ECLI:NL:RBOVE:2025:5998 - Rechtbank Overijssel - 7 oktober 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rekestnummer: C/08/336899 / KG RK 25-400
Beschikking van de voorzieningenrechter van 7 oktober 2025
in de zaak van
OBVION N.V., te Eindhoven, verzoekster, hierna te noemen: de bank, advocaat: mr. E.E.W. Danen,
tegen
1 [belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats 1],2. [belanghebbende 2], wonende te [woonplaats 2], hierna samen te noemen: de hypotheekgevers, 3. [belanghebbende 3] B.V., kantoorhoudende te [vestigingsplaats 1],4. DOMAIN GASSELTERVELD B.V., kantoorhoudende te Bergentheim,5. FABBRI B.V., kantoorhoudende te Bergentheim,6. [belanghebbende 4] B.V., kantoorhoudende te [vestigingsplaats 2],7. ÉÉN OF MEER - AL DAN NIET ZAKELIJKE - (ONDER)HUURDERS, van wie de namen niet kunnen worden achterhaald, wonende te [woonplaats 3], hierna samen te noemen: de huurders, allen samen te noemen: de belanghebbenden, advocaat: mr. C.H. Schuth.
1 De procedure
1.1. De bank heeft een verzoekschrift inroepen huurbeding ex artikel 3:264 Burgerlijk Wetboek (BW) met producties 1 tot en met 10 ingediend.
1.2. Bij brieven van de griffier van 5 augustus 2025 zijn de belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een mondelinge behandeling te verzoeken indien van hun zijde bezwaar zou bestaan tegen het ingediende verzoek.
1.3. Bij brief van 19 augustus 2025 (ter griffie ontvangen op 21 augustus 2025) heeft mr. C.H. Schuth namens de belanghebbenden verzocht om een mondelinge behandeling te bepalen.
1.4. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2025. Namens de bank is mr. E.E.W. Danen verschenen. De belanghebbenden noch mr. Schuth zijn verschenen.
1.5. De beschikking is bepaald op vandaag.
2 Het verzoek
2.1. De bank verzoekt de voorzieningenrechter, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
2.2. De belanghebbenden hebben geen bezwaar gemaakt.
3 De beoordeling
3.1. Bij notariële akte van 19 juli 2004 hebben de hypotheekgevers aan de bank het recht van eerste hypotheek verleend op het woonhuis met verdere opstallen, ondergrond, erf en tuin, aan de [adres] (hierna te noemen: het onderpand).
3.2. In deze hypotheekakte is een huurbeding als bedoeld in artikel 3:264 lid 1 BW opgenomen.
3.3. De bank heeft de hypotheekgevers bij deurwaardersexploot van 21 juli 2025 aangezegd dat tot openbare verkoop van het onderpand zal worden overgegaan op 22 oktober 2025. Bij deurwaardersexploten van 21 juli 2025 heeft de bank de huurders aangezegd dat executie zal plaatsvinden en dat daarbij het huurbeding zal worden ingeroepen.
3.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
3.5. Artikel 3:264 lid 1 BW bepaalt dat de hypotheekhouder het huurbeding inroept voorafgaand aan de veiling en dat hij slechts om drie redenen daarvan kan afzien, te weten indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:
a. de instandhouding van de huurovereenkomst in het belang is van de opbrengst bij de openbare verkoop; of
b. ook met instandhouding van de huurovereenkomst kennelijk een voldoende opbrengst zal worden verkregen om alle hypotheekhouders die het beding hebben gemaakt en het jegens de huurder kunnen inroepen te voldoen; of
c. er geen personen krachtens huurovereenkomst gebruik kunnen maken van het bezwaarde goed op het moment van bekendmaking van de executoriale verkoop.
3.6. Aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van het verzoek tot het inroepen van het huurbeding is voldaan. De hypotheekschuld bedraagt per 16 juni 2025 € 449.763,97. Uit het taxatierapport volgt dat het onderpand bij een executieveiling in verhuurde staat vermoedelijk € 390.000,00 zal opbrengen en vrij van huur en gebruik € 510.000,00. Het is daarom aannemelijk dat met instandhouding van de eventuele huurovereenkomsten in ieder geval onvoldoende opbrengst zal worden verkregen om de bank als eerste hypotheekhouder die het beding heeft ingeroepen, te voldoen.
3.7. Nu het verlof om het huurbeding in te roepen, zal worden verleend, zal de voorzieningenrechter de huurders veroordelen tot ontruiming van het onderpand. De voorzieningenrechter zal een ontruimingstermijn van drie dagen na de betekening van deze beschikking geven, zoals is gevorderd.
3.8. De voorzieningenrechter ziet gelet op het karakter van deze procedure geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
4 De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. verleent verlof aan de bank om het in de hypotheekakte opgenomen huurbeding in te roepen tegen de huurders,
4.2. veroordeelt de huurders het onderpand met al het hunne en de hunnen te ontruimen en ter vrije beschikking van de bank te stellen,
4.3. bepaalt dat gedurende een termijn van drie dagen na de betekening van de beschikking aan huurders niet mag worden ontruimd,
4.4. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025.