzamelaar in de zin van art. 5 Aw) en uit dien hoofde kan optreden tegen inbreukmakers.

4.13 Als er, veronderstellenderwijs, van uitgegaan zou worden dat [eiser] rechthebbende is, is voor toewijzing van de vorderingen verder nodig dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op die rechten. Gelet op de vaststaande context is het door [eiser] gestelde daarvoor onvoldoende, gelet op de verklaring van IMCO. Het gebruiken van het boekwerk als lesmateriaal deed [gedaagde] duidelijk in opdracht van IMCO, in het kader van de cursus, net als [eiser] dat eerder zelf ook gedaan had. Ook uit de door [eiser] zelf overgelegde berichten blijkt dat. Daargelaten of dit onder de onderwijsexceptie valt (een tegenhanger daarvan bestaat overigens ook in het recht van Oman) is het niet [gedaagde] maar IMCO die (eventueel) aansprakelijk is. Dat geldt ook voor het geval dat [gedaagde] een kopie aan een of meer cursisten heeft meegegeven, nu dat dan in direct verband met de cursus is geweest. Bovendien bevat de overeenkomst tussen [eiser] en IMCO een eeuwigdurende licentie aan IMCO. IMCO mocht het boekwerk dus door [gedaagde] laten gebruiken (en eventueel verspreiden). Vordering I is dus niet toewijsbaar voor zover het op dit verwijt ziet.

De rechtbank begrijpt de vorderingen zo, gelet op het partijdebat, dat [eiser] zich niet op inbreuk van zijn exploitatierechten beroept voor zover het gaat om het voorwoord, omdat het hem daar om zijn persoonlijkheidsrecht te doen is en het voorwoord speciaal geschreven was voor de door [eiser] in Oman verzorgde cursus. Voor zover hij de vordering toch anders bedoeld heeft strandt die op hetgeen hiervoor omtrent de opdracht en licentie van IMCO is overwogen.

De overige vorderingen

4.14 De vorderingen II en III, die zien op bevelen, zijn niet toewijsbaar. De inbreuk op het persoonlijkheidsrecht heeft slechts betrekking op een openbaarmaking in een eenmalige cursus met drie cursisten in Oman in 2023. Voor het overige is niets gesteld waaruit kan worden opgemaakt dat het boekwerk met dit aangepaste voorwoord is verspreid. Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat die inbreuk zich zal herhalen, mede gelet op de hiervoor al genoemde mededeling van [gedaagde] aan de cursisten in Oman dat [eiser] en niet hij het voorwoord geschreven had. [gedaagde] heeft ter zitting expliciet toegezegd dat hij ervoor zal zorgen dat deze inbreuk zich niet herhaalt.

4.15 Ter zitting is gebleken dat [eiser] met vordering IV, die niet heel duidelijk is verwoord, wil bereiken dat voor een ieder, en met name voor de onder vordering IV met name genoemde derden, duidelijk wordt dat [gedaagde] ten onrechte de indruk heeft gewekt dat hij het voorwoord had geschreven, terwijl dat [eiser] is geweest. Dat resultaat wordt echter grotendeels al bereikt met dit vonnis, dat gepubliceerd zal worden op rechtspraak.nl. Verder is ter zitting verklaard dat [gedaagde] bereid is om het dictum van dit vonnis aan de daar genoemde personen te zenden. De rechtbank gaat ervan uit dat hij dat zal doen. Voor een veroordeling daartoe, met de daaruit mogelijk voortvloeiende executieproblemen, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding. De advocaten van partijen kunnen eventueel afspraken maken over toezending en de in dat opzicht voor sommige adressanten noodzakelijke vertaling.

schade

4.16 Voor toewijzing van vordering VI is nodig dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is en dat deze schade niet in deze procedure kan worden bepaald. Aan die voorwaarden is niet voldaan. De rechtbank licht dit toe.

Het gaat kennelijk ten dele om immateriële schade. [eiser] voelt zich beledigd en gekwetst. Dit vonnis, en de verklaring voor recht, zal daaraan deels tegemoetkomen. Nu niet is gebleken dat er sprake was van opzet is aan de eisen die art. 6:106 onder a BW stelt niet voldaan. Over geestelijk letsel is niets gesteld of gebleken. Er is onvoldoende toegelicht waarin een aantasting in de persoon op andere wijze gelegen zou zijn. Datzelfde geldt voor schade aan eer en goede naam, zodat ook aan de eisen van art. 6:106 onder b BW niet is voldaan.

4.17 Voor zover wordt gedoeld op materiële schade gaat het om te vrezen ongunstige invloed op de na uitgave van het boekwerk te verwachten inkomsten. (Het voorwoord zelf vormt geen zelfstandig te exploiteren werk en dat stelt [eiser] ook niet; hij stelt ook niet dat hij dit voorwoord, dat hij speciaal voor de cursus in Oman geschreven had, in het uit te geven boekwerk gaat gebruiken.) [eiser] stelt dat hij voornemens is het boekwerk commercieel te laten uitgeven; hij heeft al een ISBN nummer aangevraagd en hij is van plan het boekwerk in Nederland en mogelijk het Verenigd Koninkrijk voor € 40 per exemplaar op de markt te brengen. Vordering VI ziet daarom ook op de financiële schade die hij lijdt in het kader van dat plan, doordat het boekwerk niet meer exclusief is. [gedaagde] betwist dat [eiser] dit plan daadwerkelijk zal en mag uitvoeren.

4.18 Dat verweer slaagt. De rechtbank licht dit toe. Het boekwerk is, zoals reeds opgemerkt, behoudens de voorpagina, het voorwoord en enige fragmenten niet in het geding gebracht, maar partijen zijn het er over eens dat het bestaat uit een compilatie van een groot aantal bestaande teksten. De tekst over azimuth-schroeven heeft [eiser] zelf geschreven, een deel van de overige inhoud is ontleend aan het zogenoemde STODEL Compendium en één artikel komt van de TU Delft. Omtrent de herkomst en ordening van de rest zijn beide partijen vaag; ook de bronvermelding is niet overgelegd. [eiser] heeft (behoudens ten aanzien van enige teksten uit het STODEL Compendium en van de TU Delft) niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat de rechthebbenden van zijn gebruik van hun teksten op de hoogte zijn. In het bijzonder heeft hij niet gesteld dat zij van de compilatie op de hoogte zijn, daarvoor toestemming hebben gegeven en instemmen met het voorgenomen gebruik door [eiser] in een commercieel uit te geven boekwerk (in plaats van in het kader van een zeer kleinschalige cursus in Oman). Wat de aard van de teksten betreft is in confesso dat het gedeeltelijk gaat om weergave (in de vorm van formules, teksten, grafieken en andere afbeeldingen) van algemeen bekende principes en natuurwetten, zoals de stelling van Pythagoras. Die vallen in principe niet onder het auteursrecht. Voorts zijn er, kennelijk, teksten met praktische wenken en ervaringen van diverse personen die zich met navigatie en loodswerk hebben beziggehouden. Die kunnen heel goed auteursrechtelijk beschermd zijn, maar niet behoorlijk onderbouwd is dat [eiser] rechthebbende is.

In deze situatie kan er niet van worden uitgegaan dat [eiser] vanuit auteursrechtelijk oogpunt het boekwerk commercieel zal mogen (laten) uitgeven en in dat kader negatieve gevolgen zou kunnen ondervinden van de hier vastgestelde schending van zijn persoonlijkheidsrecht. Daarbij komt dat, als dat anders was, de mogelijkheid van schade als gevolg van die inbreuk onvoldoende aannemelijk is. Van andere inbreuken waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is is geen sprake, zoals hiervoor is overwogen.

De schadevordering wordt dus afgewezen.

kosten

4.19 De vorderingen worden voor het grootste deel afgewezen, maar gelet op de afwijzende en laconieke reactie van [gedaagde] op de buitengerechtelijke brieven was deze procedure wel nodig voor [eiser] om vast te laten stellen dat het onder het slechts marginaal gewijzigde voorwoord zetten van de naam van [gedaagde] in plaats van die van [eiser] niet toelaatbaar was. Daarom zal [gedaagde] in de kosten worden veroordeeld, waarbij wordt uitgegaan van het indicatietarief voor een eenvoudige zaak (maximaal € 8.000).

Dat kosten zijn gemaakt tot een bedrag van € 7.500 (met inbegrip van de zitting) is voldoende onderbouwd. Dit bedrag omvat ook een vergoeding voor de brief van de advocaat (vordering VII). Nu deze kosten lager zijn dan het indicatietarief bestaat geen aanleiding om nader op de redelijkheid in te gaan.

4.20 Er is geen verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad (die gelet op het dictum ziet op de proceskostenveroordeling) en daarbij heeft [eiser] belang, zodat deze vordering wordt toegewezen.

5 De beslissing

De rechtbank

verklaart voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door in 2023 de naam van [eiser] te verwijderen van het voorwoord van het boekwerk en zijn eigen naam onder het grotendeels van de tekst van [eiser] overgenomen voorwoord van het boekwerk te zetten;

veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op heden begroot op € 136,72 aan explootkosten, € 1.325 aan griffierecht en € 7.500 aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als niet binnen 14 dagen is betaald en de nakosten ad € 92;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

vijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.