ECLI:NL:RBOVE:2025:5991 - Rechtbank Overijssel - 9 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-111855-25 en 16-330755-21 (tul) (P) Datum vonnis: 9 oktober 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 2002 in [geboorteplaats 1], wonende aan de [woonplaats], nu verblijvende in de P.I. [locatie].
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. F.N. Dijkers, advocaat in Diemen, naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op de terechtzitting van 22 juli 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 29 oktober 2024 in [plaats], al dan niet samen met anderen, met (bedreiging van) geweld, spullen van [slachtoffer] heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2024 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (Samsung Galaxy A04e, kleur zwart) en/of een telefoonoplader en/of een identiteitskaart (op naam van [slachtoffer]) en/of een boxershort (merk Ziki, kleur lichtblauw) en/of een mes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-
voornoemde [slachtoffer] zijn woning in te duwen en/of op de bank te duwen en/of naar de bank te sommeren,
-
voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen (dreigend) de woorden toe te voegen “vieze kanker ventje", “met je kanker moeder man” en/of “kanker sukkel”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (hierbij) voornoemde [slachtoffer] te filmen en/of (hierbij) in/naar het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te wijzen en/of (hierbij) voornoemde [slachtoffer] (met het opnameapparaat) in/op het gezicht/hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
-
een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in het gezicht, althans het hoofd, van voornoemde [slachtoffer] te zetten en/of te duwen en/of te steken.
3 De bewijsmotivering
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft partiële vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde bedreiging met een mes en de diefstal van het mes.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
3.3.1 Inleiding Op 29 oktober 2024 omstreeks 19:25 uur ontving de politie een melding van een overval in een woning aan de [adres 1]. Drie jongens zouden onder dreiging met een mes de bewoner [slachtoffer] hebben gedwongen spullen af te staan.
3.3.2 Verklaringen verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] [verdachte] heeft bekend dat hij op 29 oktober 2024 in de woning van aangever [slachtoffer], gelegen aan de [adres 1], is geweest. Daar heeft hij [slachtoffer] opgedragen plaats te nemen op de bank, hem uitgescholden met ‘kanker viezerik’ en vervolgens een telefoon tegen zijn gezicht gedrukt. Bij het verlaten van de woning zijn zowel de telefoon met oplader als de in het telefoonhoesje aanwezige identiteitskaart van [slachtoffer] meegenomen. [verdachte] ontkent een mes in handen te hebben gehad, dit te hebben gebruikt of daarmee te hebben gedreigd. [verdachte] heeft voorts verklaard dat hij nadien heeft gefilmd hoe hij samen met twee andere jongens in een rijdende auto zit, waarbij onder meer de telefoon en de identiteitskaart van [slachtoffer] zichtbaar zijn. Op de vraag wie de andere twee jongens zijn, heeft [verdachte] zich op zijn zwijgrecht beroepen of verklaard dat hij alleen over zichzelf en niet over anderen wil verklaren.
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 oktober 2024 met twee jongens naar [plaats] is gereden. Hij bestuurde de auto en is op het desbetreffende filmpje zichtbaar als de bestuurder van het voertuig.
3.3.3 Betrouwbaarheid verklaring aangever [slachtoffer] De verdediging heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat de verklaring van [slachtoffer] niet betrouwbaar is, nu hij op essentiële punten, zoals wie van de betrokken personen met het mes zou hebben gedreigd, inconsistent heeft verklaard. Daarom kan zijn verklaring op dat punt niet voor het bewijs worden gebruikt, aldus de verdediging.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar. [slachtoffer] heeft uitgebreid, gedetailleerd en in hoofdlijnen consistent verklaard over wat zich op 29 oktober 2024 in zijn woning heeft afgespeeld. Zijn verklaring vindt in belangrijke mate en op overtuigende wijze steun in andere stukken in het dossier zoals onder meer in de bij het aanvullend verhoor van aangever bijgevoegde foto’s van het letsel en de processen-verbaal van bevindingen waarin de beelden die zijn gemaakt met de telefoon van [verdachte] zijn beschreven. Dat zijn verklaring op bepaalde punten, beperkt tot enkele details, niet geheel overeenkomt, is verklaarbaar vanwege het tijdstip van de verklaring, kort na het tenlastegelegde feit, en doet geen afbreuk aan de betrouwbaarheid ervan. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de gemoedstoestand van [slachtoffer] kort na het tenlastegelegde feit van invloed kan zijn geweest op de waarneming van bepaalde details en de herinnering daaraan. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] dan ook betrouwbaar en in zijn geheel bruikbaar voor het bewijs.
3.3.4 Vaststelling van de feiten en omstandigheden Op 29 oktober 2024 rond 19:00 uur bevond [slachtoffer] zich in zijn woning aan de [adres 1]. [slachtoffer] verkeerde op dat moment in de veronderstelling dat [naam 1], met wie hij sinds twee dagen telefonisch contact had en aan wie hij zijn adresgegevens had gegeven, naar hem onderweg was om samen met hem pizza te gaan eten. Toen de bel ging, trof [slachtoffer] daar echter niet [naam 1] of de pizzabezorger aan, maar verdachte [verdachte] met twee pizzadozen in zijn hand. Kort daarop kwamen er nog twee andere jongens bij staan, onder wie medeverdachte [medeverdachte]. [slachtoffer] is vervolgens in zijn woning door [verdachte] op zijn bank geduwd, waarna tegen hem werd geschreeuwd dat hij geld en zijn bankpas moest afstaan. Hierbij is [slachtoffer] door [verdachte] gefilmd en uitgescholden en heeft hij door [verdachte] de telefoon tegen zijn gezicht geduwd gekregen. Ondertussen heeft een van de jongens de persoonlijke spullen van [slachtoffer] doorzocht, waarbij hij een boxershort van [slachtoffer] om zijn hand heeft gedaan. Die jongen stopte de telefoon van [slachtoffer] in zijn zak en de oplader van die telefoon in de broek van een van de andere jongens, die [slachtoffer] op dat moment vasthield. De jongens verzochten [slachtoffer] om de pincode van zijn telefoon aan hen af te geven. Ook heeft een van de jongens de punt van een mes, afkomstig uit de keuken van [slachtoffer], tegen het voorhoofd van [slachtoffer] gezet, terwijl hij hem opdroeg zijn mond te houden. Daarna hebben de jongens, onder wie [verdachte] en [medeverdachte], gezamenlijk de woning verlaten, waarbij voornoemde spullen (waaronder ook de boxershort en het mes) van [slachtoffer] door hen zijn meegenomen.
Rond 19:15 uur heeft een buurtbewoner drie personen over de [adres 2] richting de [adres 3] zien rennen en kort daarna een man horen roepen dat hij was overvallen. Het rennen van deze drie jongens is eveneens zichtbaar op camerabeelden van de betreffende straat. De rechtbank stelt vast dat dit de drie jongens (onder wie [verdachte] en [medeverdachte]) zijn die kort daarvoor spullen uit de woning van [slachtoffer] hebben weggenomen, gelet op het korte tijdsbestek tussen de diefstal uit de woning van [slachtoffer] en het wegrennen van de jongens vanuit de richting van die woning.
[verdachte] heeft gefilmd hoe hij, samen met [medeverdachte] en een andere jongen, in de door [medeverdachte] bestuurde rijdende auto zit, terwijl hij de uit de woning van [slachtoffer] weggenomen telefoon en de identiteitskaart van [slachtoffer] vastheeft.
3.3.5 Overwegingen rechtbank De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat [verdachte] en/of zijn medeverdachten op 29 oktober 2024 [slachtoffer] in zijn woning in [plaats], kort en zakelijk weergegeven:
Hiertegen is door de verdediging ook geen verweer gevoerd.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank tevens bewezen dat [slachtoffer] met een mes is bedreigd, doordat de punt daarvan op zijn hoofd is gezet (derde gedachtestreepje). [slachtoffer] heeft dit kort na het incident in zijn aangifte tegenover de politie verklaard, waarbij hij het mes - dat bovendien uit zijn eigen keuken afkomstig was - gedetailleerd heeft omgeschreven (koksvleesmes, zwart handvat en ongeveer 30 centimeter groot). Ook in zijn aanvullend verhoor, dat eveneens op de dag van het incident heeft plaatsgevonden, heeft [slachtoffer] verklaard dat de punt van het mes op zijn voorhoofd is gezet. Bij dit verhoor is bovendien een foto gevoegd waarop op het voorhoofd van [slachtoffer] een wondje zichtbaar is in de vorm van een punt. Dit wondje, alsmede de plek daarvan, past bij de verklaring van [slachtoffer] dat de punt van het mes op zijn voorhoofd is gezet. Bovendien volgt uit het op de telefoon van [verdachte] aangetroffen filmpje, waarop te zien en te horen is dat [slachtoffer] wordt uitgescholden en dat dus vóór het moment moet zijn opgenomen waarop de punt van het mes tegen zijn voorhoofd werd gezet, dat de genoemde beschadiging op dat moment niet zichtbaar was. De rechtbank oordeelt, anders dan de verdediging, dat de opname van voldoende kwaliteit is om deze waarneming te kunnen doen.
De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] dat hij [slachtoffer] alleen wilde aanspreken op zijn vermeende gedrag en hij geen intentie had om spullen weg te nemen ongeloofwaardig nu [slachtoffer] heeft verklaard dat er tegen hem werd geschreeuwd dat hij geld en zijn bankpas moest afstaan.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] en/of zijn medeverdachten goederen van [slachtoffer] hebben gestolen, waarbij geweldshandelingen zijn verricht en met geweld is gedreigd.
De rechtbank overweegt dat [verdachte] samen met zijn twee medeverdachten, onder wie [medeverdachte], naar de woning van [slachtoffer] in [plaats] is gereden. Vervolgens gingen zij samen de woning van [slachtoffer] binnen. Zowel [verdachte] als zijn medeverdachten hebben in die woning meerdere keren en op verschillende momenten de geweldshandelingen en andere feitelijkheden uitgevoerd. [verdachte] heeft [slachtoffer] op de bank geduwd en uitgescholden, terwijl de medeverdachte(n) de woning doorzochten op persoonlijke spullen, die zij vervolgens bij zich staken om mee te nemen. [verdachte] en zijn medeverdachten verlieten daarop gezamenlijk en al rennend de woning en stapten samen in de auto van [medeverdachte] om daarvandaan met de spullen van [slachtoffer] te vertrekken. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat [verdachte] en zijn medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt. De rechtbank betrekt in haar oordeel ook dat [verdachte] en [medeverdachte] in de periode voorafgaand aan en tot en met het incident frequent telefonisch contact met elkaar hebben gehad.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] zich, samen met zijn medeverdachten, op 29 oktober 2024 in [plaats] schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 oktober 2024 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen een mobiele telefoon (Samsung Galaxy A04e, kleur zwart),een telefoonoplader, een identiteitskaart (op naam van [slachtoffer]),een boxershort (merk Ziki, kleur lichtblauw) en een mes, die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-
voornoemde [slachtoffer] zijn woning in te duwen en op de bank te duwen,
-
voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen “vieze kanker ventje", “met je kanker moeder man” en “kanker sukkel”, en hierbij voornoemde [slachtoffer] te filmen ennaar het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te wijzen en voornoemde [slachtoffer] met het opnameapparaat in het gezicht te slaan en
-
een mes tegen het gezichtvan voornoemde [slachtoffer] te zetten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5 De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [verdachte] strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
6 De op te leggen straf of maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan [verdachte] een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van maximaal twaalf tot achttien maanden op te leggen, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verder is door de verdediging naar voren gebracht dat aan [verdachte] de kans moet worden gegeven om met de reclassering aan zijn toekomst te kunnen werken in verband met zijn jeugdige leeftijd.
6.3 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
[verdachte] heeft, samen met anderen, door middel van geweld en bedreiging met geweld persoonlijke spullen van [slachtoffer] uit zijn woning gestolen. Hierbij zijn zij op zeer geraffineerde wijze te werk gegaan. Voorafgaand aan de diefstal deed verdachte zich in een chatgesprek met [slachtoffer] voor als de 17-jarige [naam 1], voerde hij seksueel getinte gesprekken, vroeg hij aangever om naaktfoto’s en stuurde hij aan op een afspraak bij hem thuis om op die manier zijn adres te achterhalen. Nadat een afspraak was gemaakt en [slachtoffer] zijn adres had verstrekt, hebben [verdachte] en zijn twee medeverdachten [slachtoffer] in zijn woning opgezocht en hem op grove en intimiderende wijze diverse spullen ontnomen. Verder hebben zij geprobeerd [slachtoffer] te dwingen geld en zijn pinpas af te staan. Daarbij werd, naast het gebruik van dreigende woorden en fysiek geweld, een mes tegen zijn voorhoofd geplaatst. [verdachte] en zijn medeverdachten zijn met hun handelen geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van en gevolgen voor [slachtoffer] en hebben slechts oog gehad voor hun eigen financieel gewin. Zij hebben met hun handelen de grenzen van het acceptabele ver overschreden. Zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van [slachtoffer] zijn door [verdachte] en zijn medeverdachten ernstig geschonden. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer] zeer angstig is geweest, het feit een enorme impact op hem heeft gehad en dat hij daarvan nog geruime tijd de gevolgen heeft ondervonden. Door dit feit worden bovendien gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot. De rechtbank rekent dit alles [verdachte] zwaar aan. De rechtbank rekent het [verdachte] verder aan dat hij tijdens de zitting niet volledig verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij samen met zijn medeverdachten heeft gedaan. [verdachte] blijft immers volharden in zijn verklaring dat hij [slachtoffer] slechts heeft willen confronteren en hem ervan wilde weerhouden opnieuw een afspraak met een 17-jarig meisje te maken, zonder dat daarbij geweld of een mes zou zijn gebruikt, terwijl uit het dossier blijkt dat sprake was van een zorgvuldig voorbereide woningoverval waarbij gevraagd is om geld en een bankpas, geweld is gebruikt en met een mes is gedreigd. [verdachte] heeft daarmee laten zien niet volledig inzicht te hebben in de ernst van zijn gedraging.
Persoon van [verdachte]
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [verdachte] van 2 september 2025. Hieruit blijkt dat hij op 25 juni 2025 is veroordeeld door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr hiermee rekening houden bij de strafoplegging. Uit de Justitiële Documentatie blijkt voorts dat [verdachte] nog in de proeftijd liep van een voorwaardelijke jeugddetentie van vijf maanden, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 oktober 2022, waarvan reeds een maand ten uitvoer is gelegd.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het over [verdachte] opgemaakte reclasseringsrapport van 16 september 2025. Hieruit volgt dat tot aan de huidige voorlopige hechtenis zich op de verschillende leefgebieden geen problemen voordoen. [verdachte] beschikt over een zinvolle dagbesteding, stabiele huisvesting bij zijn vader en er waren geen financiële problemen. Er bestaan echter aanwijzingen voor een beperkte emotieregulatie en impulsbeheersing, hetgeen een rol lijkt te hebben gespeeld bij het ten laste gelegde. Het sociaal netwerk van [verdachte] wordt als deels negatief aangemerkt, waarbij de reclassering opmerkt dat hierover geen volledig beeld is verkregen omdat [verdachte] beperkte openheid heeft gegeven over (de rol van) de medeverdachten. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Hoewel eerdere interventies vanuit de jeugdreclassering niet succesvol zijn gebleken, ziet de reclassering mogelijkheden voor begeleiding binnen de volwassenreclassering nu [verdachte] gebaat lijkt bij structuur en stabiliteit. De reclassering concludeert dan ook dat een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden de voorkeur heeft boven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
LOVS oriëntatiepunten
Voor de bepaling van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS van overval binnen een woning met licht geweld of verbale bedreiging. Hiervoor geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend en geboden is. Daarbij neemt de rechtbank al het voorgaande in aanmerking, in het bijzonder de geraffineerde en intimiderende wijze waarop het feit is gepleegd, het gegeven dat dit in de woning van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden en de impact daarvan op [slachtoffer]. Voorts weegt de rechtbank mee dat [verdachte], ondanks dat hij in een proeftijd liep, een dergelijk ernstig strafbaar feit heeft gepleegd. De rechtbank ziet, anders dan de reclassering, geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen en hieraan reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden te verbinden.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het de tijd die [verdachte] in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7 De schade van de benadeelde
7.1 De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert [verdachte] te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.184,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
-
nieuwe identiteitskaart € 78,50;
-
weggenomen telefoon € 106,01.
Aan immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen.
7.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de gevorderde immateriële schade op het standpunt gesteld dat deze moet worden gematigd tot een bedrag van € 2.000,00 dan wel € 3.000,00.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [slachtoffer] schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De opgevoerde materiële schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd, aannemelijk en door de verdediging niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van in totaal € 184,51 daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum waarop het feit is gepleegd.
De rechtbank overweegt over de gevorderde immateriële schade als volgt. Een vergoeding voor immateriële schade kan op grond van artikel 6:106, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden toegekend indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat is hier het geval. [slachtoffer] heeft als gevolg van het handelen van [verdachte] en zijn medeverdachten letsel aan zijn hoofd opgelopen. Bij het vaststellen van de hoogte van het toe te kennen bedrag heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor [slachtoffer]. Ook heeft de rechtbank gekeken naar wat in vergelijkbare gevallen in andere zaken is toegewezen. In het bijzonder is rekening gehouden met de omstandigheid dat de diefstal met geweld en bedreiging met geweld in de woning van [slachtoffer] plaatsvond en dat daarbij een mes is gebruikt. De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op het bedrag van € 3.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum waarop het feit is gepleegd. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
7.5 Hoofdelijkheid
[verdachte] is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat hij tegenover de benadeelde partij [slachtoffer] voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.6 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien [verdachte] jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door [verdachte] niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 41 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
8 De vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-330755-21
Aan de orde is een vordering tenuitvoerlegging van 26 juni 2025 van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 11 oktober 2022, opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vijf maanden.
De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijd van deze voorwaardelijke detentie te verlengen.
De verdediging heeft primair bepleit de proeftijd te verlengen en subsidiair de jeugddetentie om te zetten naar een taakstraf van 240 uren.
De rechtbank overweegt als volgt. Gebleken is dat [verdachte] zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [verdachte] is gebleken dat een deel, te weten een maand jeugddetentie, van deze voorwaardelijk opgelegde straf reeds is tenuitvoergelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 25 juni 2025. Daarom zal de rechtbank de tenuitvoerlegging van het resterende deel van die voorwaardelijk opgelegde straf gelasten, te weten vier maanden jeugddetentie.
9 De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
10 De beslissing
De rechtbank: bewezenverklaring
-
verklaart bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
-
verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
-
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
-
verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart [verdachte] strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
-
veroordeelt [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
-
bepaalt dat de tijd die [verdachte] voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
-
wijst de vordering van de benadeelde partij **[slachtoffer]**toe tot een bedrag van € 3.184,51, bestaande uit € 184,51 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade;
-
veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 3.184,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2024, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, [slachtoffer] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
-
veroordeelt [verdachte] daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
-
legt de maatregel op dat [verdachte] verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.184,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 41 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
-
bepaalt dat als [verdachte] heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de [verdachte] om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als [verdachte] aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
-
wijst de vordering voor het overige af;
-
beveelt de tenuitvoerlegging van het resterende deel van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 11 oktober 2022 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten: vier maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. R.G.J. Gehring en Mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025.
Mr. R.G.J. Gehring is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland onderzoek “Taag24” met nummer ON2R0240752024509951. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 september 2025, voor zover inhoudend de verklaring van verdachte [verdachte], zakelijk weergegeven:
Ik ben op 29 oktober 2024 in de woning van [slachtoffer] aan de [adres 1] geweest. Ik ben samen met twee andere jongens naar [plaats] gereden. Ik stond met pizza voor de deur. In de woning heb ik [slachtoffer] gevraagd om op de bank te gaan zitten. Ik heb hem uitgescholden met “kanker viezerik” en een telefoon tegen zijn gezicht gedrukt. Later zijn we bij de auto teruggekomen. In de auto heb ik een filmpje gemaakt waarop de twee andere jongens zijn te zien. Je ziet op dat filmpje ook de telefoon en identiteitskaart van [slachtoffer]. Die zijn meegenomen uit de woning van [slachtoffer]. De identiteitskaart zat in het telefoonhoesje. De oplader van de telefoon was ook door ons uit de woning meegenomen.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 15 september 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
O: Je bent aangehouden geweest omdat je verdacht wordt van diefstal met geweld gepleegd op 29 oktober 2024 in een woning aan de [adres 4] te [plaats]. A: Ik heb de rit gemaakt naar [plaats] met twee jongens. V: We laten je een filmpje zien gemaakt door jullie op de terugweg nadat de overval heeft plaatsgevonden. Kun je ons zeggen wat jij hierop ziet?A: De bestuurder dat ben ik.A: Ja ik heb gebeld naar [verdachte].
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van verbalisant [verbalisant 3] van 29 oktober 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 26-27:
Op 29 oktober 2024 omstreeks 19:00 uur was ik in mijn aanleunwoning (de rechtbank begrijpt: gelegen aan de [adres 4] te [plaats]). Ik was al sinds twee dagen aan het appen met een mevrouw. Deze mevrouw heette [naam 1]. Ze was een jaar of 17. Ik gaf haar mijn adres. Ik zat op haar te wachten. Ze appte tussendoor dat ze onderweg naar mij was. Even later werd er geklopt op de deur. Ik zag een jongen voor de deur staan met twee pizzadozen. Snel daarna kwamen er nog twee jongens bij staan. Die twee andere jongens duwden mij de woning in en duwden mij het bankstel in. Ik hoorde ze vragen waar mijn geld en mijn bankpas was. In de tussentijd ging de andere jongen in mijn huis op zoek naar spullen. Hiervoor had hij een boxershort van mij om zijn hand gedaan. Deze boxershort was lichtblauw met zwart van het merk Ziki. De boxershort is meegenomen door hem toen hij vertrok. Ik hoorde dat hij de lades overal opentrok en mijn spullen overhoop haalde. Ik zag dat hij mijn telefoon in zijn broekzak deed. Hij pakte ook de oplader en stopte die in de broek van een van de jongens die mij vasthield. De jongen die mijn huis doorzocht had, zette uiteindelijk een mes op mijn voorhoofd. Ik hoorde hem zeggen dat ik mijn mond moest houden. Het mes had een zwart handvat en rond de 30 cm groot. Een koksmes was het. Het mes is met de punt op mijn voorhoofd gezet. Ik heb hier een klein puntje van op mijn voorhoofd. Daarna zijn de jongens vertrokken.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van [slachtoffer] van verbalisant [verbalisant 4] van 29 oktober 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 29-31, alsmede de bijgevoegde foto op p. 32:
V: Vertel eens over het mes?A: Die hebben ze ook meegenomen.V; Waar lag dat mes?A; In de keuken op het aanrecht. [Afbeelding]
Het proces-verbaal getuige [getuige] van verbalisant [verbalisant 4] van 30 oktober 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 45-46:
Op 29 oktober 2024, omstreeks 19.15 uur, wilde ik naar mijn boot die schuin achter de woning aan de [adres 4] in [plaats] ligt. Om bij mijn boot te komen loop ik via het pad van deze woning. Toen ik terugliep naar de straat, zag ik drie personen rennen in de richting van de straat. Ik zag dat ze de [adres 2] overstaken en ze renden in de richting van de [adres 3]. Daarna zag ik een man uit het huisje daar komen. Ik hoorde hem zeggen: ‘Ik ben overvallen, ik ben overvallen’.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 24 december 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 49-64:
Camerabeelden [adres 5]
- Op 29-10-2024 19:0250 uur: 3 mannen te wachten. De eerste persoon draagt een of twee donkerkleurige vierkante dozen met een lichte vlek in het midden, gelijkende op een pizzadoos. De tweede en de derde dader blijven ongeveer 3 a 4 meter achter de eerste dader lopen. Om 19:04:44 uur verdwijnen de daders aan de rechter kant uit beeld. 19:16:54 uur: komen de drie daders, rennend vanuit de rechter kant, in beeld. De drie daders rennen de [adres 2] over, passeren de rotonde en rennen de [adres 3] te [plaats] in.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van 18 april 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 79-90:
Telefoon - Samsung Galaxy S20 FE - [verdachte] – in beslag genomen. Deze werd aangetroffen in het nachtkastje op de slaapkamer van verdachte [verdachte].
3.1 SMS Ik zag dat er meer dan 1000 SMS berichten verstuurd waren naar verschillende telefoonnummers met dezelfde tekst: ‘Hai met [naam 1] 17 jaar oud ik ben op zoek naar een leuke sugardaddy wil jij die zijn whatsapp me’.
3.2 Snapchat Ik zag dat [naam 2] op 8 november 2024 om 22:41 uur een video stuurde. Hiervan heb ik, verbalisant, onderstaande screenshot gemaakt. Ik zag dat [naam 2] op 6 november 2024 om 22:06 uur een foto in de chat stuurt naar [naam 3]. Op 2 november 2024 om 11:04 uur stuurt [naam 4] een foto naar [naam 2]. Ik, verbalisant, herken de man op de afbeeldingen als [verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats 1]. Aangezien de Samsung telefoon in de slaapkamer bij [verdachte] in beslag is genomen en gezien bovenstaande Snapchats is de Samsung telefoon hoogstwaarschijnlijk bij [verdachte] in gebruik.
Ik zag dat [naam 2] op 30 oktober 2024 om 07:44 uur een video had gestuurd. Ik zag dat er een man met een bril werd gefilmd.
Er wordt onder andere tegen de man “vieze kankervent” en “kankersukkel” gezegd. Ik zie nog twee personen in beeld komen. De man heeft in zijn linkerhand een telefoon vast.
Ik zag dat [naam 2] op 29 oktober 2024 om 20:21 uur een video stuurde. Ik zag dat de video was opgenomen in een rijdende auto. Ik zag dat de persoon die de video maakte meerdere telefoons vast had en een identiteitskaart van [slachtoffer].
[Afbeelding]
Ik zag vervolgens de bestuurder in beeld komen. Ik zag dat er ook een man op de achterbank van de auto even kort in beeld was. De video is hoogstwaarschijnlijk met de Samsung telefoon gemaakt, welke in beslag is genomen bij [verdachte] .
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van 10 juli 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Op 18 april 2025 sloot ik het proces-verbaal betreffende de Samsung S20 SM-G781B, in beslag genomen op de slaapkamer van [verdachte] . In dit proces-verbaal beschreef ik een video. In deze video werd een man met een bril gefilmd. Deze man bleek aangever [slachtoffer] te zijn.
[Afbeelding]Ik heb de video opnieuw bekeken. Ik zag in deze video geen letsel bij [slachtoffer] .
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] van 11 juli 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Ik bekeek de video. Ik zie op de video drie personen waaronder het slachtoffer (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ). De persoon die de video maakt is niet in beeld. Ik zie dat het slachtoffer in een stoel zit en de andere drie personen eromheen staan. Ik hoor dat de persoon die de video maakt het volgende tegen het slachtoffer zegt: ‘Vieze kankerventje, vieze, vieze voozje, he bro, vieze kanker voozje, je kankermoeder man, kanker sukkel, kanker sukkel’.
In de video, na ongeveer 2 seconden, hoor ik een doffe knal waarbij het lijkt of de persoon die de video maakt iets naar het voorhoofd van het slachtoffer brengt. Ik zie dat het beeld dan ook een korte periode zwart wordt. Hierna gaat de video weer verder.
[Afbeelding]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] van 11 april 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 139-140:
Telefoonnummer [telefoonnummer 1] op naam van [verdachte] .
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] van 22 april 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 145-146:
Telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Uit de CIOT bevraging bleek dit telefoonnummer te zijn afgegeven aan [medeverdachte], [adres 6]. Uit onderzoek is gebleken dat dit [medeverdachte] betreft. [medeverdachte] is de meisjesnaam van zijn moeder en de [adres 6] is zijn oude woonadres. 12. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] van 17 april 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, p. 142-143:
Historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] [verdachte] De gevorderde periode is van 29 september 2024 00:01 uur tot en met 29 oktober 2024 23:59 uur.
Telefonische contacten Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat er vanaf 3 oktober tot en met het einde van de opgevraagde periode veelvuldig (46x) contact is met telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Uit onderzoek in de politiesystemen blijkt dat dit telefoonnummer in gebruik is bij [medeverdachte], geboren op [geboortedatum 2]-2005 te [geboorteplaats 2].