Uitspraak inhoud

vonnis

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/701901 / KG ZA 25-633

Vonnis in kort geding van 1 augustus 2025

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres, advocaten: mr. T. Geerlof en J. Rieff te Rotterdam,

tegen

de rechtspersoon naar vreemd recht C.F.E.B. SISLEY, gevestigd te Parijs, Frankrijk, die vrijwillig is verschenen, advocaat: mr. N.D.R. Nefkens te Amsterdam.

Partijen worden hierna [eiseres] en Sisley genoemd.

De zaak in het kort

Een parallelhandelaar is bij vonnis veroordeeld om gegevens aan een merkhouder te verstrekken in verband met twee aanbiedingen die merkinbreuk maakten. De parallelhandelaar vindt dat zij aan het vonnis heeft voldaan, maar de merkhouder vindt van niet. Dat ligt ten dele aan de interpretatie van het vonnis en voor een ander deel aan de onduidelijkheid van de gegevens die zijn verstrekt. De merkhouder dreigt met executie van flinke dwangsommen. Daarom vordert de parallelhandelaar nu in kort geding om de executie een halt toe te roepen totdat duidelijkheid is verkregen in het hoger beroep in de bodemzaak. De vordering wordt grotendeels toegewezen.

1 De procedure

1.1. Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:

1.2. De mondelinge behandeling zou plaatsvinden op 26 juni 2025. Deze is door omstandigheden aan de zijde van mr. Nefkens verplaatst naar 18 juli 2025.

1.3. Sisley heeft stukken in het geding gebracht die zij uit het bewijsbeslag heeft verkregen. Het betreft onder andere sales orders en verkooplijsten waarvan bepaalde informatie onzichtbaar is gemaakt. Aan het begin van de mondelinge behandeling heeft mr. Geerlof voorgesteld om de volledige stukken in het geding te brengen, mits deze als vertrouwelijk worden aangemerkt. Volgens hem blijkt daaruit dat in 2023 en 2024 geen verhandelingen in de Europese Unie hebben plaatsgevonden. Mr. Nefkens heeft hier bezwaar tegen gemaakt. Het verzoek is afgewezen omdat het te laat gedaan is. Nu het niet eerder met de wederpartij is besproken staat de goede procesorde er aan in de weg.

2 De feiten

2.1. [eiseres] is een parallelhandelaar in luxe cosmeticaproducten. Dit betekent dat zij in de Europese Economische Ruimte (EER) merkproducten buiten de officiële distributiekanalen van de merkhouder verhandelt, zonder expliciete toestemming van de merkhouder. [eiseres] beschikt over een netwerk van (tussen-)handelaren van wie zij de merkproducten inkoopt. Haar afnemers zijn professionele partijen die de merkproducten aan consumenten doorverkopen.

2.2. Sisley ontwerpt en produceert cosmetische producten, make-up, haarverzorging en geuren, die zij via een selectief distributiestelsel wereldwijd verkoopt. Zij is houdster van het Uniemerk Sisley en verschillende internationale registraties van het merk Sisley. De merken worden hierna ook wel aangeduid als de Sisley-merken. Het meest succesvolle product van Sisley is Emulsion Ecologique (oftewel Ecological Compound).

2.3. Bij e-mails van 16 maart 2023 en 13 mei 2024 heeft [eiseres] aan een grote groep potentiële afnemers Sisley-producten aangeboden (hierna: de massa-aanbiedingen). Sisley heeft [eiseres] daarop gesommeerd om het ongeautoriseerd gebruik van de Sisley-merken en de verkoop van Sisley-producten te staken en te verwijderen van haar website en andere communicatiemiddelen, een onthoudingsverklaring te tekenen en opgave te doen van de identiteit van de leveranciers met afschriften van relevante inkoopbewijzen. In februari 2024 heeft [eiseres] de Sisley-merken van haar website verwijderd.

2.4. Op 12 juli 2024 heeft Sisley, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag, ten laste van [eiseres] conservatoir bewijsbeslag doen leggen op 1) exports uit de administratie die betrekking hebben op Sisley-producten vanaf 1 januari 2023 en 2) mogelijk relevante data uit de mailboxen van handelaren, financiën en verkoop vanaf 1 januari 2023. Ten tijde van de beslaglegging heeft de deurwaarder geen Sisley-producten bij [eiseres] aangetroffen.

2.5. Bij vonnis in kort geding van 24 december 2024 (zaaknummer: C/09/672749 / KG ZA 24-874, hierna: het vonnis in kort geding) heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag kort samengevat overwogen dat naar voorlopig oordeel sprake is geweest van merkinbreukmakend handelen door [eiseres] in de Europese Unie en de Benelux door het ter verhandeling aanbieden van Sisley-producten. Daarbij is [eiseres] veroordeeld om in de Europese Unie iedere inbreuk op het Sisley-Uniemerk en in de Benelux iedere inbreuk op de internationale merkregistraties te staken en gestaakt te houden. Verder is [eiseres] veroordeeld om toe te staan en te gedogen dat 1) de deurwaarder een kopie van bepaalde in beslag genomen bescheiden die verband houden met het product Emulsion Ecologique (Ecological Compound) ter beschikking stelt aan de advocaat van Sisley en 2) dat de advocaat van Sisley daarvan afschriften maakt. Aan de veroordelingen zijn dwangsommen verbonden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.6. [eiseres] heeft tegen het vonnis in kort geding hoger beroep ingesteld. Daarnaast heeft zij een executiegeschil aanhangig gemaakt en daarin de schorsing van de executie van de in het vonnis in kort geding toegestane inzage in en afschrift van beslagen bescheiden gevorderd. De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag heeft de vordering van [eiseres] bij mondeling vonnis van 7 januari 2025 afgewezen.

2.7. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in de bodemzaak van 4 juni 2025 (met zaaknummer C/09/671768 / HA ZA 24-738, hierna: het vonnis) heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld dat [eiseres] met (het verzenden van) de massa-aanbiedingen inbreuk heeft gemaakt op de Sisley-merken in de Europese Unie (Uniemerk) en de Benelux (internationale merkregistraties). Daarbij is [eiseres] onder oplegging van een dwangsom veroordeeld om in de Europese Unie iedere inbreuk op het Uniemerk en in de Benelux iedere inbreuk op de internationale merkregistraties te staken. Verder heeft de rechtbank, voor zover van belang, overwogen en beslist:

De overige vorderingen van Sisley

Opgave

4.35. Nu merkinbreuk is vastgesteld, is de gevorderde opgaveverplichting (vordering C.), zoals hiervoor onder 4.34 overwogen, toewijsbaar op grond van (artikel 130 lid 2 UMVo in verbinding met) artikel 2.22 lid 4 BVIE. Uit de stellingen van Sisley blijkt dat de opgave onder meer bedoeld is om de schade vast te stellen. Dat [eiseres] Sisley-producten met de massa-aanbiedingen heeft aangeboden is niet in geschil. Als gevolg hiervan zijn mogelijk ook Sisley-producten verhandeld, waardoor Sisley (mogelijk) schade heeft geleden. Daarmee heeft Sisley ook een belang bij de opgave ter vaststelling van de (omvang van) die schade. De rechtbank gaat voorbij aan het in dat verband gevoerde verweer van [eiseres] dat een opgave disproportioneel is. Het – door de wetgever erkende – belang bij het verkrijgen van informatie omtrent de merkinbreuk en de schade weegt naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het door [eiseres] genoemde belang van geheimhouding van haar bronnen.

4.36. Wel zal de rechtbank de opgave als volgt beperken. Ten eerste zal de opgave worden beperkt tot de producten die inbreuk maken; artikel 2.22 lid 4 BVIE voorziet immers slechts in een wettelijke basis voor het verstrekken van informatie over “goederen waarmee inbreuk is gepleegd”. Aangezien de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat [eiseres] merkinbreuk heeft gepleegd door het versturen van de massa-aanbiedingen, gelden slechts de daarbij aangeboden producten als zodanig. Aan deze producten, te weten de producten met één of meerdere van de Sisley-merken die zijn aangeboden bij de massa-aanbiedingen, zal hierna en in het dictum worden gerefereerd als de ‘Inbreukmakende Producten’. Ten tweede zal de rechtbank de aanvangsdatum van de periode waarover opgave moet worden gedaan bepalen op 1 januari 2023, de eerste dag van het jaar waarin de eerste inbreuk is geconstateerd. Ten derde zal de opgave worden beperkt tot de Europese Unie dan wel de Benelux. Ten slotte zal de rechtbank het gevorderde onder (b) van vordering C. beperken tot de nettowinst die [eiseres] met de verkoop van de Inbreukmakende Producten heeft gemaakt, nu deze informatie (mogelijk) relevant is voor het vaststellen van enige schadevergoeding van Sisley (zie onder 4.41 hierna). Voor de rechtbank valt zonder nadere onderbouwing van Sisley niet in te zien welk belang Sisley heeft bij de overige door haar onder (b) verzochte informatie, zodat zij de vordering op dit punt zal afwijzen. Ook zal het onder (b) gevorderde worden afgewezen voor zover het ziet op berekening van de nettowinst volgens de “variabele kostprijsberekeningsmethode”, nu deze nettowinst volgens jurisprudentie berekend dient te worden aan de hand van de verkoopprijs na aftrek van de aankoopprijs en van belastingen en kosten die rechtstreeks verband houden met de verkoop van de desbetreffende producten.

Recall en afgifte vernietiging

4.37. Om verdere inbreuken te beëindigen of te voorkomen, zal de onder D. gevorderde recall en afgifte ter vernietiging worden toegewezen voor zover dit ziet op de verhandelde Inbreukmakende Producten. De rechtbank gaat voorbij aan het argument van [eiseres] dat de aanwezigheid van een resterende voorraad bij haar professionele afnemers onwaarschijnlijk is omdat de aanbiedingen dateren van maart 2023 althans mei 2024. Het enkele tijdsverloop is op zichzelf onvoldoende om aan te kunnen nemen dat geen sprake is van een resterende voorraad bij de betreffende afnemers.

4.38. De gevorderde afgifte ter vernietiging van Sisley-producten en brochures, prijslijsten en/of ander promotiemateriaal (vorderingen E. en F.) zal eveneens worden toegewezen, zij het dat dit (om dezelfde reden als hiervoor) zal worden beperkt tot de lnbreukmakende Producten althans brochures, prijslijsten en/of ander promotiemateriaal die bij de massa-aanbiedingen zijn gebruikt. Het feit dat het conservatoir beslag tot afgifte van de voorraad van Sisley-producten van 12 juli 2024 geen doel heeft getroffen is op zichzelf geen reden om de gevorderde afgifte van de voorraad van Inbreukmakende Producten af te wijzen. Indien [eiseres] geen voorraad van dergelijk soort producten heeft, hoeft zij ook niets af te geven en zal zij hiervan dus ook geen hinder ondervinden.

(…)

5 De beslissing

De rechtbank

in conventie

(…)

5.2. veroordeelt [eiseres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan mr. N.D.R. Nefkens, (…), onder overlegging van kopieën van offertes, facturen, bankafschriften en andere relevante documenten of bescheiden, een verifieerbare opgave te doen over de periode vanaf 1 januari 2023, voor zover dit ziet op de Europese Unie (wat betreft het SISLEY-Uniemerk) dan wel de Benelux (wat betreft de SISLEY-internationale merkregistraties), van:

5.3. beveelt [eiseres] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis alle verhandelde Inbreukmakende Producten terug te roepen bij de afnemers, niet zijnde particulieren, en deze binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis aan Sisley af te geven, ter vernietiging op kosten van [eiseres] ;

5.4. beveelt [eiseres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de volledige voorraad van Inbreukmakende Producten af te geven, ter vernietiging op kosten van [eiseres] ;

5.5. beveelt [eiseres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan Sisley afgifte te doen van de aanwezige voorraad van brochures, prijslijsten en/of ander promotiemateriaal die bij de massa-aanbiedingen zijn gebruikt, ter vernietiging door Sisley op kosten van [eiseres] ;

5.6. veroordeelt [eiseres] tot betaling aan Sisley van een dwangsom van:

- € 1.000- voor iedere overtreding van de in 5.3, 5.4 en 5.5 opgelegde bevelen en/of veroordelingen, alsmede voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt;

- € 500,- per dag dat [eiseres] in strijd handelt met de in 5.2 opgelegde veroordeling;

met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 100.000.-:”

2.8. Op 5 juni 2025 heeft Sisley het vonnis aan [eiseres] doen betekenen. Daarbij is het bevel gedaan om aan 5.1. tot en met 5.5. van het vonnis te voldoen.

2.9. Bij brief van 6 althans 18 juni 2025 heeft mr. Geerlof aan mr. Nefkens bericht dat [eiseres] meent dat 5.2. tot en met 5.5. van het vonnis louter betrekking hebben op de in de massa-aanbiedingen aangeboden Sisley-producten. Volgens mr. Geerlof hebben er naar aanleiding van de massa-aanbiedingen geen transacties plaatsgevonden, zodat een deel van de in 5.2. genoemde informatie niet bestaat. Ook schrijft hij dat [eiseres] de in de massa-aanbiedingen aangeboden producten nooit op voorraad heeft gehad en niet over brochures en/of ander promotiemateriaal beschikt. Gelet daarop kan geen voorraad worden teruggeroepen of afgegeven. Verder zijn er geen brochures en ander promotiemateriaal die bij de massa-aanbiedingen zijn gebruikt. Bij de brief zijn twee Excel-bestanden gevoegd waarin de e-mailadressen van de ontvangers van de massa-aanbiedingen zijn opgenomen. Mr. Geerlof heeft daarbij opgemerkt dat het voor [eiseres] onmogelijk is om de overige gegevens van de ontvangers binnen veertien dagen te verstrekken, omdat deze niet eenvoudig in haar administratie te achterhalen zijn. Ook zijn bij de brief de prijslijsten van de massa-aanbiedingen gevoegd die Sisley in de bodemprocedure in het geding heeft gebracht.

2.10. Op 18 juni 2025 zijn partijen een termijn van zes maanden overeengekomen voor het verstrekken van de overige gegevens (de namen, adressen, telefoonnummers en webadressen) van de ontvangers van de massa-aanbiedingen.

2.11. Bij e-mail van 20 juni 2025 heeft mr. Nefkens aan mr. Geerlof laten weten dat 5.2. tot en met 5.5. van het vonnis volgens Sisley zien op de in- en verkoop van Sisley-producten in de periode dat de merkinbreuk plaatsvond, te weten vanaf 1 januari 2023. Daarbij heeft mr. Nefkens opgemerkt dat zolang [eiseres] de uitleg van Sisley niet volgt en daarmee niet aan het vonnis voldoet, dwangsommen verbeurt.

2.12. Op 11 juli 2025 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.

3 Het geschil

3.1. [eiseres] vordert na vermindering van haar eis dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

3.2. Sisley voert verweer en concludeert, kort gezegd, tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten gebaseerd op de IE-indicatietarieven voor een normaal kort geding.

4 De beoordeling

4.1. Er is sprake van een internationale zaak, omdat [eiseres] in Nederland en Sisley in Frankrijk gevestigd is. De voorzieningenrechter moet daarom ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Gelet op de vrijwillige verschijning van Sisley volgt de rechtsmacht van de Nederlandse rechter uit artikel 26 van de in dit geval toepasselijke Verordening Brussel I-bis (stilzwijgende forumkeuze). De relatieve bevoegdheid van de voorzieningenrechter volgt (ook) uit artikel 438 lid 1 Rv.

spoedeisend belang

4.2. [eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, omdat Sisley het standpunt inneemt dat [eiseres] niet aan het vonnis heeft voldaan en daarmee dwangsommen heeft verbeurd. Zij is voornemens die ook daadwerkelijk te gaan innen, maar in afwachting van de uitkomst van dit kort geding heeft Sisley toegezegd niet tot inning van dwangsommen over te zullen gaan. Omdat de mondelinge behandeling door omstandigheden aan de zijde van de advocaat van Sisley is verplaatst (zie 1.2.), heeft Sisley daarnaast laten weten over de periode van 26 juni 2025 tot 18 juli 2025 geen dwangsommen te zullen incasseren.

toetsingskader

4.3. In dit kort geding ligt de vraag voor of [eiseres] dwangsommen heeft verbeurd. Deze vraag moet worden beantwoord door hetgeen ter uitvoering van het veroordelend vonnis is verricht te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dienen het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Daarbij moet de voorzieningenrechter de veroordeling uitleggen in het licht van de overwegingen waarop deze berust.

uitleg beslissing

4.4. In 5.2. van het vonnis (hierna: de opgaveverplichting) is [eiseres] veroordeeld om over de periode vanaf 1 januari 2023 informatie aan Sisley te verstrekken over, kort gezegd, het aantal vervaardigde, ingekochte en verkochte inbreukmakende producten, de daarmee gemaakte nettowinst, de gegevens van de professionele partijen aan wie een aanbod tot verkoop van de inbreukmakende producten is gedaan, de gegevens van de leveranciers en afnemers van die producten, de media waarop de inbreukmakende producten zijn geplaatst, de voorraad inbreukmakende producten en de brochures, prijslijsten en/of ander promotiemateriaal waarin de Sisley-merken zijn gebruikt.

In 5.3. tot en met 5.5. van het vonnis (hierna: de bevelen) is [eiseres] bevolen om alle verhandelde inbreukmakende producten terug te roepen en deze producten en de voorraad van inbreukmakende producten en de bij de massa-aanbiedingen gebruikte brochures, prijslijsten en/of ander promotiemateriaal aan Sisley af te geven.

4.5. Tussen partijen is in geschil wat onder “Inbreukmakende Producten” moet worden verstaan. Volgens [eiseres] gaat het om de specifieke producten die bij de massa-aanbiedingen zijn aangeboden. Volgens Sisley betreft het alle productcategorieën of -typen die in de massa-aanbiedingen zijn genoemd en in de periode dat de merkinbreuk plaatsvond (de jaren 2023 en 2024) door [eiseres] zijn ingekocht, aangeboden en verhandeld.

4.6. In 4.35. van het vonnis heeft de rechtbank overwogen dat als gevolg van de massa-aanbiedingen mogelijk Sisley-producten zijn verhandeld, waardoor Sisley mogelijk schade heeft geleden. Daarbij heeft de rechtbank aangenomen dat het belang van Sisley bij een opgave van informatie over de inbreukmakende producten is gelegen in de vaststelling van (de omvang van) die schade. In 4.36. van het vonnis heeft de rechtbank de opgaveverplichting beperkt tot producten die inbreuk maken op Sisley’s merken en als volgt toegelicht wat onder “Inbreukmakende Producten” wordt verstaan:

“(…) Aangezien de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat [eiseres] merkinbreuk heeft gepleegd door het versturen van de massa-aanbiedingen gelden slechts de daarbij aangeboden producten als zodanig. Aan deze producten, te weten de producten met één of meerdere van de Sisley-merken die zijn aangeboden bij de massa-aanbiedingen, zal hierna en in het dictum worden gerefereerd als de ‘Inbreukmakende Producten’. (…)”

4.7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de overwegingen 4.35. en 4.36. dat het doel en de strekking van de opgaveverplichting is dat Sisley kan vaststellen of zij als gevolg van de massa-aanbiedingen schade heeft geleden en zo ja wat de omvang daarvan is. Dit is dus de uitleg van het vonnis waarvan [eiseres] in redelijkheid mocht uitgaan. Anders dan Sisley stelt, gaat het in dit verband dus niet om een doelmatige bestrijding van merkinbreuk als zodanig.

Voor het kunnen vaststellen van (de omvang van) schade is het van belang dat [eiseres] informatie verstrekt over de producten die zij bij de massa-aanbiedingen heeft aangeboden. Zij hoeft dus, zoals ook blijkt uit het woord slechtsin 4.35 van het vonnis*,* geen opgave te doen van iedere in- en verkoop van producten van het soort dat met de massa-aanbiedingen zijn aangeboden (in de periode dat de merkinbreuk plaatsvond). Dit zou, zoals [eiseres] terecht aanvoert, ook niet logisch zijn, omdat in het vonnis niet is vastgesteld dat [eiseres] inbreuk op de merkrechten van Sisley heeft gemaakt anders dan met de in de massa-aanbiedingen aangeboden producten. In geval van parallelimport van originele merkproducten moet immers per concreet exemplaar van het product (het concreet aangeboden potje/flesje Emulsion Ecologique) worden vastgesteld dat sprake is van inbreuk. Dat er in dit geval ook sprake is (geweest) van namaakproducten stelt Sisley wel, maar elke serieuze aanwijzing daarvoor ontbreekt, zodat dat standpunt wordt verworpen.

Dit betekent dat ten aanzien van de opgaveverplichting de uitleg die [eiseres] aan het vonnis geeft juist is.

4.8. Deze uitleg geldt ook voor de bevelen. Hoewel in 4.37. van het vonnis staat dat met een recall en afgifte ter vernietiging verdere inbreuken worden beëindigd of voorkomen, is daarbij ook expliciet overwogen dat het gaat om de verhandeling van inbreukmakende producten zoals in het vonnis gedefinieerd. Die definitie is hiervoor genoemd. [eiseres] hoefde het vonnis niet anders te begrijpen dan zij heeft gedaan.

toetsing verrichte handelingen aan beslissing

4.9. [eiseres] stelt dat de massa-aanbiedingen niet tot transacties hebben geleid. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij verkooplijsten in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij in 2023 en 2024 in totaal 28 partijen Sisley-producten heeft verkocht. Deze transacties zijn volgens [eiseres] niet voortgekomen uit de massa-aanbiedingen, wat volgens haar ook uit de overgelegde verkooplijsten blijkt. Een deel van de op te geven informatie bestaat volgens [eiseres] dus niet en kan om die reden niet worden overgelegd. De informatie die wel bestaat, heeft [eiseres] al aan Sisley verstrekt, met uitzondering van de hiervoor in 2.10. bedoelde gegevens. [eiseres] meent daarmee aan het vonnis te hebben voldaan, zodat geen dwangsommen zijn verbeurd. Aan de bevelen kan en hoeft [eiseres] , niet te voldoen, met uitzondering van de afgifte van de bij de massa-aanbiedingen gebruikte prijslijsten, omdat zij geen inbreukmakende producten op voorraad heeft (gehad) en geen gebruik heeft gemaakt van brochures en/of ander materiaal ter promotie van de inbreukmakende producten. De prijslijsten heeft Sisley al.

4.10. Sisley betwist dat [eiseres] een sluitende opgave heeft gedaan. Volgens haar betekent dit dat dwangsommen zijn verbeurd, die door haar kunnen worden geïnd.

4.11. Nu [eiseres] een opgave heeft gedaan, is het aan Sisley om aannemelijk te maken dat die opgave niet conform het vonnis is gedaan. Omdat het gegevens betreft die zich in het domein van [eiseres] bevinden, dient [eiseres] daartoe wel voldoende aanknopingspunten te bieden. Dat heeft zij gedaan. In tegenstelling tot Sisley ziet de voorzieningenrechter voorshands onvoldoende aanleiding om aan de juistheid van de door [eiseres] in het geding gebrachte verkooplijsten te twijfelen. Ook zijn de verkooplijsten naar voorlopig oordeel een indicatie dat de 28 partijen Sisley-producten niet zijn ingekocht bij de handelaar van wie [eiseres] de prijslijsten voor de massa-aanbiedingen heeft ontvangen. Uit de lijsten blijkt namelijk dat in ieder geval de helft van de voor dit kort geding relevante partijen is verkocht vòòr het verzenden van de massa-aanbiedingen. Ook lijken de afnemers op de lijsten, voor zover dat in dit kort geding kan worden beoordeeld, niet terug te komen op de lijst met e-mailadressen van potentiële afnemers die de massa-aanbiedingen hebben ontvangen.

De voorzieningenrechter constateert dat de verkooplijsten geen sluitend bewijs zijn van de stelling dat de massa-aanbiedingen niet tot transacties hebben geleid. Echter, om hierover meer duidelijkheid te geven, zou [eiseres] (vertrouwelijke) stukken aan Sisley moeten verstrekken waartoe zij op grond van het vonnis niet gehouden is. Om die reden, en bij gebreke van duidelijke aanwijzingen in andere zin, zijn de aanknopingspunten die [eiseres] in de vorm van de verkooplijsten heeft gegeven voorshands voldoende.

Overigens heeft [eiseres] aan het begin van de zitting aangeboden om stukken over te leggen waaruit onomstotelijk zou blijken dat geen transacties uit de massa-aanbiedingen zijn voortgekomen, mits deze stukken als vertrouwelijk zouden worden aangemerkt. Sisley heeft daartegen bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter heeft dat bezwaar gehonoreerd omdat het voorstel pas aan het begin van de mondelinge behandeling is gedaan en niet tevoren met Sisley besproken, zodat de advocaat van Sisley daarmee werd overvallen. Het staat partijen vanzelfsprekend vrij om alsnog nadere afspraken over kennisname van deze stukken te maken.

Per saldo is niet aannemelijk geworden dat er daadwerkelijke verkopen/verhandelingen van inbreukmakende producten in de zin van het vonnis hebben plaatsgevonden als gevolg van de massa-aanbiedingen. Het vorenstaande leidt ertoe dat naar voorlopig oordeel geen informatie bestond over het aantal vervaardigde, ingekochte en verkochte inbreukmakende producten, de daarmee gemaakte nettowinst en de gegevens van, kort gezegd, leveranciers en afnemers van de inbreukmakende producten (conform 5.2. onder a., b. en d. van het vonnis).

4.12. Sisley wordt evenmin gevolgd in haar stelling dat [eiseres] opgave had moeten doen van de inkoop van Ecological Compound bij het Australische [bedrijf] Ltd, niet zijnde een erkende Sisley-distributeur, en de doorverkoop daarvan in 2023 en 2024 aan afnemers in de Europese Unie. Deze transactie ziet namelijk niet op producten waarop de opgaveverplichting betrekking heeft, althans er is geen aanleiding om aan te nemen dat dat wel zo is. Verder ontbreken solide aanwijzingen dat [eiseres] de massa-aanbiedingen op een prijslijst van een leverancier uit Vietnam heeft gebaseerd. [eiseres] heeft namelijk toegelicht dat zij in de bodemprocedure de prijslijst slechts als voorbeeld heeft genoemd en om die reden niet heeft verstrekt. Naar voorlopig oordeel heeft [eiseres] dan ook niet in strijd gehandeld met 5.2. onder e. van het vonnis.

4.13. Sisley betoogt verder dat het merk Sisley tot en met februari 2024 op de website van [eiseres] heeft gestaan en dat [eiseres] daarvan in strijd met 5.2. onder f. van het vonnis geen opgave heeft gedaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hoefde [eiseres] die opgave niet te doen. Een dergelijke opgave strekt namelijk verder dan tot het bereiken van het met de opgaveverplichting beoogde doel (het vaststellen van (de omvang van) mogelijke schade als gevolg van de massa-aanbiedingen). Bovendien was Sisley met deze openbaar toegankelijke informatie al bekend.

4.14. [eiseres] is in 5.2. onder g. van het vonnis veroordeeld om opgave te doen van “de brochures, prijslijsten en/of ander promotiemateriaal waarin één of meerdere Sisley-merken zijn gebruikt, op het moment van de betekening van de dagvaarding, het vonnis en de dag der algehele voldoening”. Dit strookt echter niet met de beperking van de opgaveverplichting tot informatie over “Inbreukmakende Producten” en het bevel in 5.5. van het vonnis. Als de rechtbank heeft bedoeld hier een veroordeling uit te spreken die los staat van de inbreukmakende producten en van het bevel in 5.5. van het vonnis, valt uit de overwegingen niet op te maken wat daarvan de grond is en hoe die veroordeling dan moet worden verstaan. Omdat de veroordeling op dit punt onvoldoende duidelijk is, kunnen geen dwangsommen worden verbeurd. Een voorwaarde voor het kunnen verbeuren van dwangsommen is immers dat duidelijk is wat de veroordeelde moet doen.

Over 5.2 c van het vonnis hebben partijen nadere afspraken gemaakt; de afgesproken termijn is nog niet verstreken.

4.15. [eiseres] heeft te kennen gegeven dat zij niet over brochures en promotiemateriaal beschikt die zijn gebruikt voor de massa-aanbiedingen. De voorzieningenrechter ziet geen reden om hieraan te twijfelen, omdat uit niets van het bestaan hiervan blijkt. Ten slotte zij betoogd dat zij geen voorraad inbreukmakende producten heeft gehad. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij toegelicht dat zij pas overgaat tot inkoop van producten als naar aanleiding van een massa-aanbieding interesse wordt getoond en, in samenspraak met de leverancier, een deal met een afnemer tot stand komt. [eiseres] heeft deze handelwijze betwist en er daarnaast op gewezen dat [eiseres] in de conclusie van antwoord in het eerdere kort geding heeft erkend dat zij inbreukmakende producten op voorraad had bij derden. Anders dan Sisley leest de voorzieningenrechter dit niet in die conclusie van antwoord. Daarin staat namelijk dat massa-aanbiedingen niet (altijd) aan de hand van de bij [eiseres] aanwezige voorraad worden verstuurd en dat [eiseres] met voorbestellingen werkt omdat de aangeboden producten niet altijd op voorraad zijn bij de betreffende leverancier. Nu de massa-aanbiedingen naar voorlopig oordeel niet tot transacties hebben geleid en bij de beslaglegging geen voorraad van inbreukmakende producten is aangetroffen, acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat er een voorraad inbreukmakende producten is (geweest). Deze kan dus ook niet worden teruggeroepen of afgegeven, zodat [eiseres] niet aan de bevelen hoeft te voldoen.

conclusie en proceskosten

4.16. De conclusie van het voorgaande is dat [eiseres] , voorshands aan het vonnis heeft voldaan en geen dwangsommen heeft verbeurd. Daarbij wordt benadrukt dat het om een voorlopig oordeel gaat, waarbij niet vooruit wordt gelopen op beslissingen in het door [eiseres] ingestelde hoger beroep.

Nu Sisley te kennen heeft gegeven de dwangsomveroordeling in 5.6. van het vonnis ten uitvoer te willen leggen, is ingrijpen door de voorzieningenrechter op zijn plaats. De vordering van [eiseres] wordt dan ook toegewezen, in die zin dat de voorzieningenrechter, om nadere complicaties te voorkomen, de executie van de dwangsomveroordeling op grond van artikel 438 lid 2 Rv schorst totdat een einduitspraak op het door [eiseres] ingestelde hoger beroep tegen het vonnis is gewezen. Daarmee bestaat geen aanleiding voor het opleggen van een dwangsom aan Sisley.

4.17. Sisley wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [eiseres] vergoeden. [eiseres] vordert op grond van artikel 1019h Rv een vergoeding van haar volledige proceskosten, die zij begroot op € 14.586,37. De voorzieningenrechter gaat er daarbij van uit dat de als productie 20 overgelegde kostenstaat tevens de opgegeven kosten in productie 8 omvat. Partijen zijn het erover eens dat de proceskosten aan de hand van de IE-indicatietarieven moeten worden begroot en dat deze zaak een “normaal” kort geding betreft met een tarief van maximaal € 15.000,00 voor advocaatkosten. Dat betekent dat de werkelijke kosten, die lager zijn dan het maximum, toewijsbaar zijn. De voorzieningenrechter volgt partijen hierin en begroot de proceskosten (inclusief nakosten) als volgt:

  • griffierecht: € 714,00

  • salaris advocaat: € 14.586,37

  • nakosten: € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal: € 15.478,37

4.18. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. schorst de tenuitvoerlegging van de veroordeling in 5.6. van het vonnis van 4 juni 2025 totdat een einduitspraak op het door [eiseres] ingestelde hoger beroep tegen dat vonnis is gewezen,

5.2. veroordeelt Sisley in de proceskosten van € 15.478,37 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als zij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,

5.3. veroordeelt Sisley in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,

5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2025. [2971/106]